
Loonvordering. Samenloop artikel 7:628 BW en artikel 7:629 BW. De ziekte is in dit geval de primaire oorzaak voor het niet kunnen verrichten van de arbeid.
Wat is de situatie?
De werknemer is sinds 1 februari 2011 bij de werkgever in dienst voor onbepaalde tijd. Op 11 juli 2022 is de werknemer arbeidsongeschikt geworden in verband met (ernstige) psychische problematiek.
Op 4 december 2022 heeft de werknemer thuis zijn echtgenote aangevallen. De werknemer is hierop in voorlopige hechtenis geplaatst.
Bij brief van 20 januari 2023 heeft de werkgever aan de werknemer medegedeeld de loondoorbetaling stop te zetten per 1 januari 2023.
De voorlopige hechtenis is op 16 februari 2023 geschorst waarna klinische behandeling op een penitentiair psychiatrische afdeling is gestart.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 10 november 2023 is geoordeeld dat de werknemer volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezen verklaarde feit en is hij ontslagen van alle rechtsvervolging.
Aan hem is de maatregel van tbs opgelegd met voorwaarden. Een van deze voorwaarden was de opname in een zorginstelling zoals al gestart op 16 februari 2023. Sinds 11 december 2023 verblijft de werknemer weer thuis en krijgt hij dagbehandeling.
Het geschil
De werknemer vordert veroordeling van de werkgever tot betaling van het loon vanaf 1 januari 2023 tot de dag dat de dienstbetrekking eindigt, de vakantietoeslag over de maanden juni 2022 tot en met mei 2023, alles vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
De werknemer is niet in staat te werken. Dit komt op grond van het bepaalde in artikel 7:628 BW voor rekening van de werkgever, omdat de primaire reden voor het niet kunnen werken ligt in de omstandigheid dat de werknemer volledig arbeidsongeschikt is.
Hij heeft al sinds januari 2023 geen inkomsten meer en er is geen geld meer voor de meest elementaire levensbehoeften.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de vraag of de werkgever gehouden is het gevorderde loon te betalen, is het bepaalde in de artikel 7:628 BW en artikel 7:629 BW.
Geen arbeid, geen loon bij werknemer in detentie
In artikel 7:628 BW is bepaald dat de werkgever ook loon moet voldoen als de werknemer geen arbeid heeft verricht. Volgens hetzelfde artikel hoeft de werkgever dit echter niet, als het niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De omstandigheid dat een werknemer in detentie is geplaatst komt in beginsel voor rekening van de werknemer.
Geen arbeid vanwege ziekte, recht op loon
In artikel 7:629 BW is bepaald dat als geen arbeid wordt verricht vanwege ziekte, de werknemer recht op loon behoudt.
Vast staat dat de werknemer gedurende de tijd dat hij in voorlopige hechtenis was geplaatst en in de periode waarin hij was opgenomen op de penitentiair psychiatrische afdeling, geen arbeid kon verrichten. Vast staat ook, dat de werknemer vanaf 11 juli 2022 en gedurende de gehele genoemde periode ziek was.
De vraag die ter beantwoording voorligt is daarmee welke bepaling in dit geval prevaleert.
Volledig ontoerekeningsvatbaar
De werknemer is bij vonnis van 10 november 2023 ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank is tot dit oordeel gekomen omdat de werknemer ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit, volledig ontoerekeningsvatbaar was. Het feit kon daarom niet aan de werknemer worden toegerekend.
Ernstige psychische problemen
Uit de opname van de werknemer op de psychiatrische afdeling en voormeld vonnis van de rechtbank moet worden afgeleid dat bij de werknemer sprake was van de werknemer ernstige psychische problematiek.
Hechtenis en opname waarschijnlijk gevolg van ziekte
Uit het vonnis van de rechtbank kan daarnaast niet anders worden geconcludeerd dan dat deze ziekte van de werknemer heeft geleid tot het bewezen verklaarde feit. De voorlopige hechtenis en de opname op de penitentiair psychiatrische afdeling zijn hiermee naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van deze ziekte.
Ziekte primaire oorzaak van niet-werken
Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de ziekte als de primaire oorzaak van de verhindering van de werknemer om te werken moet worden aangemerkt. Dit betekent dat in dit geval het bepaalde in artikel 7:629 BW prevaleert. Hieruit volgt dat de werkgever het loon vermeerderd met de wettelijke rente moet betalen.
Recht op 70% loon in tweede ziektejaar
Tussen partijen is niet in geschil dat de werknemer in het tweede ziektejaar, dus vanaf 11 juli 2023, slechts recht heeft op 70% van het loon. Dit betekent dat het loon vanaf 11 juli 2023 € 2.660,60 bedraagt (70% van € 3.800,85).
De werkgever heeft verder aangevoerd, dat de vakantietoeslag over de maanden juli 2022 tot december 2022 van € 1.445,34 al is betaald in mei 2023. De werknemer heeft betwist dit bedrag te hebben ontvangen. De overigens niet weersproken vordering wordt daarom toegewezen, met de bepaling dat het bedrag in mindering strekt voor zover dit inderdaad al aan de werknemer is betaald.
De werkgever heeft verder aangegeven niet te betwisten dat hij vanaf 11 december 2023 loon moet betalen, inclusief een verhoging van 3,5% per 1 januari 2024. De werkgever heeft dit nog niet gedaan, omdat hij eerst bij dagvaarding kennis kreeg van het feit dat de werknemer weer thuis was. De kantonrechter heeft geen redenen te twijfelen aan de door de werkgever gedane mededeling dat het loon vanaf 11 december 2023 wordt betaald, zodat hij hiertoe niet wordt veroordeeld.
De medegevorderde wettelijke verhoging wordt in verband met de principiële aard van het geschil en het onvoldoende voortvarend handelen van de werknemer, beperkt tot nihil.
De werkgever is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 27 februari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1051