
In deze zaak heeft de werkgever – na een aan de werknemer gegeven ontslag op staande voet vanwege valsheid in geschrifte – verzocht de werknemer te veroordelen tot betaling van verschillende bedragen. Een deel van de verzochte bedragen wordt toegewezen. Verder bepaalt de kantontrechter dat de werkgever de te betalen bedragen voortvloeiend uit het tegenverzoek mag verrekenen met de te ontvangen bedragen in het verzoek.
Handtekening vervalsen
Zowel in het telefoongesprek met zijn voormalige gemachtigde op 20 november 2023 als ter zitting is door de werknemer erkend, dat hij de handtekening van een betrokkene op de marketingovereenkomst (opzettelijk) heeft vervalst. Het vervalsen van deze handeling levert volgens de kantonrechter een dringende reden op voor ontslag op staande voet.
De omstandigheid dat er geen in kracht van gewijsde, op tegenspraak gewezen vonnis van de stafrechter is waarbij dat feit bewezen is verklaard, maakt dat niet anders. Bovendien staat als niet betwist vast dat de arbeidsovereenkomst onverwijld is opgezegd onder onverwijlde mededeling van de dringende reden aan de werknemer.
Rechtsgeldig ontslag op staande voet
Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig, zodat de arbeidsovereenkomst op 20 november 2023 is geëindigd door dat ontslag op staande voet en niet pas op 1 december 2023 door opzegging door de werknemer, zoals hij heeft aangevoerd.
Gefixeerde schadevergoeding
Omdat de werknemer door opzet of schuld aan de werkgever een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen en de werkgever van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, is de werknemer op grond van artikel 7:677 lid 2 BW de gefixeerde schadevergoeding aan de werkgever verschuldigd. Daarbij is niet relevant of al dan niet gesteld of gebleken is dat de werkgever daadwerkelijk schade heeft geleden.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 3 onderdeel a BW is de gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
De door de werkgever verzochte gefixeerde schadevergoeding van € 11.666,67 (gelijk aan het bruto maandloon plus 8% vakantietoeslag) is dus toewijsbaar. Ook de overige op dit punt gevoerde verweren van de werknemer maken dat niet anders.
Voor matiging van de gefixeerde schadevergoeding, zoals subsidiair verzocht, is naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. De wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding is toewijsbaar zoals verzocht vanaf 20 november 2023.
Schadevergoeding wegens wanprestatie en/of onrechtmatige daad
De werkgever maakt aanspraak op verschillende schadeposten, omdat de werknemer volgens hem toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst en/of onrechtmatig jegens de werkgever heeft gehandeld.
Salaris 1 tot 20 november 2023
Allereerst maakt de werkgever aanspraak op een schadevergoeding van € 6.978,98, gelijk aan het (bruto) salaris van de werknemer over de periode van 1 tot 20 november 2023, omdat de werknemer in die periode zijn werkzaamheden niet heeft overdragen en de bestuurders en externe adviseurs van de werkgever niet op de hoogte heeft gesteld van de stand van zaken rond het aanvraagproces van de verklaring van geen bezwaar en de vergunning betreffende financiële dienstverlening. Ook heeft de werknemer volgens de werkgever tot driemaal toe een telefonische oproep van ING onbeantwoord gelaten. Dit kwalificeert volgens de werkgever als werkweigering en wanprestatie.
De werknemer heeft betwist dat hij werk heeft geweigerd.
Sommige werkzaamheden wel verricht, andere niet
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer in zijn e-mail van 1 november 2023 uitleg heeft gegeven en zich bereid heeft verklaard zaken over te dragen, maar daarbij heeft aangegeven dat hij wegens compliance redenen de projecten die zien op de vergunningsaanvraag moet doorverwijzen naar iemand anders. Aan de andere kant heeft de werknemer volgens die e-mail niet (op dat moment) voldaan aan het verzoek van de werkgever een telefoongesprek te voeren over ‘office management’ en ‘the continuity’. Ook staat als door de werknemer erkend vast dat hij oproepen van de ING-bank onbeantwoord heeft gelaten (volgens de werknemer omdat hij van die oproepen geen kennis had genomen).
In hoeverre de werknemer in de betreffende periode zijn werkzaamheden al dan niet heeft verricht, valt lastig precies vast te stellen. De kantonrechter gaat er op grond van het bovenstaande vanuit dat de werknemer sommige van zijn werkzaamheden wel heeft verricht en andere niet.
