De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek van de werknemer toe. Maar er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarom is de werkgever geen transitievergoeding of billijke vergoeding verschuldigd.
Wat is de situatie?
De werkgever houdt zich bezig met metaalrecycling. De werknemer is op 1 oktober 2001 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) de werkgever, laatstelijk in de functie van chauffeur.
Op zaterdag 8 november 2014 is de man arbeidsongeschikt geworden als gevolg van een ongeval in de privésfeer. Zijn eerste ziektedag was maandag 10 november 2014.
De werknemer ontvangt sinds 7 november 2016 een gedeeltelijke WGA-uitkering. Sinds het UWV aan de man een WGA-uitkering heeft toegekend, verricht hij twee avonden per week (in totaal 8 uur) passende werkzaamheden op de knipschaar bij het bedrijf.
Passende arbeid
Bij brief van 15 november 2016 is de werkgever aangeschreven met het verzoek om passende arbeid aan te bieden zodra dat voorhanden is. Daarnaast is een voorstel gedaan om tot beëindiging van het dienstverband te komen. Bij brief van 30 november 2016 heeft de werkgever laten weten dat zij geen aanleiding ziet om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen en dat zij er de voorkeur aan geeft om de werknemer in te zetten voor passende werkzaamheden wanneer die werkzaamheden zich zouden voordoen.
De werkgever heeft in januari 2017 ingestemd met het verzoek van de werknemer om bij een derde parttime werkzaamheden te mogen verrichten. De man heeft vervolgens passend werk gevonden bij een containerverhuurbedrijf voor 2 tot 3 dagen per week. Hij was aldaar in dienst op basis van een oproepovereenkomst.
Vanaf maart 2017 verricht de man geen werkzaamheden meer op de knipschaar.
Vorderingen afgewezen
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 14 december 2018 zijn de vorderingen van de werknemer tot wedertewerkstelling in eigen, althans aangepast werk, voor minimaal 20 uur tot 30 uur per week, afgewezen.
De kantonrechter heeft wat betreft de werkzaamheden op de knipschaar overwogen dat partijen het erover eens zijn dat de werkzaamheden van een knipschaarmachinist als passende arbeid kunnen worden beschouwd.
Vast staat dat de werkgever één knipschaar heeft en dat deze werkzaamheden overdag worden verricht door een andere werknemer voor de duur van 40 uur per week. De werkgever heeft aan de werknemer aangeboden om de werkzaamheden op de knipschaar te verrichten op de dagen dat de andere werknemer er niet is en in de avonduren.
De man heeft ter zitting echter aangegeven dat hij niet meer dan twee avonden per week op de knipschaar wil werken. De overige uren wil hij overdag werken. Dat is volgens hem mogelijk als de andere werknemer ’s avonds gaat werken.
Niet eenzijdig wijzigen
De kantonrechter overweegt echter dat van het bedrijf niet gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst met de andere werknemer eenzijdig te wijzigen, in die zin dat hij op andere tijden zijn werkzaamheden moet gaan verrichten.
Op 12 maart 2019 heeft de werknemer hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 december 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2020 heeft hij toegelicht dat uitgegaan moet worden van de situatie op basis van het vonnis van de rechtbank Gelderland van 14 december 2018.
De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is niet beëindigd.
Arbeidsovereenkomst ontbinden
De werknemer verzoekt de kantonrechter de tussen hem en de werkgever bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden en de werkgever te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding ten bedrage van € 33.763 bruto en daarnaast een billijke vergoeding ten bedrage van € 15.000 bruto.
Wat zegt de werknemer?
De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat sprake is van een slapend dienstverband. Omdat de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst volgens hem worden ontbonden. Hij maakt aanspraak op de transitievergoeding ter hoogte van € 33.763 bruto. Omdat de werkgever door het niet beëindigen van de arbeidsovereenkomst ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, verzoekt de werknemer aan hem ook een billijke vergoeding toe te kennen ten bedrage van € 15.000 bruto.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever voert aan dat geen sprake is van een slapend dienstverband. De werknemer ontvangt al vanaf 1 februari 2017 inkomen uit werk en vanaf 1 mei 2017 ook een substantieel inkomen uit het werk bij een ander bedrijf. Dat werk verricht hij niet alleen bij de werkgever zelf maar ook bij een derde, met instemming van de werkgever. Dit in het kader van een deugdelijke re-integratie van de man.
