Door meerdere maatregelen in de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) wil de regering stimuleren dat werkgevers meer vaste en minder flexibele contracten met hun werknemers aangaan. De meeste wijzigingen als gevolg van de Wab vinden plaats in het arbeidsrecht, maar in deze bijdrage zal ik de premiedifferentiatie in de WW behandelen.
De nieuwe systematiek zal vaak leiden tot hogere werkgeverslasten door een hogere premie maar ook de administratieve lasten zullen toenemen. Dit laatste wordt vooral veroorzaakt doordat de werkgever in bepaalde situaties achteraf de betaalde premie moet herzien.
In dit deel behandel ik de algemene systematiek. In deel 2 ga ik nader in op de herziening van de betaalde WW-premie.
Gevolgen voor werkgeverslasten
De hoogte van WW-premie hangt nu af van de sector waarin de werkgever door de Belastingdienst is ingedeeld. Binnen enkele sectoren is de sectorpremie nu al afhankelijk van het soort contract. De lage premie geldt nu voor contracten met een overeengekomen duur van minstens een jaar of voor onbepaalde tijd. Deze systematiek gaat vanaf 1 januari 2020 in aangepaste vorm voor alle sectoren gelden.
Bij een schriftelijke overeenkomst voor onbepaalde tijd, betaalt de werkgever de lage premie, in andere gevallen de hoge premie. Kort gezegd worden vaste contracten goedkoper door een lage WW-premie, terwijl flexibele contracten juist duurder worden door een hoge WW-premie. Het verschil tussen de hoge en de lage premie is vastgesteld op vijf procentpunten. Volgens het kabinet ontstaat zo een prikkel voor werkgevers om een vast contract aan te bieden.
Hoe gaat dat in zijn werk?
De lage premie is van toepassing voor werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar dat mag geen oproepovereenkomst zijn. In het arbeidsrecht is bepaald wanneer er sprake is van een oproepovereenkomst. Dat is onder andere het geval als de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdvak van ten hoogste een maand of ten hoogste een jaar, waarbij het recht op loon gelijkmatig gespreid is over dat jaar(jaarurennorm).
Dit betekent dat voor nul-urencontracten en min-maxcontracten de hoge premie gaat gelden, ook als dat contracten voor onbepaalde tijd zijn.
Altijd lage premie
De lage premie is altijd van toepassing, dus ook bij een contract voor bepaalde tijd of oproepcontract, in de volgende situaties:
- Een uitkering op grond van de WW, de ZW, de Wia, de Wao, de zwangerschaps- en bevallingsuitkering in de WAZO en op een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
Worden dergelijke uitkeringen betaald via de werkgever, dan geldt de lage premie, ook al valt de werknemer met bijvoorbeeld een contract voor bepaalde tijd onder de hoge premie. Betaalt de werkgever nog gedeeltelijk het loon door, dan zijn zowel de hoge als de lage premie van toepassing. - Voor een werknemer die de beroepspraktijkopleiding volgt van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL).
- Voor werknemers die bij aanvang van het aangiftetijdvak jonger zijn dan 21 jaar en in dat aangiftetijdvak maximaal 48 verloonde uren (vierwekenaangifte) c.q. 52 verloonde uren (maandaangifte) hebben.
Uitzendbeding
De lage premie is nooit van toepassing op een arbeidsovereenkomst met een uitzendbeding. Uitzendbureaus betalen voor uitzendkrachten met een uitzendovereenkomst met een uitzendbeding dus altijd de hoge premie. Deze stijging van werkgeverslasten zullen zij willen doorberekenen aan de inleners.
Verwerking in loonadministratie
De lage premie is van toepassing wanneer aan 3 voorwaarden wordt voldaan:
- er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, én
- de arbeidsovereenkomst is schriftelijk, én
- er is geen sprake van een oproepovereenkomst.
Of aan deze 3 voorwaarden wordt voldaan, moet worden aangeven in de desbetreffende indicatierubrieken (Ja/Ja/Nee) in de aangifte loonheffingen. Als één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan, is de hoge premie van toepassing.
Hoge óf lage premie per aangiftetijdvak
Over een aangiftetijdvak wordt óf de hoge óf de lage premie afgedragen. De eerste dag van het aangiftetijdvak is daarvoor het peilmoment. Als een werknemer bijvoorbeeld halverwege een aangiftetijdvak een vast contract krijgt, kan de werkgever vanaf het volgende aangiftetijdvak de lage premie gaan afdragen.
Voor de uitzondering voor jongeren tot 21 jaar geldt dat de peildatum voor de leeftijd de eerste dag van het aangiftetijdvak is. Voor het aantal verloonde uren wordt naar het gehele aangiftetijdvak gekeken.
Voorbeeld premie per aangiftetijdvak
Een werkgever heeft met een werknemer een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten maar het is een nulurencontract. De werknemer wordt 21 jaar op 16 maart 2020. De werkgever doet maandaangifte.
In de maanden januari tot en met juni 2020 zijn de verloonde uren:
Januari 53 uur
Februari 48 uur
Maart 50 uur
April 48 uur
Mei 53 uur
Juni 56 uur
In de maand januari zijn er meer dan 52 verloonde uren, daarom is over deze maand de hoge premie van toepassing.
In maand februari zijn er niet meer dan 52 verloonde uren, daarom is over deze maand de lage premie van toepassing.
De werknemer bereikt op 16 maart de 21-jarige leeftijd. Omdat het aantal verloonde uren in maart niet meer dan 52 is en de werknemer op 1 maart 2020 (peildatum) de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt is voor de hele maand maart nog de lage premie van toepassing.
Vanaf de maand april is werknemer inmiddels ouder dan 21 jaar. Omdat er sprake is van een nulurencontract, dat wordt aangemerkt als een oproepovereenkomst, geldt vanaf die maand de hoge premie, ongeacht van het aantal verloonde uren.
Bewaren arbeidsovereenkomst
Wil de werkgever de lage premie kunnen toepassen, dan zullen de schriftelijke contracten, voor werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn, bij de loonadministratie moeten worden bewaard. Deze voorwaarde stelt de Belastingdienst in staat te controleren of er daadwerkelijk sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, niet zijnde een oproepovereenkomst. Voor de sectoren waar ook nu al een lage premie van toepassing kon zijn, geldt al de voorwaarde van een schriftelijk arbeidsovereenkomst. Deze eis werd door de Hoge Raad als verbindend aangemerkt. Voor alle andere sectoren betekent dit dat er voor 2020 alsnog schriftelijke contracten moeten worden opgesteld, anders is de hoge premie van toepassing.
De werkgever moet ook de aard van de overeenkomst op de loonstrook en in de loonaangifte vermelden.
Lage premie herzien
In de volgende twee gevallen moet de lage premie worden herzien naar de hoge premie:
- De dienstbetrekking eindigt binnen twee maanden na aanvang.
- De werknemer krijgt in een kalenderjaar 30% of meer uren verloond dan contractueel is overeengekomen.
In deel 2 ga ik daar verder op in.
Lees Premiedifferentiatie in WW leidt tot hogere werkgeverslasten (deel 2)
Hans Tabak is adviseur loonheffingen bij Fiscount Juristen en spreker op de Nationale Salarisdag
Meer weten? Volg de cursus Werken met Wet arbeidsmarkt in balans