In het Belastingplan 2024 is de gerichte vrijstelling voor OV-kaarten verruimd. Over de exacte uitwerking van deze verruiming is echter in de praktijk onduidelijkheid ontstaan. Met dit wetsvoorstel probeert het kabinet deze onduidelijkheid weg te nemen.
Verduidelijkt wordt dat als een werkgever een werknemer de mogelijkheid geeft om vrij te reizen of met korting te reizen op zijn kosten, deze kosten gericht zijn vrijgesteld. Voorwaarde hiervoor is wel dat op dezelfde wijze in enige mate ook zakelijk wordt gereisd.
De gerichte vrijstelling geldt dus ook voor privéreizen met een recht op vrij reizen, bijvoorbeeld een OV-kaart van de werkgever) of een recht op korting van de werkgever.
Verder is de gerichte vrijstelling beperkt uitgebreid, namelijk dat deze niet beperkt is tot Nederlands openbaar vervoer.
De gerichte vrijstelling geldt niet voor privéreizen die met een privé – niet door de werkgever vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld – recht worden gemaakt, zoals een privé OV-kaart. De gerichte vrijstelling geldt wel voor zakelijke reizen die met zo’n privékaart worden gemaakt.
Geen registratie privé- en zakelijk gebruik
Deze voorgestelde wijziging in het Belastingplan 2025 verduidelijkt dat zolang de werkgever aannemelijk kan maken dat sprake is van (ten minste enig) zakelijk gebruik van het recht op vrij reizen of het recht op korting hij geen registratie van privégebruik en zakelijk gebruik meer hoeft bij te houden om in aanmerking te komen voor de gerichte vrijstelling van die rechten.
Werkkostenregeling
De voorgestelde verduidelijking is onderdeel van de gerichte vrijstelling in de werkkostenregeling (WKR) voor vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder ook de onbelaste reiskostenvergoeding met een vast bedrag per kilometer valt. De wijziging wordt betrokken in de volgende evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding die gepland staat voor 2028.
Verruiming gerichte vrijstelling voor OV-kaarten
Via het Belastingplan 2024 is de gerichte vrijstelling voor openbaar vervoer kaarten (OV-kaarten),
zijnde rechten op vrij reizen per openbaar vervoer (OV-abonnementen) en rechten op vermindering
van de prijs van openbaarvervoerbewijzen (voordeelurenkaarten), verruimd.
Mede in verband met de toename van administratieve lasten vanwege het hybride werken is het daarbij de bedoeling geweest om het onderscheid tussen het ter beschikking stellen van een OV-kaart (was vóór 2024 al onbelast in de vorm van een nihilwaardering) en het op een andere manier verstrekken of vergoeden van een OV-kaart (nieuw per 2024) af te schaffen.
Daarmee is beoogd ook het privégebruik van een OV-kaart die door de werkgever wordt vergoed of verstrekt, waaronder mede begrepen ter beschikking gesteld, onder voorwaarden gericht vrij te stellen. Dat is het geval als de werknemer de OV-kaart (in welke mate dan ook) ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) gebruikt.
Voorstel voor wijziging
Inmiddels is gebleken dat de gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart nog niet helemaal op de juiste wijze is geregeld. Daarom wordt voorgesteld de huidige tekst op dat punt aan te passen.
Ook wordt voorgesteld het in de huidige regeling opgenomen onderscheid tussen reizen per
Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen, omdat er in
dit geval geen goede reden is voor dat onderscheid. Naast deze beperkte uitbreiding is geen
beleidsmatige wijziging beoogd.
Tot slot wordt voorgesteld de in de huidige regeling gebruikte terminologie aan te passen. In de
uitvoeringspraktijk is namelijk onduidelijkheid ontstaan over wat als een OV-abonnement en wat
als een voordeelurenkaart moet worden beschouwd en welke reikwijdte de gerichte vrijstelling
daarmee heeft.
