Financiële werknemersparticipaties in de zin van het delen in de (positieve en negatieve) bedrijfsresultaten komen in zeer veel verschillende vormen voor.
De hoofdvormen kunnen als volgt schematisch worden weergegeven waarbij de stippellijn de grens aangeeft tussen delen in de winst en/of waardeontwikkeling van het bedrijf van de werkgever en mede-eigenaarschap:
Voordelen
Zowel de vertegenwoordigers van werkgevers als die van werknemers in de overleggen met de Stichting van de Arbeid hebben aangegeven voordelen te zien van het toekennen van financiële werknemersparticipaties aan werknemers. Het kan leiden tot een hogere motivatie van werknemers, meer binding met het bedrijf en kan helpen bij het behouden van werknemers. Werknemers voelen zich meer betrokken omdat ze delen in winsten (en verliezen) van het bedrijf. Daarnaast kunnen startups en scale-ups een deel van het salaris uitbetalen in aandelen of aandelenopties en daarmee een concurrerende beloning bieden. Om deze redenen vervolgt het kabinet het onderzoek naar een fiscale regeling voor medewerkersparticipatie bij startups en scale-ups.
Nadelen
Financiële werknemersparticipatie kan echter ook nadelen of risico’s met zich meebrengen. Bij het gebruik van werknemersparticipatie verandert de risicodeling tussen de onderneming en werknemers. In goede tijden profiteren werknemers, in slechte tijden zal een gedeelte van het risico ook bij de werknemer liggen. Deze risicodeling vraagt (financiële) flexibiliteit van werknemers. Het is de vraag in hoeverre dit wenselijk is, zeker aan de onderkant van het inkomensgebouw. Tot slot kan een grotere focus op financiële werknemersparticipatie de (semi-)publieke sector minder interessant maken aangezien dit niet mogelijk is in deze sector.
Betalingsconstructie of eigenaarschap
Financiële werknemersparticipatie in de vorm van betalingsconstructies of vormen van eigenaarschap kunnen ook specifieke voor- of nadelen bieden.
Betalingsconstructies zijn makkelijk uitvoerbaar en daarmee breed te implementeren. Financiële werknemersparticipatie door middel van eigenaarschap kijkt meer vooruit, kan de inspraak van werknemers vergroten, leidt tot vermogensopbouw op de langere termijn en kan ook vanwege deze vermogensopbouw als aanvulling voor de oude dag dienen. Ook hier zitten echter enkele kanttekeningen aan: het beleggen van vermogen brengt namelijk ook risico’s met zich en die zijn groter als sprake is van ongespreid beleggen.
Gegeven de verschillende voor- en nadelen is het aan werkgevers en werknemers om deze samen te wegen en te kijken of financiële werknemersparticipatie voor hen meerwaarde biedt. In het overleg met sociale partners is dat ook meermaals benoemd en is ook de vraag gesteld waarom, ondanks de genoemde voordelen en het enthousiasme van zowel werknemers- als werkgeversvertegenwoordigers, vormen van financiële werknemersparticipatie, en dan met name die met vormen van eigenaarschap, in de praktijk maar beperkt worden toegepast.
Redenen om geen werknemersparticipaties toe te kennen
Onderzoekers van de Utrecht University School of Economics hebben bedrijven gevraagd naar de redenen waarom zij geen werknemersparticipaties toekennen aan werknemers. De heeft geleid tot de volgende grafiek.
Uit de grafiek valt af te leiden dat fiscale of andersoortige obstakels geen prominente rol spelen bij de beslissing om geen gebruik te maken van werknemersparticipaties.
Onbekend maakt onbemind
Onderzoekers die onderzoek hebben gedaan naar werknemersparticipaties hebben aangegeven dat de geringe mate van toekennen van werknemersparticipaties voor een deel is terug te leiden naar het adagium: ‘onbekend maakt onbemind’.
Uit onderzoek blijkt dat 33% van de bedrijven die gevraagd wordt naar de reden waarom zij geen gebruik maken van werknemersparticipaties een tekort aan informatie over werknemersparticipaties ervaren. Het gebrek aan kennis als knelpunt werd ook door sociale partners ingebracht in de Stichting van de Arbeid. Het vergroten van de kennis over financiële werknemersparticipaties, de voor- en nadelen en de uitvoering ervan is een taak voor de sociale partners en de andere partijen die hierbij betrokken zijn.
Fiscale obstakels toekennen financiële werknemersparticipaties – eigenaarschap
In de gesprekken met werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers in de Stichting van de Arbeid werd naast beperkte informatie gerefereerd aan vier specifieke praktische obstakels in de uitvoering van het toekennen van werknemersparticipaties die leiden tot eigenaarschap.
1 Waardering niet-beursgenoteerde bedrijven
Waardering wordt vaak als grootste knelpunt benoemd bij werknemersparticipatie via eigenaarschap bij niet-beursgenoteerde bedrijven. Het is nodig om het aandeel in een bedrijf te waarderen, zowel voor het moment waarop de werknemer de financiële participatie ontvangt (wat als loon in box 1 wordt belast) als daarna de waarde van het aandeel wat periodiek geijkt moet worden (in box 3). De complexe waardering is echter niet primair een fiscaal, maar allereerst een bedrijfseconomisch vraagstuk.
Waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven is niet te vangen in één algemeen toepasbare formule. De fiscale waardering van een onderneming is maatwerk en ook afhankelijk van diverse factoren, zoals de branche waarin de onderneming actief is, cashflow stromen, kapitaal, mate van vreemd vermogen in de onderneming etc.
