Het gaat in deze zaak met name om de vraag of de werkgever in strijd heeft gehandeld met het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, en of hij moet worden veroordeeld tot betaling van een boetebedrag van € 5.000 ineens en een boetebedrag van € 2.500 per dag vanaf 10 december 2018.
De werknemer stelt dat het concurrentie- en relatiebeding niet geldig is, omdat het te ruim is geformuleerd en geen zwaarwegend belang daarbij van de werkgever. De stelling van de werknemer kan de kantonrechter niet volgen.
Concurrentiebeding bij vast contract
Een werknemer kan met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd rechtsgeldig door een concurrentie- of relatiebeding worden beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst “op zekere wijze werkzaam te zijn”.
Aan die laatste eis voldoet het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst, omdat daarin voldoende duidelijk is neergelegd dat het de werknemer gedurende een jaar na het dienstverband verboden is voor klanten of relaties van de werkgever actief te zijn dan wel voor een concurrent van de werkgever te werken. Dat het concurrentie- en relatiebeding ruim geformuleerd is en dat daarin geen geografische beperking staat, doet aan de geldigheid niet af.
Verder is voor de geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding niet nodig dat de werkgever daarbij een zwaarwegend belang heeft. Dat speelt alleen een rol als partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn aangegaan, wat niet het geval is.
Directe concurrent
Ook de stelling van de werknemer dat de nieuwe werkgever geen directe concurrent is van het oude bedrijf treft geen doel.
Alleen al gelet op de erkenning door de werknemer tijdens de zitting staat voldoende vast dat het nieuwe bedrijf een concurrent is van de oud-werkgever in de zin van het concurrentie- en relatiebeding. Ook deze nieuwe werkgever houdt zich bezig met asbestsanering en -verwijdering en is of kan daardoor concurrerend zijn met de activiteiten van de ex-werkgever.
Vernietiging concurrentiebeding?
De kantonrechter ziet geen grond voor gehele of gedeeltelijke vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding.
De werknemer heeft van zijn kant geen belangen naar voren gebracht die een vernietiging kunnen rechtvaardigen. De enkele stelling van de werknemer dat sprake was van een “weinig tactvolle omgang” van de oud-werkgever met haar werknemers en van een “zeer hoge werkdruk” is daarvoor niet genoeg, ook omdat die stelling is weersproken door de ex-werkgever en op geen enkele manier is toegelicht of onderbouwd door de werknemer.
Geen positieverbetering
Van een positieverbetering bij de nieuwe werkgever is geen sprake, omdat de man op de zitting heeft verklaard dat hij bij het nieuwe bedrijf ongeveer hetzelfde salaris heeft als bij het oude bedrijf. Dat hij bij zijn nieuwe baas meer opleidingsmogelijkheden zou hebben, is tegenover de ontkenning daarvan door zijn oude baas ook onvoldoende gemotiveerd.
Vissen in dezelfde vijver
Uit de stukken blijkt bovendien dat de oude werkgever in zijn opleiding heeft geïnvesteerd, doordat deze de DAV-cursus, een veiligheidscursus en een BHV-opleiding heeft betaald. Daartegenover heeft de oude werkgever aannemelijk gemaakt dat deze een voldoende belang heeft bij het concurrentie- en relatiebeding, alleen al gelet op het feit dat de werknemer bekend is met de klanten en relaties van het bedrijf en er een risico bestaat dat het nieuwe bedrijf daarvan profiteert, temeer nu beide bedrijven ‘in dezelfde vijver vissen’.
Zelf arbeidsovereenkomst opgezegd
Verder weegt in het nadeel van de werknemer mee dat hij zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en dat hij er mee bekend was dat de oude werkgever hem zou houden aan het concurrentie- en relatiebeding.
Het concurrentie- en relatiebeding is dus geldig en er is geen grond voor vernietiging daarvan.
Ook staat vast dat de werknemer per 10 december 2018 in dienst is getreden bij de nieuwe werkgever en daar nog steeds werkt. Omdat dit bedrijf een concurrent is van het oude bedrijf, heeft hij dus in strijd gehandeld met het concurrentie- en relatiebeding.
Reden om boete te matigen
De werknemer klaagt dat de gevorderde boetes veel te hoog zijn. Een boete kan alleen gematigd worden indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist.
Toewijzing van de gevorderde boete zou ertoe leiden dat de werknemer aan het oude bedrijf een boete moet betalen van in totaal € 892.500 (€ 5.000 + 355 dagen x € 2.500). Dat leidt uiteraard tot een onaanvaardbaar resultaat. Er is daarom aanleiding de boete te matigen.
Bij de matiging speelt in de eerste plaats een rol dat voldoende is gebleken dat de werknemer een beperkt inkomen heeft, in die zin dat zijn salaris ongeveer € 500 bruto boven het huidige minimumloon van € 1.635,60 bruto per maand ligt.
Geen directe en aantoonbare schade
Verder is van belang dat niet is gebleken dat de oud-werkgever door de schending van de concurrentie- en relatiebeding directe en aantoonbare schade heeft geleden.
De kantonrechter ziet daarom aanleiding de boete matigen tot een bedrag van € 4.000, te weten: een bedrag gelijk aan ongeveer twee maandsalarissen van de werknemer. Van een dergelijke boete gaat ook een voldoende signaal uit om werknemers in vergelijkbare omstandigheden als de werknemer ervan te weerhouden in strijd met het concurrentie- en relatiebeding te handelen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 25 juli 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:6928