De werkgever kon aan de man aangepast werk op de knipschaar bieden en heeft dat aanbod ook aan hem gedaan. De man had en heeft de gelegenheid om aangepast werk bij het bedrijf te verrichten en om inkomen bij het bedrijf te genereren. Hij heeft dat echter uitdrukkelijk geweigerd.
Onredelijk en onbillijk
In de gegeven omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om het feit dat de man geen inkomen meer bij de werkgever genereert aan de werkgever toe te rekenen. Het dienstverband met de werknemer kwalificeert niet als een slapend dienstverband waarvoor op grond van het Xella-arrest zou gelden dat de werkgever gehouden is om het dienstverband te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding aan de man.
Niet ernstig verwijtbaar
De werkgever heeft verder een gerechtvaardigd belang bij instandhouding van het dienstverband. Er zijn reële re-integratiemogelijkheden in de vorm van herplaatsing van de man op de knipschaar. Ook is het bedrijf eigenrisicodrager voor de WGA-uitkering die de man ontvangt. De werkgever heeft verder niet ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten jegens de werknemer zodat deze geen billijke vergoeding aan hem verschuldigd is.
Wat oordeelt de kantonrechter?
Van een slapend dienstverband is in deze situatie geen sprake, omdat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder b, BW, aldus de kantonrechter. Hierin is bepaald dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, waarvan de werkgever eerst na twee jaar arbeidsongeschiktheid gebruik mag maken, en als aannemelijk is dat binnen zesentwintig weken daarna geen herstel zal optreden en de werknemer niet binnen zesentwintig weken kan worden herplaatst in een passende functie.
Aan deze laatste voorwaarde, dat de werknemer niet kan worden herplaatst in een passende functie is in deze zaak niet voldaan.
Passend werk
In het arbeidsdeskundig rapport is immers geoordeeld dat binnen het bedrijf de functie van medewerker knipschaar passend is voor de werknemer. Partijen zijn het erover eens dat dat deze situatie ongewijzigd is. Vaststaat verder dat het passend werk op de knipschaar, voor twee à drie avonden per week, bij het bedrijf voorhanden is. De werknemer kan daarom passend werk bij de werkgever verrichten.
Dit betekent dat geen sprake is van een slapend dienstverband als bedoeld in de Xella uitspraak van de Hoge Raad.
Inhoudsloos
Vaststaat ook dat de werknemer vanaf maart 2017 geen (passende) werkzaamheden meer voor het bedrijf heeft verricht. Het dienstverband is daarmee feitelijk inhoudsloos geworden. Dit is voor de werknemer aanleiding om een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te doen.
Gewichtige reden
Volgens de kantonrechter is sprake van een gewichtige reden, bestaande uit een wijziging van omstandigheden. Het verzoek kan worden toegewezen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 mei 2020, zodat de arbeidsovereenkomst op die datum eindigt.
Voor eigen rekening
De werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het werken op de knipschaar in de avonduren, in combinatie met zijn werkzaamheden bij een andere firma, een grote weerslag had op zijn persoonlijke (sociale) leven, zodanig dat niet van hem kon worden gevergd de werkzaamheden op de knipschaar voort te zetten. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze omstandigheid niet voor rekening van de werkgever moet komen, maar een eigen keuze van de man is geweest om zijn restverdiencapaciteit bij een andere werkgever in te zetten. Vanaf november 2016 was (behalve een periode van 6 weken revisie) er voor in ieder geval 8 tot 12 uur per week passend werk beschikbaar op de knipschaar. Daarnaast kon passend werk op de knipschaar worden verricht bij afwezigheid van de collega die dit werk normaliter verricht.
Goed werkgever
De werkgever heeft zich tegenover de werknemer opgesteld als goed werkgever en steeds voldaan, althans willen voldoen aan de op haar rustende re-integratie-inspanningen. Nadat het tweede spoor traject niet het gewenste resultaat opleverde, heeft de werkgever, telkens als passend werk voorhanden was, dit gecommuniceerd met de werknemer en hem bovendien in de gelegenheid gesteld elders in dienst te treden om (aanvullend) inkomen te genereren en te kunnen re-integreren, juist omdat zij zelf niet structureel voldoende passend werk voorhanden had.
Gelet op voormelde omstandigheden moet worden geoordeeld dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Dit betekent dat de werkgever geen transitievergoeding of billijke vergoeding aan de werknemer is verschuldigd.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 20 maart 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:2513