De werknemer is bij de werkgever in dienst getreden als receptioniste van een recreatiedorp. Haar salaris bedraagt € 3.551,59 exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten op basis van een werkweek van 38 uur. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Verblijfsrecreatie van toepassing verklaard.
Ziekgemeld en schorsing
Op 16 augustus 2022 heeft de werknemer zich ziekgemeld en vanaf dat moment is zij arbeidsongeschikt.
Bij brief van 14 december 2022 heeft de gemachtigde van de werkgever de werknemer medegedeeld dat zij per direct voor onbepaalde tijd werd geschorst in afwachting van de uitkomst van nader onderzoek. Achtergrond van dit besluit is volgens de brief dat de werkgever het vermoeden heeft dat de werknemer betrokken is bij onregelmatigheden met betrekking tot een kavelnummer op het recreatiedorp.
Volgens de brief is dit vermoeden ontstaan door de ontvangst van een brief op 12 december 2022 van een direct betrokkene. In de brief staat verder dat aan de werknemer gedurende de schorsing haar volledige salaris zal worden doorbetaald inclusief vakantiegeld.
Non-actiefstelling
Partijen zijn op 22 december 2022 met elkaar over de non-actiefstelling in gesprek gegaan. De gemachtigde van de werkgever heeft de werknemer naar aanleiding van dit gesprek bericht dat er nog nader onderzoek moest worden verricht en dat met de door de bedrijfsarts in verband met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer voorgestelde mediation zou worden gewacht tot de uitkomsten van het onderzoek bekend zouden zijn.
Begin juni 2023 heeft de gemachtigde van de werkgever een gespreksverslag van het gesprek van 22 december 2022 aan de gemachtigde van de werknemer gestuurd. De gemachtigde van de werknemer heeft begin augustus 2023 naar aanleiding van dit verslag aan de gemachtigde van de werkgever per e-mail een nadere toelichting gegeven. In deze e-mail is verzocht om de non-actiefstelling op te heffen omdat zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan.
Op deze brief is niet gereageerd door de gemachtigde van de werkgever. Ook op vervolgmails van de gemachtigde van de werknemer is een reactie van de werkgever uitgebleven.
Vordering werknemer
De werknemer vordert in deze procedure om de werkgever onder meer te veroordelen tot schriftelijke intrekking van de non-actiefstelling binnen een week na datum vonnis, onder last van een dwangsom van € 250 per dag, of een in goede justitie vast te stellen dwangsom en te veroordelen tot betaling van € 4.866,84 bruto aan te weinig uitbetaald loon over de periode 14 december 2022 tot 1 december 2023.
De werkgever is het daar niet mee eens. Volgens de werkgever is de werknemer niet ontvankelijk in haar vorderingen omdat het spoedeisend belang daarbij ontbreekt. Ook op inhoudelijke gronden moeten de vorderingen van de werknemer volgens de werkgever worden afgewezen.
Spoedeisend
De werknemer is ontvankelijk in haar vorderingen. De vordering tot het opheffen van een non-actiefstelling is naar haar aard spoedeisend. Dat de werkgever inmiddels bij brief van 11 januari 2024, drie weken na ontvangst van de dagvaarding, de non-actiefstelling heeft opgeheven, doet niet af aan de spoedeisendheid van de vordering van de werknemer op het moment van het instellen daarvan. Daarbij komt dat het instellen van deze vordering nodig is geweest om de non-actiefstelling op te heffen. Ondanks diverse eerdere schriftelijke verzoeken is de werkgever pas drie weken na ontvangst van de dagvaarding overgegaan tot opheffing van de non-actiefstelling.