Met de op dit punt voorgestelde wijziging wil het kabinet de gerichte vrijstelling voor reiskosten van openbaar vervoer verduidelijken door die begrippen te laten vervallen en te volstaan met (algemene) omschrijvingen.
Met de voorgestelde wijzigingen wordt beoogd met die (algemene) omschrijvingen in de wettekst ook toekomstige innovaties in reizen met openbaar vervoer te omvatten.
Recht op vrij reizen per OV
Een recht op vrij reizen per openbaar vervoer (recht op vrij reizen) of een recht op vermindering
van de prijs van openbaarvervoerbewijzen (recht op korting) kan op dit moment, onder meer,
bestaan uit:
- een abonnement dat de werkgever voor de werknemer heeft afgesloten;
- een abonnement dat een werknemer zelf heeft afgesloten en kan declareren bij zijn
werkgever, waarbij dit abonnement recht geeft op vrij reizen, op een vast traject vrij
reizen of op bepaalde momenten vrij reizen of een korting geeft bij reizen; - de mogelijkheid, bijvoorbeeld met een mobiliteitskaart of mobiliteitsapp, die een
inhoudingsplichtige een werknemer biedt om gebruik te maken van openbaar vervoer zonder
een specifiek abonnement, maar waarbij de rekening van afzonderlijke reizen rechtstreeks door
een extern (vervoers)bedrijf bij de werkgever in rekening wordt gebracht; - de mogelijkheid, bijvoorbeeld met een mobiliteitskaart of mobiliteitsapp, die een
werkgever een werknemer biedt om gebruik te maken van openbaar vervoer zonder
een specifiek abonnement, maar waarbij de kosten voorafgaand door de inhoudingsplichtige
worden betaald, bijvoorbeeld door een bedrag aan saldo op een dergelijk reisproduct te (laten)
laden.
Administratieve lastenverlaging
Een belangrijke aanleiding van de wijziging per 2024 was de stijging van de administratieve lasten vanwege de toename van hybride werken. Doel van de maatregel was daarom ook verlaging van administratieve lasten voor werkgevers die werknemers onbelast gebruik laten maken van het openbaar vervoer, zonder dat sprake is van een vast reispatroon of van dagelijks reizen.
Gerichte vrijstelling niet voor gedeclareerde reizen
Ten aanzien van een reisproduct dat geen recht op vrij reizen en geen recht op korting is en dat in eigendom is van de werknemer en waarbij een werknemer de reiskosten bij zijn werkgever declareert, is ook sprake van een administratieve handeling. De administratieve handeling om een declaratie te verwerken wordt echter voor de werkgever niet minder als privéreizen ook kunnen worden gedeclareerd.
De gerichte vrijstelling geldt daarom niet voor gedeclareerde privéreizen die met een privéreisproduct, niet zijnde een recht op vrij reizen of een recht op korting, worden gemaakt.
Niet verplicht reiskosten te betalen
Een werkgever is overigens fiscaal niet verplicht om reiskosten voor zijn rekening te nemen. Een werkgever kan ook een deel of geen van de kosten van reizen van werknemers voor zijn rekening nemen.
Uitruil arbeidsvoorwaarden
Een werkgever heeft verder de mogelijkheid om een recht op vrij reizen toe te kennen aan diens werknemers via een uitruil van arbeidsvoorwaarden. Een werknemer moet hier expliciet mee instemmen, omdat een uitruil ook gevolgen kan hebben voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals pensioen en eventuele uitkeringen.
Een uitruil van arbeidsvoorwaarden houdt in dit geval in dat een werkgever en een werknemer gezamenlijk kiezen om het belaste loon van een werknemer te verlagen ten behoeve van een gericht vrijgestelde vergoeding of verstrekking, waaronder begrepen een terbeschikkingstelling, van een recht op vrij reizen of een recht op korting.
Bron: Belastingplan 2025