
Het beroep van de werkgever op verrekening in verband met verduistering door werknemer slaagt niet, omdat de gegrondheid van dit verweer niet eenvoudig is vast te stellen.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de werkgever moet worden veroordeeld tot betaling van diverse bedragen aan de werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en het einde daarvan.
Aanzegvergoeding
De werknemer maakt onder andere aanspraak op een vergoeding wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting. de werkgever voert verweer tegen dit onderdeel van het verzoek en voert aan dat door haar op 17 juli 2023 telefonisch aan de werknemer is doorgegeven dat hij geen nieuwe arbeidsovereenkomst zou krijgen.
De werknemer is vanaf 20 juli 2023 in de ziektewet gegaan en is vanaf dat moment niet meer op kantoor geweest en was telefonisch niet bereikbaar voor de werkgever. Op 4 augustus 2023 heeft de werkgever per brief aan de werknemer bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, aldus de werkgever.
Uiterlijk 1 maand voor einde contract schriftelijk informeren
De kantonrechter overweegt dat de werkgever uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen, dus een maand voor 1 september 2023, de werknemer schriftelijk had moeten informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
Aanzegging niet tijdig gedaan
De telefonische mededeling op 17 juli 2023 door de werkgever is niet voldoende om aan de aanzegverplichting te voldoen; in de wet is uitdrukkelijk bepaald dat de mededeling schriftelijk moet worden gedaan. De door de werkgever in dat kader verzonden brief dateert van 4 augustus 2023 en is dus te laat verstuurd. Dit betekent dat de aanzegging niet tijdig is gedaan en de werkgever de aanzegvergoeding, waarvan zij de hoogte niet heeft weersproken, aan de werknemer verschuldigd is.
Transitievergoeding, loon en vakantietoeslag
Verder maakt de werknemer aanspraak op een transitievergoeding, op loon over de maand augustus 2023 en op vakantietoeslag over de maanden juli en augustus 2023.
De werkgever heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze door de werknemer ingediende verzoeken en heeft niet betwist dat zij de transitievergoeding, het loon over de maand augustus 2023 en de vakantietoeslag over de laatste twee maanden van het dienstverband aan de werknemer verschuldigd is.
De werkgever heeft de hoogte van de door de werknemer verzochte bedragen niet weersproken, zodat de verzoeken van de werknemer in zoverre toewijsbaar zijn.
Vakantie- en ADV-uren
De werknemer maakt tot slot aanspraak op uitbetaling van de bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog openstaande vakantie- en ADV-uren. Het gaat daarbij ten minste om 153,37 vakantie-uren met een tegenwaarde van € 2.219,26 bruto uitgaande van een loon van € 14,47 per uur.
Verder maakt de werknemer aanspraak op uitbetaling van 108 niet genoten ADV-uren met een tegenwaarde van € 1.562,76 bruto. de werknemer voert daartoe aan dat hij, omdat hij altijd 40 uur heeft gewerkt in plaats van de normale werktijd van 38 uur op grond van de cao en het dienstverband 59 weken heeft geduurd, recht heeft op uitbetaling van 108 uur.
Negatief saldo volgens werkgever
De werkgever voert verweer tegen de door de werknemer verzochte uitbetaling van vakantie- en ADV-uren. de werknemer heeft per week 2 uur ADV en per maand 16,67 uur vakantie opgebouwd waarbij er in het systeem geen onderscheid zichtbaar is tussen vakantie- en ADV-uren.
Het saldo van “Verlofregistraties” op de telefoon van de werknemer ziet dus ook op ADV-uren. Op het moment van het einde van de arbeidsovereenkomst was sprake van een negatief saldo, aldus de werkgever.
Deugdelijke administratie bijhouden
De kantonrechter overweegt dat hoewel op de werknemer als werknemer de bewijslast rust van de hoogte van het gevorderde saldo aan vakantie- en ADV-uren, het uitgangspunt is dat de werkgever een deugdelijke administratie bijhoudt.
Niet met stukken onderbouwd
Nu de werkgever de hoogte van de door de werknemer verzochte vakantie- en ADV-uren betwist, had het op de weg van de werkgever gelegen het verweer gemotiveerd en met stukken te onderbouwen en de bijgehouden administratie in deze procedure over te leggen. Dit heeft de werkgever niet gedaan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de werkgever alsnog in deze gelegenheid te stellen. De werkgever had immers al eerder een verklaring aan de werknemer in dat kader uit moeten reiken.
