
Een werkgever die met behulp van een digitaal bewerkingsprogramma de handtekening van een werknemer kopieerde en plaatste onder een wijzigingsformulier waarmee beoogd werd een arbeidsovereenkomst te beëindigen handelde onrechtmatig. Het door de ex-werknemer als schade gevorderde netto equivalent van het bruto misgelopen loon is terecht toegewezen, oordeelt het hof.
Waar gaat deze zaak over?
Een man is de zoon van mevrouw 1. Mevrouw 1 was een zorgbehoevende die op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) een budget had om zorg in te kopen.
Een vrouw is op 1 januari 2021 als zorgverlener voor onbepaalde tijd bij mevrouw 1 in dienst getreden op basis van een door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geaccordeerde Zorgovereenkomst Arbeidsovereenkomst Wlz van 19 december 2020.
De vrouw verdiende € 2.192,05 bruto per maand bij een arbeidsomvang van 34,48 uur per week. In de overeenkomst is mevrouw 1 als budgethouder aangeduid en de man als de vertegenwoordiger van de budgethouder.
In de arbeidsovereenkomst staat als ontbindende voorwaarde dat de overeenkomst direct eindigt zonder opzegtermijn als de budgethouder overlijdt. Mevrouw 1 is overleden op 25 november 2021.
Ziekgemeld
De man heeft de vrouw ziekgemeld bij de SVB met als eerste ziektedag 22 januari 2021.
In een e-mail van 27 januari 2021 van de vrouw aan de SVB staat dat de vrouw vanaf 25 januari 2021 niet meer werkzaam is als zorgverlener van mevrouw 1, omdat er een conflict is geweest met de wettelijke vertegenwoordiger van mevrouw 1. De man heeft aangegeven niet meer met de vrouw te willen werken.
Opzegging zorgverlener
De man heeft een wijzigingsformulier met betrekking tot de zorgovereenkomst gedateerd 25 januari 2021 bij de SVB ingediend waarop is aangekruist dat de arbeidsovereenkomst op 5 februari 2021 is gestopt door “opzegging zorgverlener, door toedoen zorgverlener of op initiatief van de zorgverlener”.
Handtekening via digitaal bewerkingsprogramma
Onderaan dit formulier heeft de man als vertegenwoordiger van de budgethouder zijn handtekening geplaatst. Het formulier vermeldt ook bij de werknemer (de vrouw) een handtekening. De vrouw betwist dat zij deze handtekening zelf geplaatst heeft.
De vrouw heeft een onderzoek van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) overgelegd waaruit volgt dat de handtekening van de vrouw op het wijzigingsformulier van 25 januari 2021 met behulp van een digitaal bewerkingsprogramma is gekopieerd en toegevoegd. De man heeft erkend dat hij de handtekening van de vrouw op deze manier op het wijzigingsformulier van 25 januari 2021 heeft geplaatst.
Bij beslissing van 15 maart 2021 heeft UWV bepaald dat de vrouw geen Ziektewetuitkering krijgt.
De vrouw heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrift tegen de man. Op het beklag van de vrouw heeft het gerechtshof Amsterdam bij beslissing van 6 april 2023 de officier van justitie bevolen de man te vervolgen.
Bij brief van 11 januari 2023 heeft de gemachtigde van de vrouw de man gesommeerd het achterstallig loon over de periode van februari 2021 tot en met november 2021 te voldoen.
Naar de rechter
De vrouw heeft bij de rechtbank gevorderd dat de man bij vonnis wordt veroordeeld tot:
- betaling van € 16.929 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2023,
- betaling van € 1.300,75 netto,
- verstrekking van deugdelijke netto/bruto specificaties, op straffe van een dwangsom,
- met veroordeling van de man in de proceskosten.
De vrouw vordert betaling van het achterstallig nettoloon als schade op grond van de door de man gepleegde onrechtmatige daad.
Onrechtmatige daad
De kantonrechter heeft de vordering toegewezen. De man heeft onrechtmatig gehandeld en is schadeplichtig nu hij heeft erkend dat hij zonder toestemming van de vrouw een kopie van een eerder door haar verstrekte handtekening op het wijzigingsformulier heeft gezet waarop hij in strijd met de waarheid heeft ingevuld dat de vrouw zelf een einde aan de arbeidsovereenkomst heeft gemaakt.
De schade heeft de kantonrechter vastgesteld op het misgelopen loon over de periode februari 2021 tot en met 25 november 2021. Het bedrag van € 1.300,75 is toegewezen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW (kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid).
In hoger beroep
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de man in hoger beroep met twee grieven op. Het hof oordeelt dat het handelen van de man onrechtmatig is en de vrouw geen eigen schuld heeft.
De grieven treffen dus geen doel zodat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
Uitspraak Hof Amsterdam, 13 mei 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1272