
Een vrouw gaat jaar werken als onderwijsassistent bij een onderwijsinstelling. Partijen gaan een arbeidscontract voor een jaar aan. Voordat het contractjaar voorbij is, sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst.
Finale kwijting
In de vaststellingsovereenkomst staat dat deze is gesloten omdat er een verschil van inzicht is over de wijze waarop de functie van onderwijsassistent moet worden vervuld. Ook staat erin dat partijen meerdere gesprekken hierover hebben gevoerd, maar dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Partijen verklaren in de vaststellingsovereenkomst dat het dienstverband na het contractjaar eindigt en zij in dat verband niets meer van elkaar te eisen hebben (finale kwijting).
De werkgever voert aan dat het College geen inhoudelijk oordeel kan geven over de zaak vanwege de vaststellingsovereenkomst. De vrouw vindt dat deze overeenkomst er niet kan toe mag leiden dat haar discriminatieklacht niet wordt beoordeeld.
Einde dienstverband met wederzijds goedvinden
De werknemer en de onderwijsinstelling, sluiten een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 januari 2022 tot 31 januari 2023. De werknemer gaat werken als onderwijsassistent op een school voor bijzonder onderwijs.
Op 29 november 2022 sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst. In die overeenkomst verklaren partijen en komen zij overeen dat het dienstverband per 31 januari 2023 op initiatief van de werkgever eindigt, met wederzijds goedvinden.
Geen verlenging contract vanwege autisme
De werkgever heeft volgens de werknemer haar gediscrimineerd door haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen vanwege haar autisme. Het tekenen van de vaststellingsovereenkomst kan er volgens de werknemer niet toe leiden dat haar discriminatieklacht niet wordt beoordeeld.
Afstand gedaan van klagen over onderscheid
Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten als bedoeld in artikel 7:900 en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW) over het eindigen van het dienstverband. De werknemer heeft daarmee afstand gedaan van het recht om te klagen over vermeend onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte.
Oordeel College
Uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad om een einde te maken aan alle verplichtingen en geschillen en elkaar finale kwijting verlenen. De onderwijsinstelling was voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op de hoogte van de discriminatieklacht van de vrouw. Hierover hebben partijen meerdere keren gesproken.
Vso zorgvuldig tot stand gekomen
De werkgever mocht daarom erop vertrouwen dat de vrouw met het tekenen van de vaststellingsovereenkomst afstand heeft gedaan van het recht om te klagen over discriminatie. Hierbij kent het College gewicht toe aan het feit dat de vrouw tijdens de onderhandelingen werd bijgestaan door een jurist, en in de overeenkomst een bedenktijd van 14 dagen is opgenomen waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt.
Daarom mocht de onderwijsstichting er ook op vertrouwen dat de vaststellingsovereenkomst zorgvuldig tot stand is gekomen. Het College oordeelt dat het vanwege de vaststellingsovereenkomst geen inhoudelijk oordeel kan geven over deze zaak.
Oordeelnummer 2025-40 van 15-04-2025