Voor een deel betreft het overgangsmaatregelen op de korte termijn, en voor een deel betreft het structurele maatregelen voor de langere termijn. Een deel van de maatregelen ziet op duurzame inzetbaarheid, een ander deel op ondersteuning bij eerder uittreden.
Kabinet en sociale partners hebben in het pensioenakkoord afgesproken dat hierbij een randvoorwaarde geldt dat er zowel bij individuele werkgevers als werknemers een prikkel moet bestaan om deze regelingen gericht in te zetten waardoor er geen generieke regelingen ontstaan. Op cao-niveau kunnen hier nadere spelregels over worden afgesproken.
Het complete pakket aan maatregelen moet ervoor zorgen dat iedereen zo goed mogelijke gezondheid het pensioen haalt.
Het doel van partijen is zo snel mogelijk te komen tot een structureel pakket aan maatregelen, dat uiterlijk in werking kan treden voor de afloop van de overgangsmaatregelen.
1 AOW-leeftijd
In het pensioenakkoord zijn twee afspraken gemaakt over de aanpassing van het tempo waarmee de AOW-leeftijd zou stijgen.
- Het vertraagde tempo tot 2025 is per 1 januari 2020 in werking getreden.
- Na 2024 is de verhoging van de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.
Het kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat de stijging van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Dit betekent dat elk jaar levenswinst wordt vertaald in gemiddeld 8 maanden langer doorwerken en
gemiddeld 4 maanden langer AOW-pensioen.
Deze aangepaste koppeling gaat ook gelden voor de pensioenrichtleeftijd, waardoor ook deze minder snel zal stijgen. Het wetsvoorstel dat dit regelt, is bij de Tweede Kamer ingediend.
2 Subsidie duurzame inzetbaarheid
Een van de maatregelen betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden.
Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden en het faciliteren van langer doorwerken, het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die vrijgesteld zijn van RVU-heffing en het introduceren van faciliteiten voor werkenden om inzicht te krijgen in de effecten op het inkomen en pensioenuitkering bij het gebruik maken van diverse regelingen.
3 Programma duurzame inzetbaarheid
Het meerjarig investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen biedt een bovensectorale, structurele en aanvullende ondersteuning aan werkend Nederland (werkenden, werkgevers, zzp’ers en professionals) op het gebied van duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen.
De komende tijd wordt in de Stichting van de Arbeid gesproken over de verdere invulling van het
programma.
4 Uittreden na aantal dienstjaren
Sociale partners en het kabinet zijn het onderzoek gestart naar de vraag of het mogelijk is om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren, bijvoorbeeld 45.
Het onderzoek zal naar verwachting eind 2020 worden afgerond, waarna het kabinet dit zo snel
mogelijk met sociale partners zal bespreken.
5 Toeslagen voor pensioen
In het pensioenakkoord hebben kabinet en sociale partners afgesproken te onderzoeken hoe toeslagen omgezet kunnen worden in individuele vrijwillige pensioenopbouw.
In cao’s zijn voor functies met zware beroepen relatief vaak vormen van toeslagen opgenomen, bijvoorbeeld voor onregelmatigheid, overwerk en inconvenienten. De keuzemogelijkheden voor de uittreedleeftijd zouden hiermee kunnen worden vergroot, binnen bestaande fiscale kaders.
Bijspaarmodule
In situaties waar pensioenregelingen niet fiscaal maximaal zijn vormgegeven – in termen van premiebijdrage, opbouwpercentage of pensioengevend inkomen doordat bijvoorbeeld toeslagen niet pensioengevend zijn – kunnen sociale partners al afspreken dat de werkgever een vrijwillige bijspaarmodule aanbiedt.
Werknemers die daarin geïnteresseerd zijn kunnen dan zelf extra pensioen sparen, aanvullend op de basisregeling; de werkgever houdt daarvoor premie in op het brutoloon en draagt die af aan de pensioenuitvoerder.
Lijfrente in 3e pijler
Een andere optie die voor werknemers open staat is om, eventueel in overleg met een financieel adviseur, niet-benutte fiscale ruimte te gebruiken voor de aankoop van een lijfrente in de derde pijler.
Voor het berekenen van de niet-benutte fiscale ruimte is een rekenhulp beschikbaar op de website van de Belastingdienst.
Extra verlof sparen
Een alternatieve manier waarop toeslagen kunnen worden ingezet om de keuzemogelijkheden voor de uittreedleeftijd te vergroten is het sparen van extra verlof.
Het sparen van verlof is fiscaal gefaciliteerd. In het pensioenakkoord is afgesproken de mogelijkheid om verlof te sparen te verhogen van 50 weken naar 100 weken. Een werkgever kan zijn of haar werknemers
de keuze bieden om een onregelmatigheidstoeslag geheel of deels uit te keren in verlofuren in plaats van in geld. De werknemer die daarvoor kiest kan deze uren dan gebruiken om het einde van de loopbaan in te richten zoals hij of zij dat wenst.
6 RVU-heffing en verlofsparen
De twee resterende maatregelen uit het pensioenakkoord die zien op duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden zijn:
- de introductie van een drempelvrijstelling in de RVU-heffing; en
- de uitbreiding van het aantal weken verlof dat fiscaal gefaciliteerd opgespaard kan worden.
De voorbereidingen van dit wetsvoorstel zijn in een vergevorderd stadium. Naar verwachting wordt het voorstel voor het begin van het nieuwe parlementaire jaar bij de Tweede Kamer ingediend. De beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 lijkt daarmee haalbaar.