De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) wordt gewijzigd in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet en het verhogen van de toetredingsleeftijd.
De minister vraagt aandacht voor een spoedige behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de IOW, zodat de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2020 behaald kan worden.
De regering constateert dat de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers beter wordt maar ziet ook dat de langdurige werkloosheid onder zestigplussers onevenredig hoog is, ondanks de genomen maatregelen.
De regering ziet voldoende aanleiding om het vangnet IOW nog één keer met vier jaren te verlengen voor die groep werklozen vanaf 60 jaar en 4 maanden, die ondanks alle inspanningen van regering en sociale partners geen werk kunnen vinden tijdens de WW-periode.
Toetredingsleeftijd
In het regeerakkoord was het voorstel opgenomen om de IOW met vier jaren te verlengen en de toetredingsleeftijd mee te laten stijgen met de stijging van de AOW-leeftijd. Tijdens het debat over de Wet arbeidsmarkt in balans is specifieke aandacht gevraagd voor de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers en gevraagd om een vangnet voor deze groep.
De regering heeft in antwoord daarop afgezien van het voornemen om de toetredingsleeftijd mee te laten stijgen met die van de AOW-leeftijd en deze leeftijdsgrens op 60 jaar en 4 maanden gesteld, voor de gehele duur van de verlenging. Voor deze grens is gekozen omdat de huidige AOW-leeftijd 66 jaar en 4 maanden is, en omdat de verruiming ten opzichte van het regeerakkoord budgettair verantwoord moet zijn.
Er is nu volgens de minister geen aanleiding voor een verlaging van de toetredingsleeftijd tot de IOW.
Verrekenen
Alle vormen van vroegpensioen worden volledig verrekend met de IOW-uitkering.
Een uitkering met betrekking tot het derde jaar WW moet de uitkeringsgerechtigde aan UWV doorgeven. Deze uitkering wordt dan verrekend met de IOW-uitkering. UWV doet ook achteraf controle op pensioeninkomen en PAWW (Private Aanvulling WW en WGA) uitkeringen.
Minimumbehoefteregeling
De IOW heeft elementen van een minimumbehoefteregeling. Het inkomen uit arbeid of overig inkomen van de uitkeringsgerechtigde wordt (deels) verrekend met de uitkering. Wanneer een IOW-gerechtigde een nabestaandenpensioen ontvangt, betreft het dus een uitkering van die IOW-gerechtigde, die wordt verrekend met de IOW-uitkering
De IOW heeft een sterke gelijkenis met de vormgeving van de (vroegere) vervolguitkering van de WW. Het is enerzijds een voorziening en biedt een inkomen op minimumniveau. Het is anderzijds een individuele uitkering.
Tijdelijk vangnet
De IOW is en blijft een tijdelijk vangnet. Het betreffende wetsvoorstel ziet op verlenging van dit vangnet tot 2024.
De IOW-uitkering is een vangnet in het geval van werkloosheid na de WW-uitkering en deze eindigt bij het bereiken van de AOW-pensioenleeftijd. Daarmee heeft de IOW geen effect op de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd.
Sollicitatieplicht
De regering is geen voorstander van het laten vervallen van de verplichting om te solliciteren. De sollicitatieplicht maakt onderdeel uit van het activerend karakter van de uitkering. Solliciteren, in welke vorm dan ook, is een belangrijke stap op weg naar werk. Dit geldt ook voor ouderen.
Het lopend IOW-bestand bedroeg op 11 november 2019, 9191 personen.
Scholing
Het kabinet zet breed in op een leven lang ontwikkelen. Deze brede aanpak komt ook ten goede van de oudere werkenden. Zo komt er bijvoorbeeld een publiek leer- en ontwikkelbudget (STAP-budget). Dit budget is voor iedereen tot de AOW-gerechtigde leeftijd beschikbaar. Daarnaast kunnen mkb-ondernemers vanaf 2020 subsidie aanvragen voor initiatieven die erop gericht zijn om een leerrijke werkomgeving voor alle werkenden te versterken (SLIM-regeling).
Nota n.a.v. verslag wetsvoorstel verlenging IOW