Het Belastingplan 2026 introduceert een pseudo-eindheffing van 12% voor werkgevers die na 31 december 2026 een personenauto op fossiele brandstof (fossiele auto) ter beschikking stellen aan werknemers voor privédoeleinden waarbij woon-werkverkeer als privégebruik wordt aangemerkt.
Deze pseudo-eindheffing geldt voor werkgevers naast de bestaande bijtelling voor privégebruik bij werknemers. De pseudo-eindheffing geldt niet voor bestelauto’s, en ook niet voor personenauto’s die uitsluitend in het kader van de bedrijfsvoering worden gebruikt.
Voor elke maand waarin de auto ten minste 1 dag ter beschikking is gesteld, is de pseudo-eindheffing voor die gehele maand (1/12e) verschuldigd.
Werkgevers mogen de kosten voor deze eindheffing niet verhalen op de werknemers. Voor alle terbeschikkingstellingen die op 31 december 2026 al lopen, geldt overgangsrecht. Zodra het overgangsrecht eindigt, is de werkgever de pseudo-eindheffing verschuldigd.
Nieuwe rubriek in aangifte loonheffingen
Voor de uitvoering van deze maatregel is vereist dat er een nieuwe rubriek in het collectieve deel van de aangifte loonheffingen komt voor deze pseudo-eindheffing. Hiervoor moet de gegevensspecificatie van de aangifte loonheffingen worden aangepast, en ook de systemen van de Belastingdienst om de aangifte loonheffingen met deze nieuwe rubriek te kunnen ontvangen en verwerken.
Bij invoering per 1 januari 2027 kan de pseudo-eindheffing over 2027 vanaf het eerste tijdvak in 2027 worden aangegeven. De pseudo-eindheffing is de werkgever uiterlijk bij de aangifte loonheffingen over het tweede tijdvak na afloop van het kalenderjaar verschuldigd.
Volledig emissievrij
Het kabinet stelt via de pseudo-eindheffing de norm dat vanaf 2027 alle personenauto’s die voor het eerst door de werkgever ook voor privédoeleinden ter beschikking worden gesteld aan de werknemer, volledig emissievrij zijn.
De verwachting is dat het grootste deel van de werkgevers ervoor zal kiezen om alleen nog emissievrije personenauto’s aan werknemers ter beschikking te stellen. Er geldt echter geen harde wettelijke verplichting.
Er wordt verondersteld dat 80% van de werkgevers een elektrische variant verplicht gaan stellen als ze een personenauto aan de werknemer aanbieden voor privédoeleinden. Van het deel werknemers die een vrije keuze houden, zal naar verwachting ook een deel voor elektrisch kiezen.
Met privédoeleinden wordt onder de pseudo-eindheffing ook het afleggen van woonwerkkilometers door de werknemer verstaan.
Verbod vastleggen
De pseudo-eindheffing is niet van toepassing als de fossiele personenauto niet ter beschikking wordt gesteld voor privédoeleinden en alleen zakelijk (niet zijnde woon-werkverkeer) wordt gebruikt. Het is verstandig om een dergelijk verbod vast te leggen.
Als de fossiele personenauto’s aan werknemers voor privédoeleinden ter beschikking worden gesteld, is de pseudo-eindheffing van toepassing, ook als werknemers hier geen gebruik van maken. In de praktijk zal vaak al sprake zijn van een dergelijk verbod, omdat het ook van belang is voor het voorkomen van bijtelling voor privégebruik van de auto bij de werknemer. De inschatting is dat 7% van het totaal aan zakelijke ter beschikking gestelde personenauto’s niet privé wordt gebruikt.
Doelgroep
De totale doelgroep van de pseudo-eindheffing is ingeschat op circa 925.000 personenauto’s. In de raming wordt uitgegaan van circa 20.000 fossiele personenauto’s die in 2030 pseudo-eindheffing verschuldigd zijn.
Met de pseudo-eindheffing stelt het kabinet een norm voor werkgevers, dat vanaf 2027 alleen volledig emissievrije personenauto’s (voor het eerst) ter beschikking worden gesteld aan werknemers, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de transitie naar een duurzaam mobiliteitssysteem en het halen van de klimaatdoelen. Het is daarom ook niet toegestaan om de pseudo-eindheffing door te belasten aan de werknemer.
Administratieve en financiële lasten
Als werkgevers ervoor kiezen om geen fossiele personenauto’s meer voor privédoeleinden ter beschikking te stellen aan hun personeel, is geen sprake van een toename van administratieve en financiële lasten.
