De arbeidsovereenkomst van een operationeel manager bij een hoveniersbedrijf bevatte een relatiebeding. Ter beëindiging van die overeenkomst onderhandelen hij en zijn werkgever zonder adviseurs over een vaststellingsovereenkomst (vso), die ze uiteindelijk ondertekenen. In de vso nemen zij op dat het beding voor bepaalde activiteiten blijft gelden – zonder daarbij iets af te spreken over een boete op overtreding van het beding.
De werkgever beschuldigt de werknemer een poosje na de ondertekening van de vso van overtreding van het beding. Zou de werknemer het beding ook volgens de kantonrechter hebben overtreden, waardoor de werknemer de boete verschuldigd is?
We lezen in de uitspraak dat de betreffende werknemer zo’n 2 jaar in dienst was, toen hij en zijn werkgever een vaststellingsovereenkomst aangingen om het vaste dienstverband te beëindigen. Een dergelijke overeenkomst noemen we in de praktijk ook wel een beëindigingsovereenkomst (die we daarin kwalificeren als vaststellingsovereenkomst).
Relatiebeding in beëindigings- en arbeidsovereenkomst
In de vaststellingsovereenkomst namen partijen het volgende concurrentie-, relatie- en nevenwerkzaamhedenbeding op: ‘() Artikel 11 arbeidsovereenkomst blijft van kracht voor het plegen van actieve acquisitie door Dhr. [gedaagde] (of door de onderneming die hij voor eigen rekening drijft) met betrekking tot bestaande cliënten, relaties en werknemers van [eiser]. In het geval dat Dhr. [gedaagde] (of zijn onderneming) benaderd wordt door bestaande cliënten, relaties of werknemers van [eiser] B.V. zal dit in overleg besproken worden met Dhr. [directeur].’ In de overeenkomst spraken ze bovendien finale kwijting af.
In de arbeidsovereenkomst met de werknemer was ook een relatiebeding opgenomen met onder het kopje ‘Geheimhoudingsbeding’ een boetebepaling met betrekking tot het relatiebeding: ‘Bij overtreding van het relatiebeding en/of het geheimhoudingsbeding verbeurt medewerker een dadelijk opeisbare boete van 5.000,-, onverlet het recht van de werkgever wettelijke schade op werknemer te verhalen.’
Werkzaamheden bij relatie
Zo’n 9 maanden na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst verrichtte de werknemer werkzaamheden aan de voortuin van een opdrachtgeefster van de werkgever, bij wie hij namens de werkgever in 2020 werkzaamheden verrichtte in haar achtertuin. Nadat de werkgever daarachter kwam, ontving de werknemer een brief waarin de werkgever hem overtreding van het relatiebeding meldt en verwijt. De werkgever maakt daarbij aanspraak op de boete, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst.
Stellingen van de werknemer
De werknemer stelt bij de rechter vervolgens dat het relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst beperkt is tot actieve acquisitie; hij heeft werkgevers opdrachtgeefster niet actief benaderd, want zij nam zelf contact op met de werknemer.
Bovendien stelt de werknemer dat die opdrachtgeefster geen huidige of actuele klant van de werkgever meer is, aangezien sinds de werkzaamheden in 2020 in haar achtertuin geen werk of ook maar iets van onderhoud is verricht.
Verder stelt de werknemer dat hij geen boete verschuldigd is, aangezien in de vaststellingsovereenkomst geen boetebeding is opgenomen en zij elkaar bovendien finale kwijting hebben verleend in verband met verdere aanspraken uit de arbeidsovereenkomst. En als er al een boete verschuldigd zou zijn, dient die door de rechter gematigd te worden, omdat deze boete onder de gegeven omstandigheden zou leiden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. Dit onder meer vanwege het feit dat de werknemer en zijn partner herhaaldelijk op agressieve en intimiderende wijze lastig zijn gevallen door de werkgever.
Eis van de werkgever
De werkgever stelt daartegenover dat met de bepaling in de vaststellingsovereenkomst is beoogd het relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst te handhaven. Met als aanvulling dan wel verduidelijking dat actieve acquisitie daar in elk geval onder zou vallen, en dat de werknemer zou moeten overleggen met de werkgever als hij zou worden benaderd door bestaande klanten van de werkgever.
De werknemer heeft het relatiebeding dus overtreden wegens de werkzaamheden in de voortuin, zonder dat van tevoren aan de werkgever te melden. En omdat in de vaststellingsovereenkomst geen andere afspraken zijn gemaakt over de boete bij overtreding daarvan, is het boetebeding uit de arbeidsovereenkomst van kracht gebleven, volgens de werkgever.
Voor matiging van de boete is geen plaats volgens de werkgever. Hij heeft namelijk veel schade geleden door het handelen van de werknemer tijdens zijn dienstverband, waarmee hij nog maanden bezig was om die te herstellen.
