De werknemer is langere tijd arbeidsongeschikt geweest. De werknemer stelt dat zij per 8 juli 2023 weer geschikt was voor de bedongen arbeid en dat daarom, nadat zij weer ziek was geworden, de werkgever haar loon moet doorbetalen. Ook stelt de werknemer dat de werkgever enkele maanden te weinig loon heeft betaald. Daarnaast wil de werknemer, nadat ze weer arbeidsgeschikt is, op bepaalde dagen toegelaten worden om arbeid te kunnen verrichten. De kantonrechter wijst de vorderingen af.
Niet is gebleken dat de werknemer op enig moment weer geschikt was voor haar bedongen arbeid. Ook is niet gebleken dat de werkzaamheden die de werknemer verrichtte de nieuwe bedongen arbeid is geworden. Evenmin is gebleken dat partijen mondeling de arbeidsduur hebben verminderd.
‘Arbeidsgeschikt verklaard’
Tussen partijen is onder andere in geschil of de werknemer per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt was voor de bedongen arbeid. De werknemer heeft gesteld dat zij per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt is verklaard, maar zij onderbouwt haar stelling op dit punt niet. Haar stelling vindt in de stukken ook geen steun.
In het Arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 22 augustus 2023 wordt namelijk vermeld dat de werknemer zich op 16 november 2020 ziek meldde en dat de verwachting is dat de medische situatie en de daaraan gelieerde functionele mogelijkheden binnen één tot twee jaar kunnen verbeteren. Hieruit volgt niet dat de werknemer arbeidsgeschikt (geweest) is per 8 juli 2023.
16,5 uur i.p.v. 21 uur per week
Op 28 juli 2023 heeft een telefonisch consult plaatsgevonden tussen de werknemer en de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft daarna in zijn advies vermeld dat de eerste verzuimdag 27 mei 2021 betreft. Verder heeft de bedrijfsarts op basis van informatie van de werknemer vermeld dat de werknemer dan 21 uur per week werkzaam is. De werkgever heeft dit op de mondelinge behandeling betwist en gesteld dat de werknemer 16,5 uur per week werkzaam was en extra pauzes nam, omdat haar gezondheid dat eiste.
Nog uren aan het opbouwen
De kantonrechter volgt het verweer van de werkgever, want de werknemer heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij in de zomer van 2023 nog uren aan het opbouwen was. Ook heeft de werknemer erkend dat zij extra pauzes nam. Daarnaast heeft de werknemer verklaard dat zij pas in augustus 2023 20 uur per week is gaan werken en in de periode daarvoor 16 à 17 uur per week werkte. Ook hieruit maakt de kantonrechter op dat de werknemer per 8 juli 2023 nog niet geschikt was voor de bedongen arbeid.
Vermindering arbeidsduur onvoldoende onderbouwd
De werknemer heeft haar stelling dat zij en de werkgever mondeling zijn overeengekomen dat per 28 juli 2023 de arbeidsduur is verminderd van 22 naar 20 uur per week onvoldoende onderbouwd. Dit blijkt ook niet uit de stukken.
16,5 uur per week loon uitbetaald
Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat de werknemer voor 16,5 uur per week loon kreeg uitbetaald over de periode juli tot en met november 2023. Dit wordt pas voor het eerst door de gemachtigde van de werknemer aangekaart in zijn e-mailbericht aan de werkgever van 25 november 2023. De stelling dat de werknemer hiervan pas later vanwege een mededeling van de werkgever op de hoogte kwam, volgt de kantonrechter niet. Een vermindering van 3,5 uur loon per week is fors en zal om die reden niet onopgemerkt blijven bij het uitbetalen van het loon.
Extra pauzes en minder productiviteit
De werkgever heeft gemotiveerd verweer gevoerd en gewezen op de extra pauzes en het productiviteitspercentage van de werknemer gedurende die periode. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling dat een nieuwe arbeidsduur is overeengekomen.
Passende arbeid gericht op functie
De werknemer heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit zij zou mogen afleiden dat – stilzwijgend – een nieuwe arbeidsduur is overeengekomen. Zij heeft ter zitting erkend dat zij nog uren aan het opbouwen was in het kader van haar re-integratie. Van nieuwe bedongen arbeid is dan geen sprake. De arbeid die zij verrichtte was passende arbeid gericht op re-integratie in haar functie.
Niet per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt
De kantonrechter is van oordeel dat niet voldoende vast is komen te staan dat de werknemer per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt was. Voordat zij opnieuw uitviel wegens ziekte op 29 november 2023, verrichtte zij passend werk in het kader van re-integratie in haar functie bij de werkgever.
104 weken arbeidsongeschikt op 5 maart 2023
Volgens het Arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 22 augustus 2023 was de werknemer op 5 maart 2023 104 weken arbeidsongeschikt. Dit heeft als gevolg dat de werkgever niet meer verplicht is om aan de werknemer loon te betalen, indien zij wegens ziekte niet kan werken. De vordering tot betaling van loon na 29 november 2023 is dan ook niet toewijsbaar, omdat de werknemer (wegens ziekte) niet heeft gewerkt.
Vordering tot betaling achterstallig loon afgewezen
Evenmin is voldoende vast komen te staan dat de werknemer 20 uur arbeid verrichtte per 28 juli 2023. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat de kantonrechter in de bodemprocedure de vordering tot betaling van te weinig betaald, achterstallig loon over de periode juli tot en met november 2023 zal toewijzen. Deze vordering wordt om die reden afgewezen.
Nu de vordering tot betaling van (achterstallig) loon wordt afgewezen, is ook de vordering tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het achterstallige loon niet toewijsbaar.
Vordering tot verrichten van werk na herstel ook afgewezen
Ook de vordering tot het verrichten van werkzaamheden na herstel wijst de kantonrechter af. De werknemer is op dit moment niet geschikt om arbeid te verrichten. Het is nog onbekend op welke termijn de werknemer weer re-integratiewerkzaamheden kan verrichten en hoe snel de eventuele urenopbouw hiervan zal verlopen. De werknemer heeft onvoldoende aangevoerd dat een onmiddellijke voorziening is vereist en dat een beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2592