Als werkgevers wel fossiele personenauto’s ter beschikking willen blijven stellen, is de pseudo-eindheffing verschuldigd als deze auto’s privé worden gebruikt, inclusief woon-werkverkeer. De pseudo-eindheffing brengt een administratieve en financiële last met zich mee.
Deze lasten gelden alleen voor fossiele personenauto’s die privé worden gebruikt en dus niet voor fossiele personenauto’s die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering en die niet privé worden gebruikt. Hierbij is de heffing zo vormgegeven dat de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Zo is het mogelijk om de heffing ineens na afloop van het jaar af te dragen. Voor personenauto’s die het hele jaar ter beschikking zijn gesteld is het dan een relatief eenvoudige berekening.
Met het kenteken is de cataloguswaarde voor auto’s die niet ouder zijn dan 25 jaar sinds 2005 eenvoudig te achterhalen via de website van RDW. Vervolgens moet over deze waarde 12% pseudo-eindheffing worden afgedragen.
Voor auto’s ouder dan 25 jaar geldt de waarde in het economische verkeer als grondslag.
Werkgevers kunnen er ook voor kiezen de te betalen pseudo-eindheffing over het jaar te verdelen. Bij een loonaangiftetijdvak van een maand kan dan elke maand 1/12e van het bedrag over een jaar worden afgedragen.
Lastenverzwaring voor werkgevers?
Voor de werkgever is een elektrische personenauto in de situatie zonder pseudo-eindheffing vaak al goedkoper om aan te bieden aan de werknemer, dan een fossiele personenauto. Een elektrische auto is namelijk weliswaar duurder in aanschaf, maar hier staan onder andere lagere onderhoudskosten en brandstofkosten tegenover. Als een werkgever de door het kabinet aangegeven norm volgt, hoeft het dus niet te leiden tot extra kosten voor de werkgever.
In het geval een werkgever vanaf 2027 toch een fossiele personenauto wil aanbieden, bedragen de extra kosten 12% van de cataloguswaarde van die auto. De exacte relatieve loonkostenstijging hangt af van de specifieke situatie, zoals de overige loonkosten voor die specifieke werknemer en de cataloguswaarde van de auto.
Geen regeling voor kleine werkgevers
Een compensatieregeling of overgangsregeling voor kleinere werkgevers die onvoldoende alternatieven hebben wordt niet overwogen, want dat is juridisch kwetsbaar. Het is namelijk lastig, zo niet ondoenlijk, om op basis van objectieve criteria vast te stellen of een specifieke werkgever écht geen mogelijkheden heeft of bijvoorbeeld te laat heeft geanticipeerd op veranderende regelgeving.
Per 2027 geldt de pseudo-eindheffing alleen voor fossiele personenauto’s die dan voor het eerst ter beschikking worden gesteld. Voor bestaande gevallen, zoals lopende leasecontracten, hoeven werkgevers tot 17 september 2030 geen pseudo-eindheffing te betalen. Hiermee krijgen werkgevers een ruime mogelijkheid om zich voor te bereiden.
Niet verhalen op werknemer
Het is niet toegestaan om de pseudo-eindheffing direct of indirect te verhalen op de werknemer. Als een werkgever dat wel doet, is dat een handeling in strijd met de wet. Een eigen bijdrage kan bij een werknemer alleen in mindering komen op de bijtelling als het een eigen bijdrage betreft die ziet op het privégebruik van een auto (niet zijnde woon-werkverkeer). Hiervan is geen sprake als de eigen bijdrage onrechtmatig wordt gebruikt om een heffing die de werkgever verschuldigd is in te verdisconteren.
Woon-werkverkeer
Er kan volgens de Belastingdienst discussie ontstaan over de definitie van woon-werkverkeer, nu deze niet in het wetsvoorstel is opgenomen. Mede gezien de omvang van de doelgroep leidt dit tot extra benodigde capaciteit bij de Belastingdienst. Gelet daarop kiest het kabinet ervoor om dit begrip wettelijk te verankeren. Hiervoor wordt een nota van wijziging voorgesteld.
Gehele kalendermaand
De pseudo-eindheffing vindt plaats over de gehele kalendermaand als de fossiele personenauto in die betreffende maand privé is gebruikt. Dit is ook het geval als de fossiele auto in die betreffende maand slechts een dag privé is gebruikt.