De Belastingdienst hanteert in de praktijk bepaalde waarderingsmethoden die het mogelijk maken om toekomstige kasstromen contant te maken. Daarbij spelen diverse variabelen, zoals toekomstige inkomsten en risicoprofiel een rol.
Het ministerie van Financiën zal in overleg met de Belastingdienst bezien in hoeverre een uitspraak kan worden gedaan over een preferente waarderingsmethode vanuit de Belastingdienst. De praktijk heeft behoefte aan meer duidelijkheid op dit punt.
2 Lange doorlooptijd verzoeken om vooroverleg over waardering niet-beursgenoteerde bedrijven
Door de werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers wordt ook gewezen op de lange doorlooptijd van verzoeken om vooroverleg over werknemersparticipatieregelingen. Dit wordt in zekere zin herkend door de Belastingdienst. De Belastingdienst wijst er wel op dat de termijn van 8 weken in het algemeen wel gehaald wordt voor een eerste reactie op regelingen waarbij de standpunten ten aanzien van het invullen van de variabelen die nodig zijn om tot een waardering te komen niet ver uit elkaar liggen.
3 Nieuwe systematiek box III
Door werknemersvertegenwoordigers wordt ook gewezen op de negatieve impact van een eventuele vermogensaanwasbelasting op de toekenning van werknemersparticipaties die leiden tot eigenaarschap. Dit zou er immers toe kunnen leiden dat werknemers al belasting moeten betalen over de waardestijging van de participaties zonder dat de werknemers een contante opbrengst hebben ontvangen.
4 Niet-aftrekbaarheid werknemersparticipaties in Vpb
Als nadeel wordt aangegeven dat de schenking van aandelen of certificaten voor de werkgever in de vennootschapsbelasting (Vpb) niet aftrekbaar is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld loon in geld.
Conclusies
Ten aanzien van de verschillende hierboven gesignaleerde obstakels kunnen de conclusies en de vervolgstappen als volgt worden samengevat.
Beperkte informatie
Onderzoek laat zien dat werkgevers vaak niet bekend zijn met de mogelijkheid van financiële werknemersparticipatie. Het vergroten van bekendheid van dit instrument zou tot een toenemend gebruik kunnen leiden. Hier ligt een rol voor organisaties die werknemersparticipaties wensen te stimuleren zoals werknemers- en werkgeversvertegenwoordigingen en intermediairs. Zij zijn het beste in staat om deze bekendheid op een passende wijze te vergroten.
Waardering
De waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven is van diverse factoren afhankelijk, dit vergt maatwerk en is daarom lastig in een algemeen geldende formule te vatten.
Het ministerie van Financiën zal in overleg treden met de Belastingdienst om te bezien in hoeverre het mogelijk is om toch richting te geven aan de discussies rondom de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van een preferente waarderingsmethode. In dit overleg wordt ook de mogelijkheid betrokken om richtlijnen voor de afwaardering van de fiscale waarde van werknemersaandelen met een vervreemdingsverbod ook op te stellen voor niet-beursgenoteerde bedrijven.
Het ministerie gaat ervan uit hiermee een verbetering te kunnen aanbrengen ten aanzien van veelvuldig gesignaleerde knelpunten in de uitvoering van het toekennen van financiële werknemersparticipaties aan werknemers.
Duur van vooroverleg
Meer duidelijkheid over de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven kan ook een positief effect hebben op de duur van vooroverleggen over deze materie, hoewel iedere waarderingsmethode de invulling van bepaalde variabelen vraagt die op zich weer voer voor discussie kunnen vormen.
Box III
Een wetsvoorstel voor het nieuw stelsel van box III om belasting te heffen op basis van het werkelijke rendement ligt nu voor advies bij de Raad van State.
Niet-aftrekbaarheid werknemersparticipaties in Vpb
De niet-aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting is een doelbewuste keuze van de wetgever geweest. Het kabinet is niet van plan om hier aanpassingen in te doen. Het kabinet blijft bij haar eerdere standpunt dat het wel of niet financieel laten participeren van werknemers in het bedrijf van de werkgever een onderwerp is dat deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen tussen werkgevers en werknemers, bijvoorbeeld in cao-onderhandelingen.
Alleen werkgevers en werknemers kunnen samen, binnen bestaande wet- en regelgeving, in onderling overleg de voor- en nadelen van financiële werknemersparticipaties afwegen en daarmee kijken of financiële werknemersparticipatie een aantrekkelijke vorm van loon is die zij willen toepassen.
Geen taak van overheid
Het kabinet beschouwt het niet als een taak van de overheid om de ene vorm van loon meer te stimuleren dan andere. Wel ziet het kabinet het als haar taak om knelpunten in de uitvoering die binnen haar bereik liggen aan te pakken. Zo wordt met de Belastingdienst gekeken in hoeverre zij meer richting kunnen geven rondom de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven, wil de staatssecretaris onderzoeken of voor niet-beursgenoteerde bedrijven ook richtlijnen voor de afwaardering van aandelen met een vervreemdingsverbod kunnen worden opgesteld en is in het verleden reeds het heffingsmoment aangepast.
Het aanpakken van de knelpunten zal gebruik van werknemersparticipatie eenvoudiger maken wat het gebruik ervan kan verhogen. In die zin kan de overheid een stimulerende rol spelen, maar verdere stimulering ziet de staatssecretaris niet als een taak voor de overheid, maar wordt overgelaten aan werkgevers en werknemers. Het kabinet blijft wel in gesprek met sociale partners en andere stakeholders over mogelijke knelpunten.