Geen arbeid, wel loon
Gelet op het bepaalde in artikel 7:628 BW, ‘geen of gedeeltelijk geen arbeid, wel loon, tenzij het gedeeltelijk niet verrichten in redelijkheid voor rekening van de werknemer dient te komen’, oordeelt de kantonrechter dat de werknemer zich bereid heeft verklaard zijn werkzaamheden te verrichten en dat hij verschillende omstandigheden heeft aangevoerd waarom hij bepaalde werkzaamheden niet of nog niet heeft verricht. Die omstandigheden zijn:
- de opvatting dat projecten naar een andere functionaris binnen de organisatie moeten worden doorverwezen;
- de omstandigheid dat de werknemer geen gesprek wilde voeren op het moment dat de werkgever dat wilde; en
- de omstandigheid dat hij van bepaalde oproepen geen kennis had.
Recht op salaris
Volgens de kantonrechter zijn geen van deze omstandigheden omstandigheden die in redelijkheid voor rekening van de werknemer horen te komen. Dit betekent dat de werknemer recht heeft op zijn salaris over de periode van 1 tot 20 november 2023. Deze door de werkgever verzochte schadevergoeding wijst de kantonrechter daarom af.
€ 42.000 voor bemiddeling
De verzochte schadevergoeding van € 42.000 exclusief btw, gelijk aan het bedrag dat de werkgever aan een bedrijf heeft betaald voor de werving en selectie van de werknemer, is niet toewijsbaar.
De werkgever heeft in dat kader gesteld dat hij de wervings- en selectiekosten heeft gemaakt in de redelijke veronderstelling dat de werknemer langjarig zijn leidende rol in de onderneming zou vervullen en dat dit door het ontslag op staande voet als gevolg van de door de werknemer gepleegde valsheid in geschrifte niet is bewaarheid.
De kantonrechter is van oordeel dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen die valsheid in geschrifte en de door de werkgever gemaakte kosten voor de werving en selectie om die kosten als schadevergoeding voor rekening van de werknemer te laten komen. De werkgever zal zich voor een eventuele schadevergoeding tot het wervings- en selectiebureau moeten wenden.
Kosten juridische bijstand
Ten aanzien van de door de werkgever gevorderde kosten van juridische bijstand heeft de werkgever volgens de kantonrechter onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan hij, in afwijking van het gewone tarief voor buitengerechtelijke incassokosten en het liquidatietarief voor het salaris gemachtigde, recht zou hebben op vergoeding van de werkelijke kosten van juridische bijstand ad in totaal € 12.903. Ook deze onderdelen van het verzoek wijst de kantonrechter daarom af.
Terugbetaling liquide middelen
De werknemer heeft erkend dat hij van het destijds naar zijn privérekening overgemaakte bedrag van € 42.500 nog € 16.068,77 aan de werkgever moet terugbetalen. Dit bedrag wijst de kantonrechter daarom toe, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.862 vanaf 16 november 2023 gelet op gestelde betalingstermijn in de sommatiebrief van 7 november 2023 en over € 5.206,77 vanaf de dag van de zitting, 23 januari 2024.
Wat betreft de door de werknemer verzochte betalingsregeling overweegt de kantonrechter dat haar het treffen van zo’n regeling niet vrijstaat. Hiervoor moet de werknemer zich tot de werkgever wenden.
Kosten zakenreizen
Alhoewel de werknemer ter zitting geen eenduidige uitleg heeft gegeven en geen bewijsstukken heeft aangedragen over het nut van deze reizen en hij verschillende onnavolgbare verklaringen heeft afgelegd over wie hij tijdens die zakenreizen met welk doel heeft gesproken, wordt de vordering tot vergoeding van deze kosten toch afgewezen. De stelling van de werkgever dat de werknemer deze kosten moet terugbetalen omdat hij voor die reizen geen toestemming had, gaat namelijk niet op.
Geen toestemming nodig
De werkgever heeft namelijk niet weersproken dat de werknemer, in de periode dat hij de zakenreizen naar de VS en Luxemburg maakte, als zelfstandig bestuurder onbeperkt bevoegd was de werkgever te vertegenwoordigen en ook als zodanig stond geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Hierom valt niet in te zien waarom de werknemer toestemming nodig had voor het maken van de betreffende zakenreizen, ook niet op grond van goed werknemerschap.