Strekking en reikwijdte relatiebeding
De kantonrechter stelt om te beginnen vast dat het relatiebeding is overeengekomen en dat partijen daaraan in beide overeenkomsten uitdrukkelijk een bepaling hebben gewijd. De werkgever heeft voldoende onderbouwd dat het de bedoeling was om (de ruimere strekking van) het beding in de arbeidsovereenkomst te handhaven, zoals ook blijkt uit de tekst van het beding in de beëindigingsovereenkomst. Dat partijen beoogden hierover een afwijkende afspraak te maken – namelijk een beperkter relatiebeding – ziet de kantonrechter niet.
Overtreding van het beding
De werknemer heeft het beding overtreden, stelt de kantonrechter, want in 2020 verrichtte de werknemer voor de werkgever en uit eigen naam in 2022 werkzaamheden in de tuinen van opdrachtgeefster. De werknemer weet onvoldoende te onderbouwen dat de opdrachtgeefster hem zou hebben benaderd en ook dat hij geen actieve acquisitie zou hebben gepleegd; hij had bijvoorbeeld haar telefoonnummer nog.
Dat opdrachtgeefster door het kantoor van de werkgever, waarnaar de werknemer haar in eerste instantie verwees, niet werd teruggebeld, maakt daarbij niets uit; de werknemer had de werkgever zelf moeten contacten over het feit dat de opdrachtgeefster hem had benaderd. Maar dat deed hij niet. De opdrachtgeefster was bovendien een zogeheten ‘aanlegklant’, die uitgesproken tevreden was in 2020 en ook voornemens was om later (zodra ze er het geld voor zou hebben) terug te komen, namelijk om ook haar voortuin te laten doen. De kantonrechter vindt het dan ook voorstelbaar dat het relatiebeding juist zulke klantverhoudingen beoogt te beschermen.
Boete verbeurd?
De werknemer overtrad dus het relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst, waarin daarbij geen boetebeding was opgenomen. De kantonrechter moet dan ook mede aan de hand van de bedoeling van partijen beoordelen of partijen beoogden het in de arbeidsovereenkomst opgenomen boetebeding te handhaven in de context van de vaststellingsovereenkomst. En dat acht de kantonrechter het geval; zonder boetebeding zou een relatiebeding haar kracht verliezen.
Bovendien is een relatiebeding een zogeheten postcontractueel beding, dat pas werkt na afloop van het dienstverband en daarmee volgens deze rechter niet zonder meer valt onder de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst. Onvoldoende is gebleken dat partijen een van de arbeidsovereenkomst afwijkende consequentie hebben willen verbinden aan overtreding van het beding, dus het boetebeding moet geacht worden aan het relatiebeding gekoppeld te zijn gebleven. De werknemer heeft de boete dan ook verbeurd.
Matiging van de boete
Het beroep van de werknemer op matiging honoreert de kantonrechter vervolgens ook en wel zodanig dat de boete op nihil wordt gesteld. De redenen daarvoor zijn: als de werkgever het boetebeding had willen handhaven, had hij dat in de vaststellingsovereenkomst moeten opnemen of minstens van toepassing moeten verklaren. Hierdoor werd de tekst in die overeenkomst op dit punt onduidelijk. Dit zorgde voor verwarring, wat voor risico komt van de werkgever.
Daarnaast overtrad de werknemer het beding eenmalig. Omdat de geldigheidsduur van het beding al bijna was verstreken, had de werknemer feitelijk dezelfde werkzaamheden een paar maanden later kunnen verrichten zónder de boete verschuldigd te worden.
Geen kwalificerende noch gespecificeerde schade
De boete, afgezet tegen de schade voor de werkgever, ziet de kantonrechter niet als argument voor de werkgever, aangezien het boetebeding niet bedoeld is om tijdens het dienstverband ontstane schade voor de werkgever te compenseren. Schade bovendien die de werkgever op geen enkele manier specificeerde, evenals de schade als gevolg van gemiste omzet wegens het mislopen van werkzaamheden voor de opdrachtgeefster.
En inderdaad, de werkgever benaderde de werknemer en zijn partner onheus en onprofessioneel, wat zeker voor een (oud-)werkgever op z’n zachtst gezegd ongepast is. Dit bevorderde daarnaast niet dat de werknemer over het relatiebeding met hem in overleg zou treden.
Afgezien van juridische bijstand
We lezen dat de werkgever en de werknemer de vaststellingsovereenkomst zelf opstelden, zonder daarbij professionele juridische bijstand in te schakelen. Wat blijkens deze uitspraak voor rekening en risico van de werkgever komt, ook omdat hij de zakelijke partij was bij die overeenkomst. In deze kwestie stond hij mede daardoor met lege handen.
Dit is een beslissing in een serie van drie lezenswaardige en voor de praktijk nuttige arbeidsrechtelijke beschikkingen, alle op 27 december 2023 uitgesproken door dezelfde Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De andere twee beschikkingen worden besproken in de komende weken.
Frank Troost is als adviseur en trainer arbeidsrecht werkzaam voor (onder meer) Fiscount. Hij adviseert en begeleidt zowel werkgevers als werknemers regelmatig bij kwesties omtrent ontslag en de adequate vastlegging daarvan en is bereikbaar via (038) 303 4109 en f.troost@fiscount.nl.