ADV-uren al begrepen in verlofsaldo
Het verweer van de werkgever dat de ADV-uren al begrepen zijn in het verlofsaldo heeft de werknemer niet weersproken. Hij heeft zijn vordering van de ADV-uren ook verder niet nader onderbouwd, zodat volgens de kantonrechter het verzoek wat de vakantie- en ADV-uren alleen een bedrag van € 2.219,26 bruto toewijsbaar is.
Wettelijke rente
De door de werknemer verzochte en door de werkgever niet betwiste wettelijke rente over het achterstallig loon is ook toewijsbaar, omdat de werkgever te laat heeft betaald. De wettelijke rente over de aanzegvergoeding is toewijsbaar zoals verzocht.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 oktober 2023.
De wettelijke rente over de vakantietoeslag en de vakantie- en ADV-uren is eveneens toewijsbaar vanaf 1 oktober 2023 omdat de werkgever de eindafrekening, waarvan de vakantietoeslag en het uitbetalen van vakantie-en ADV-uren onderdeel uitmaken, uiterlijk een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst verschuldigd is.
Wettelijke verhoging
De door de werknemer verzochte de wettelijke verhoging over het achterstallig loon en de vakantietoeslag wordt ook toegewezen. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 20%. De gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging wordt toegewezen zoals gevorderd.
De door de werknemer verzochte afgifte van netto/bruto specificaties met de daaraan gekoppelde dwangsom wijst de kantonrechter toe.
Beroep op verrekening
De werkgever voert aan dat hij geen betaling aan de werknemer verschuldigd is, omdat zij een tegenvordering van rond de € 15.500,00 op de werknemer heeft in verband met spullen die hij verduisterd heeft. De werkgever heeft in feite een beroep gedaan op verrekening in verband met de vordering die hij op de werknemer meent te hebben.
Een beroep op verrekening kan slechts slagen indien de gegrondheid van dit verweer op eenvoudige wijze is vast te stellen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de werknemer van een vordering op hem en het ontbreken van een specificatie van de vordering en enige onderbouwing onder overlegging van stukken door de werkgever, is daarvan geen sprake. Volgens de kantonrechter kan het beroep van de werkgever op verrekening niet slagen.
De conclusie is dat de verzoeken van de werknemer worden toegewezen.
De proceskosten komen voor rekening van de werkgever, omdat zij overwegend ongelijk krijgt.
Tegenverzoek vanwege verduistering
de werkgever heeft ter zitting mondeling een tegenverzoek gedaan. Hij verzoekt veroordeling van de werknemer tot betaling van een bedrag van € 15.500 in verband met de spullen die de werknemer verduisterd heeft. de werknemer maakt bezwaar tegen het toestaan van het tegenverzoek. Het tegenverzoek wordt betwist en het verzoek is onvoldoende concreet en onderbouwd om te kunnen toewijzen, aldus de werknemer.
De kantonrechter overweegt dat het mogelijk is om mondeling ter zitting een tegenverzoek in te dienen. Een dergelijk verzoek zal echter ter zijde moeten worden gesteld indien, gelet op de omstandigheden van het geval, het toestaan van het tegenverzoek in strijd is met de goede procesorde. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval sprake.
Onvoldoende duidelijk en concreet
De werknemer is gelet op het late stadium van het indienen van het tegenverzoek en omdat het tegenverzoek onvoldoende duidelijk en concreet is, niet in staat om voldoende daarop te reageren. Daarvoor zal een nadere aanhouding noodzakelijk zijn.
Werkgever niet-ontvankelijk verklaard
Een nadere aanhouding levert naar het oordeel van de kantonrechter een onredelijke vertraging van de procedure en benadeling van de werknemer op en zal daarom niet worden toegelaten. Daar komt bij dat de werkgever niet dan wel onvoldoende heeft toegelicht waarom zij niet voorafgaand aan de zitting om aanhouding heeft verzocht en/of schriftelijk een tegenverzoek heeft ingediend. Het voorgaande leidt ertoe dat de werkgever niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het tegenverzoek.
De proceskosten komen voor rekening van de werkgever, omdat hij ongelijk krijgt.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 10 januari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:1012