De pseudo-eindheffing wordt gekoppeld aan de fossiele personenauto en het feit dat deze in een kalendermaand ter beschikking is gesteld.
Bij fossiele poolauto’s, die steeds door verschillende werknemers worden gebruikt, zal dus steeds over de gehele kalendermaand pseudo-eindheffing verschuldigd zijn.
Overgangsrecht
In het overgangsrecht van de pseudo-eindheffing wordt aangesloten bij de auto, omdat werkgevers (al dan niet via een leasemaatschappij) regelmatig gebruikmaken van poolauto’s die opeenvolgend aan verschillende werknemers ter beschikking worden gesteld.
Als het overgangsrecht zou worden gekoppeld aan de werknemer, zou dit als gevolg hebben dat een poolauto die een werkgever vanaf 2026 ter beschikking stelt aan verschillende werknemers al voor 2030 onder de pseudo-eindheffing gaat vallen als die fossiele personenauto na 2027 ter beschikking wordt gesteld aan een volgende werknemer.
Het kabinet vindt de overgangsperiode tot 17 september 2030 voldoende om fossiele personenauto’s uit te faseren en is het in veel situaties ook een keuze van de werkgever om de terbeschikkingstelling vóór 17 september 2030 te beëindigen.
‘Praktisch onhaalbaar’
Het kabinet herkent de signalen niet dat het praktisch onhaalbaar is voor werkgevers om per 2027 voor een deel van de personenauto’s die ze ter beschikking stellen aan hun werknemer over te stappen op een elektrische variant. Juist omdat de pseudo-eindheffing de auto’s betreft die privé worden gebruikt is niet altijd nodig dat de auto’s op het terrein van de werkgever kunnen laden.
Ruime voorbereidingstijd
Werkgevers krijgen daarnaast ruim de tijd om zich voor te bereiden op de pseudo-eindheffing. De maatregel is aangekondigd in april 2025 en treedt pas in werking per 2027. Aan werkgevers wordt daarmee een ruime voorbereidingstijd geboden door te werken met een overgangstermijn. Daarnaast is besloten om de maatregel op te nemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026, terwijl de maatregel pas in 2027 in werking treedt.
Vanwege de afgesproken klimaatdoelen en de al ruime overgangstermijn is het kabinet niet bereid om de ingangsdatum van de pseudo-eindheffing op te schuiven van 2027 naar 2028.
Geen uitzondering voor dga’s
De pseudo-eindheffing is ook van toepassing op de dga-ondernemers. Het uitzonderen van dga’s van de pseudo-eindheffing verkleint de reikwijdte, waardoor het klimaateffect kleiner wordt. Hierbij gaat het om circa 120.000 dga’s met een auto van de zaak.
Het kabinet vindt het daarnaast niet goed uitlegbaar richting andere werkgevers waarom zij wel pseudo-eindheffing zouden moeten betalen en (inhoudingsplichtigen van) dga’s – die onder de loonheffingen ook kwalificeren als werknemer – niet.
Waarom 12%?
Om van de pseudo-eindheffing een normerende werking uit te laten gaan, is het van belang dat het tarief hoog genoeg is. Op basis van onder andere een kwantitatieve analyse van mogelijke uitwijkeffecten en de huidige kosten voor werkgevers om een fossiele personenauto ter beschikking te stellen, verwacht het kabinet dat een tarief van 12% voldoende hoog is voor de beoogde normerende werking. In reactie op deze maatregel verwacht het kabinet dat 80% van de werkgevers het gebruik van elektrische personenauto verplicht gaan stellen.
Uitwijkopties
Het kabinet heeft de mogelijke uitwijkopties en de bijbehorende gevolgen voor de werkgevers en werknemers nader in kaart laten brengen. Uit de kwantitatieve analyse blijkt dat het voor een werkgever veel duurder is om via een mobiliteitsbudget (in combinatie met onbelaste reiskostenvergoeding) de werknemer een soortgelijke nieuwe auto privé te laten aanschaffen. Op basis van deze analyse acht het kabinet het niet plausibel dat dergelijke uitwijkeffecten op grote schaal plaatsvinden.
De uitgevoerde enquêtes onder werkgevers en werknemers laten namelijk zien dat naast financiële overwegingen ook andere elementen een rol spelen in de keuze om een elektrische auto te gaan rijden, zoals praktische punten als actieradius en mogelijkheid om op te laden.
Uitvoeringstoets herijking pseudo-eindheffing fossiele auto’s

