Een werknemer is geboren in 1953 en in 2008 in dienst getreden bij de werkgever als monteur. Eind november 2015 is de werknemer uitgevallen door een val van de trap bij hem thuis.
Als gevolg van het ongeval is bepaald dat werknemer een arbeidsongeschiktheidspercentage heeft van 17,35%. Omdat bij werkgever geen werkzaamheden voorhanden zijn waarbij hij fysiek minder zwaar wordt belast, ontvangt de werknemer sinds 20 november 2017 een WW-uitkering.
Op 11 augustus 2019 bereikt werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd.
De werknemer verzoekt de kantonrechter om de werkgever allereerst te veroordelen tot betaling aan werknemer van de wettelijke transitievergoeding ad € 31.449. Daarnaast verzoekt hij de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te ontbinden.
Wat zegt de werknemer?
Volgens de werknemer is door zijn volledige arbeidsongeschiktheid de arbeidsovereenkomst een lege huls geworden. Daardoor is sprake van een substantiële en duurzame vermindering van de arbeidstijd tot 0 uren. Dit is te kwalificeren als een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die recht geeft op de transitievergoeding.
Daarnaast stelt hij dat er sprake is van slecht werkgeverschap om de arbeidsovereenkomst met hem in stand te laten, waardoor hem de transitievergoeding wordt ontnomen.
Ook het feit dat hij arbeidsongeschikt is voor het eigen werk bij de werkgever kwalificeert de werknemer als een verandering van omstandigheden, die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever verweert zich tegen het verzoek en stelt, mede gelet op het feit dat de werknemer zeer spoedig de AOW-gerechtigde leeftijd zal bereiken, geen sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dan wel slecht werkgeverschap om de arbeidsovereenkomst in stand te laten. Ook ziet de werkgever geen reden de arbeidsovereenkomst zo kort voor de AOW-gerechtigde leeftijd van werknemer nog te ontbinden.
Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
De werknemer vergelijkt zijn casus met de uitspraak van de Hoge Raad op 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1617. In die uitspraak heeft een werknemer van wie het aantal arbeidsuren substantieel en structureel wordt verminderd, recht op een gedeeltelijke transitievergoeding, berekend over het aantal uren waarmee de arbeidsduur wordt verminderd.
Actieve werkgever
In de uitspraak van de Hoge Raad was ook sprake van een periode van arbeidsongeschiktheid. Maar het ging hier om een werknemer, die daadwerkelijk na een periode van arbeidsongeschiktheid weer aan het werk ging bij de eigen werkgever, waarbij werkgever en werknemer de omvang van de arbeidsovereenkomst opnieuw zijn overeengekomen en waarbij bovendien sprake was van een actieve rol van de werkgever in de zin dat deze de arbeidsovereenkomst met werknemer daadwerkelijk opzegde en een nieuwe arbeidsovereenkomst aanbood.
Geen initiatief
Volgens de kantonrechter is een actieve rol van de werkgever in die zaak niet gelijk te stellen met deze zaak, waarin de werkgever geen enkel initiatief neemt. De werknemer gaat immers niet meer aan de slag bij werkgever en werkgever laat het wat het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst betreft daarbij. Dit verzoek van werknemer wordt daarom afgewezen.
Compensatie transitievergoeding
Het betalen van een transitievergoeding is gekoppeld aan een opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst en, in het kader van de Wet Compensatie Transitievergoeding (WCT), ook bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst na afloop van een periode van arbeidsongeschiktheid.
In deze procedure verzoekt werknemer echter alleen om betaling van de transitievergoeding, zonder daaraan te verbinden dat werkgever in dat kader bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst met werknemer moet opzeggen. Wellicht dat het werkgever wel verweten kan worden dat hij de arbeidsovereenkomst met werknemer niet opzegt, maar zonder een voorafgaande beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan geen sprake zijn van de verplichting op de transitievergoeding te betalen. Ook dit verzoek wijst de kantonrechter af.
AOW-leeftijd
Het had de werknemer overigens ook niet gebaat als hij wel om een bevel om de arbeidsovereenkomst op te zeggen had verzocht. Bij een opzegging had de werkgever immers de opzegtermijn van – in dit geval drie maanden – in acht moeten nemen, zodat een opzegging alleen kon plaatsvinden tegen een dag die later ligt dan de dag waarop de arbeidsovereenkomst in verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van werknemer eindigt.
Geen ernstig verwijtbaar handelen
Waar wellicht nog met succes betoogd zou kunnen worden dat het in dienst houden van een werknemer na langdurige arbeidsongeschiktheid verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever oplevert, is naar het oordeel van de kantonrechter in dat geval geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het is in dit geval niet ernstig verwijtbaar van werkgever om de arbeidsovereenkomst met werknemer niet op te zeggen.
Schrijnende gevallen
De werknemer geeft in zijn verzoekschrift nog aan dat de WCT in het leven is geroepen om in schrijnende gevallen de werkgever te bewegen een dienstverband te beëindigen waaraan geen invulling meer gegeven wordt. De kantonrechter vindt dat hier geen sprake is van een schrijnend geval.
Ontbinding
Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zou ontbinden, kan dat alleen maar met inachtneming van een (resterende) opzegtermijn van een maand. Ontbinding zou dan plaatsvinden per 9 augustus 2019, terwijl de arbeidsovereenkomst anders per 11 augustus 2019, twee dagen later eindigt vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van de werknemer.
Overbrugging
Uiteindelijk is de transitievergoeding vooral bedoeld ter overbrugging naar ander werk, maar daar is in dit geval geen sprake van. Dat weegt volgens de kantonrechter mee in de beoordeling van de vraag naar de ernst van de verwijtbaarheid en daar is hier geen sprake van. Daarmee vervalt ook de grond tot toekenning van de transitievergoeding en komt de kantonrechter niet langer toe aan de vraag of de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden, omdat werknemer heeft aangegeven zijn verzoek daartoe in te trekken als de transitievergoeding bij ontbinding niet wordt toegekend.
De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer af.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 9 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:8167