Vaststaat immers dat de werknemer uit hoofde van zijn functie grote vrijheid had in de wijze waarop hij zijn functie invulde en dat het een van zijn taken was om de onderneming op de kaart te zetten, waarmee het ook niet onlogisch was om zakelijke reizen te maken. Niet gebleken is dat de werknemer de reizen heeft gemaakt voor persoonlijke doelstellingen. De in verband met die reizen gevorderde kosten worden daarom afgewezen.
Vergoeding voor 0,9 vakantiedag
De vergoeding van € 448,64 bruto voor 0,9 te veel opgenomen vakantiedag wijst de kantonrechter toe, omdat de verschuldigdheid daarvan door de werknemer niet is betwist. De wettelijke rente over die vergoeding wordt toegewezen vanaf de indieningsdatum van het verzoekschrift (11 december 2023).
Buitengerechtelijke incassokosten
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar over de in de sommatiebrief van 7 november 2023 genoemde posten van € 10.862 en € 6.260 (totaal € 17.122) Dit komt overeenkomstig het tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten neer op een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 946,22. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf 11 december 2023.
Restitutie verzekeringsbedragen
Het bedrag van € 1.622,39 betreffende het (op de privérekening van de werknemer) gerestitueerde bedrag voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt toegewezen, omdat de werknemer de verschuldigdheid daarvan heeft erkend. De wettelijke rente over dat bedrag wordt toegewezen vanaf 11 december 2023.
De verzochte verklaring voor recht, dat alle restituties betreffende geannuleerde verzekeringsovereenkomsten toekomen aan de werkgever en dat de werknemer verplicht is alle door hem (namens de werkgever) (eventueel) nog van de verzekeraars te ontvangen restituties onverwijld na ontvangst daarvan aan de werkgever te betalen, is ook toewijsbaar.
Sleutels en toegangspassen
De werkgever heeft de stelling van de werknemer dat hij de sleutels en de toegangspas op 30 november 2023 al heeft teruggegeven aan de verhuurder van de door de werkgever gehuurde kantoorruimte, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Desgevraagd heeft de werkgever (bij monde van de bestuurder) ter zitting aangegeven dat hij nog geen contact met de verhuurder over die sleutels heeft opgenomen. De kantonrechter neemt aan dat de werkgever dat alsnog zal doen of al heeft gedaan. Het verzoek om de werknemer te bevelen de sleutels en toegangspassen te retourneren wordt afgewezen.
Proceskosten en nakosten
De proceskosten en nakosten komen voor rekening van de werknemer omdat, door het vervalsen van de handtekening, sprake is van ernstig verwijtbaar handelen de werknemer en meerdere verzoeken van de werkgever (waaronder de gefixeerde schadevergoeding wegens het ontslag op staande voet) zijn toegewezen. Daarbij wordt het salaris van de gemachtigde van de werkgever vastgesteld op € 814.
Tegenverzoek: loon betalen
Als door de werkgever erkend staat vast dat hij op zichzelf het loon over de maand oktober 2023 aan de werknemer verschuldigd is. Ook de verschuldigdheid van het verzochte vakantietoeslag heeft de werkgever op zichzelf niet betwist (met uitzondering van het vakantietoeslag over de periode van 1 tot 20 november 2023).
De werkgever heeft wel betwist dat hij het loon over de periode van 1 tot en met 20 november 2023 (en het vakantietoeslag daarover) verschuldigd is, omdat de werknemer – hoewel hij niet was vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden – zijn werk in die periode niet zou hebben gedaan.
Het loon over de periode van 1 oktober 2023 tot 20 november 2023 en vakantietoeslag over de periode van 1 juni 2023 tot 20 november 2023 zijn (op zichzelf) toewijsbaar.
Geen maximale wettelijke verhoging
Het verzoek tot betaling van de maximale wettelijke verhoging over het door de werkgever nog aan de werknemer te betalen salaris en vakantietoeslag wijst de kantonrechter af, omdat de wettelijke verhoging een prikkel beoogt te zijn voor tijdige betaling, terwijl in het voorliggende geval duidelijk is dat de (opeisbare) vorderingen van de werkgever op de werknemer ruimschoots het door de werkgever aan de werknemer toekomende salaris en vakantietoeslag overstijgen.
De werkgever hoeft dan ook niet tot uitbetaling van het aan de werknemer toekomende salaris (en naar de kantonrechter begrijpt ook vakantietoeslag) over te gaan, omdat hij zich terecht beroept op verrekening.
De kantonrechter zal niet zelf de bedragen berekenen, maar laat dat aan partijen over.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 28 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2266