Intrekking non-actiefstelling
Tussen partijen staat vast dat de non-actiefstelling van de werknemer per 11 januari 2024 met een e-mailbericht van de gemachtigde van de werkgever is ingetrokken. De werknemer heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van deze vordering. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Te weinig betaald loon alsnog betalen
De werknemer stelt dat zij in de periode van 14 december 2022 tot 1 december 2023 recht heeft op haar volledige salaris in plaats van het conform de toepasselijke cao bij ziekte verschuldigde percentage van het salaris dat zij betaald heeft gekregen. De werknemer baseert deze stelling op de tekst in de brief van 14 december 2022 van de gemachtigde van de werkgever waarin staat dat gedurende de schorsing haar volledige salaris zal worden doorbetaald. Het verweer van de werkgever is uitsluitend dat een non-actiefstelling geen argument is om ineens af te zien van de aangepaste loonbetaling conform de cao.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de werkgever hiermee niet heeft bestreden dat in de brief van 14 december 2021 van haar gemachtigde de toezegging valt te lezen dat tijdens de non-actiefstelling het volledige, niet wegens ziekte gekorte salaris, zal worden doorbetaald. Om die reden is in deze procedure voldoende aannemelijk dat de gemachtigde van de werkgever de door de werknemer gestelde toezegging heeft gedaan.
De werkgever heeft niet betwist dat het te weinig betaalde salaris uitkomt op een bedrag van € 4.868,84 bruto. Deze vordering van de werknemer wijst de kantonrechter dan ook toe.
Geen afgifte kerstpakket
De vordering tot afgifte van een kerstpakket wordt afgewezen. De werknemer heeft niet toegelicht wat de juridische grondslag is van deze vordering. In het algemeen geldt dat het geven van een kerstpakket aan werknemers een onverplicht gebaar van een werkgever is waaraan een werknemer geen rechten kan ontlenen.
Geen afgifte brief van derde
De vordering tot afgifte van de brief van een derde waarnaar de gemachtigde van de werkgever in zijn brief van 14 december 2022 verwijst, wordt afgewezen. De werkgever heeft de non-actiefstelling immers ingetrokken en heeft ook ter zitting bevestigd dat een ontslag op staande voet of een ontbinding wegens ernstig verwijtbaar handelen niet aan de orde is. Daarmee valt niet in te zien welk juridisch belang de werknemer nog heeft bij toewijzing van deze vordering als voorlopige voorziening in dit kort geding. Tegen de aantijgingen in de brief hoeft zij zich immers niet te verweren.
De kantonrechter heeft begrip voor het feit dat het de werknemer aangrijpt dat zij de aantijgingen in de brief niet rechtstreeks kan weerleggen omdat zij niet zelf kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van deze brief. Dit betekent echter niet automatisch dat haar vordering tot afgifte van de brief wordt toegewezen. Zeker niet, omdat ze op de zitting ook zelf heeft verklaard dat de werkgever op dit punt toch niet naar haar kant van het verhaal wil luisteren.
Geen inzage in onderzoeksactiviteiten
De werknemer heeft haar verzoek om de werkgever een overzicht te laten verstrekken van alle onderzoeksactiviteiten niet nader gemotiveerd in haar dagvaarding. Ter zitting is toegelicht dat de werknemer dit heeft gevorderd omdat hieruit naar voren zou kunnen komen dat de werkgever zich niet als goed werkgever heeft gedragen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het te ver voert om een dergelijke vordering in dit kort geding toe te wijzen omdat de werknemer hierbij geen (materieel) spoedeisend belang heeft.
Geen schriftelijke verklaring
Op de zitting heeft de gemachtigde van de werknemer toegelicht dat met de stellingen in de pleitnota van de werkgever de vordering tot afgifte van een schriftelijke verklaring dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die te kwalificeren zijn als een dringende reden achterhaald is. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Geen verbod negatief uitlaten
De werkgever heeft de stelling van de werknemer dat zij zich negatief over haar heeft uitgelaten, betwist. Daarmee staat in deze procedure (zonder bewijslevering) niet vast dat de werkgever zich negatief heeft uitgelaten en daarom wordt het gevorderde verbod afgewezen.
Proceskosten
De werkgever is de partij die overwegend ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 1 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1783