De gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst doorloopt wordt afgewezen. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen partijen is geëindigd en niet voortgezet. De aanzegvergoeding wordt toegewezen, omdat de werkgever niet aan schriftelijke aanzegverplichting heeft voldaan. De transitievergoeding wijst de kantonrechter ook toe.
Wat is de situatie?
De werknemer is op 1 augustus 2022 bij de werkgever in dienst getreden in de functie van medewerker waakdienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde duur van 7 maanden. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd voor de duur van zeven maanden tot 30 september 2023.
De werknemer heeft zich medio april 2023 ziekgemeld.
De werknemer is een kort geding gestart tegen de werkgever, omdat hij zijn loon niet meer volledig uitbetaald kreeg. Dit heeft geresulteerd in een vonnis in kort geding van de kantonrechter te Rotterdam van 3 augustus 2023, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Partijen hebben ter zitting verklaard het erover eens te zijn dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 30 september 2023.”
Het salaris van de werknemer bij de werkgever bedroeg € 3.139,17 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
De werknemer heeft na 30 september 2023 geen loon meer ontvangen van de werkgever en ook geen (Ziektewet)uitkering van het UWV.
Vordering werknemer
De werknemer verzoekt:
- te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de werkgever niet rechtsgeldig is geëindigd per 30 september 2023, maar doorloopt tot 30 april 2024 of een andere datum;
- de werkgever te veroordelen tot het (laten) inplannen van een consult bij de bedrijfsarts voor de werknemer, op straffe van een dwangsom.
Arbeidsovereenkomst geëindigd
Vaststaat dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten tot 30 september 2023. Dat blijkt ook uit het vonnis in kort geding tussen partijen. Ook staat vast dat de werkgever het einde van de arbeidsovereenkomst niet heeft aangezegd. De werknemer verbindt daaraan de conclusie dat de arbeidsovereenkomst is voortgezet en niet van rechtswege is geëindigd op 30 september 2023. De kantonrechter volgt de werknemer in die visie niet.
Niet stilzwijgend voortgezet
Dat de werkgever de werknemer helemaal niet heeft geïnformeerd over het einde van het dienstverband en zelfs helemaal niets meer heeft laten weten aan de werknemer over de arbeidsovereenkomst betekent niet dat de arbeidsovereenkomst daarmee (stilzwijgend) is voortgezet. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken, waaruit geconcludeerd kan worden dat de arbeidsovereenkomst na 30 september 2023 stilzwijgend door partijen is voortgezet.
Ziek uit dienst melding alsnog gedaan
Het enkele feit dat de werkgever de werknemer op of kort na 30 september 2023 niet ziek uit dienst heeft gemeld rechtvaardigt die conclusie niet. De door de werknemer verzochte verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst na 30 september 2023 is blijven doorlopen wordt dan ook afgewezen.
De kantonrechter wijst erop dat de gemachtigde van de werkgever ter zitting te kennen gegeven heeft dat de ziek uit dienst melding bij het UWV door de werkgever alsnog met terugwerkende kracht tot 30 september 2023 gedaan is. De kantonrechter gaat ervan uit dat de werknemer op basis daarvan zijn recht op een Ziektewetuitkering vanaf 1 oktober 2023 alsnog geldend kan maken.
De vordering over het inplannen van een consult met de bedrijfsarts is niet toewijsbaar, omdat de arbeidsovereenkomst op 30 september 2023 van rechtswege geëindigd is.
Aanzegvergoeding
De werkgever heeft het einde van de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk aangezegd en moet daarom de aanzegvergoeding betalen aan de werknemer (artikel 7:668 BW). Dat voor de werknemer duidelijk was of moest zijn dat de arbeidsovereenkomst op 30 september 2023 zou eindigen betekent niet dat de werkgever het einde van de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk hoefde aan te zeggen.
Uit rechtspraak van de Hoge raad volgt dat de aanzegvergoeding steeds verschuldigd is bij niet-inachtneming van de schriftelijkheidseis, ook als voor de werknemer langs andere weg duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet of de werknemer geen nadeel heeft geleden door het niet naleven van de schriftelijkheidseis. De verzochte aanzegvergoeding ter hoogte van één maandsalaris van € 3.139,17 bruto is dan ook toewijsbaar.
Voor toewijzing van de daarover gevorderde 8% vakantietoeslag bestaat echter geen grond, gezien de definitie van het loonbegrip in artikel 2 van het toepasselijke Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. De wettelijke rente over de aanzegvergoeding wordt toegewezen vanaf 1 oktober 2023.
Transitievergoeding
De verzochte transitievergoeding van € 1.318,45 bruto wordt ook toegewezen. De werkgever heeft namelijk niet betwist dit bedrag aan transitievergoeding verschuldigd te zijn aan de werknemer. De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf 1 november 2023 gezien het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 2 februari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:981