
Het gaat om de volgende maatregelen ten aanzien van de 30%-regeling: aftopping bedrag toepassing 30%-regeling, versobering van de 30%-regeling, afschaffen partiële buitenlandse belastingplicht per 2025 en mogelijkheid tot herziening van een beschikking 30%-regeling voor ingekomen werknemers.
1 Aftopping bedrag toepassing 30%-regeling
Sinds 1 januari 2024 geldt voor ingekomen werknemers als hoofdregel een maximumbedrag voor het bedrag dat je gericht vrijgesteld (onbelast) mag vergoeden voor extraterritoriale kosten als je kiest om de 30%-regeling toe te passen.
Als je de 30%-regeling toepast, geldt daarvoor vanaf 2024 een maximumgrondslag waarover je de 30%-vergoeding mag berekenen. De maximumgrondslag is de norm uit de Wet normering topinkomens (WNT-norm). Voor 2024 bedraagt de WNT-norm € 233.000. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Het maximale bedrag van de gericht vrijgestelde vergoeding voor 2024 is dan 30% van € 233.000 ofwel € 69.900. Deze bedragen zijn op jaarbasis.
Als de 30%-regeling slechts een deel van het kalenderjaar van toepassing is, bijvoorbeeld omdat een werknemer gedurende het kalenderjaar naar Nederland komt of terug naar het buitenland gaat, pas je dit maximumbedrag naar tijdsgelang toe.
Voorbeeld 1
Een werknemer komt per 15 juni 2024 naar Nederland. De maand juni 2024 heeft nog 10 werkdagen. Het loon van de werknemer (inclusief de 30%-vergoeding) bedraagt van 15 juni tot en met 31 december 2024 € 150.000.
Bij toepassing van de 30%-regeling bereken je het gericht vrijgestelde bedrag als volgt:
- Stap 1: 30% van het daadwerkelijke loon à € 150.000 = € 45.000
- Stap 2: 30% van de herleide WNT-norm per jaar
Je herleidt de WNT-jaarnorm naar de periode dat de werknemer in dienst is. € 150.000 is het loon voor een periode 6 maanden en (in juni) 10 werkdagen. Een maand stel je op 65/3 dag. Een jaar stel je op 260 dagen. Het bedrag van € 150.000 geldt voor 10 dagen (in de maand juni) + 130 dagen (6 maanden x 65/3 dag) = 140 dagen.
De herleide WNT-jaarnorm is dan € 233.000 x 140/260 = € 125.461,54. Dat is minder dan het feitelijke loon. Dit betekent dat je het bedrag van stap 1 moet aftoppen, zie stap 3. - Stap 3: het maximaal gericht vrijgesteld te vergoeden bedrag is 30% van € 125.461,54 = € 37.639 (afgerond op hele euro’s naar boven). Ofwel: je topt het bedrag van stap 1 af op € 37.639.
Overgangsrecht: aftopping voor sommige werknemers pas per 2026
Voor sommige werknemers gaat de aftoppingsmaatregel pas in per 1 januari 2026 op grond van het overgangsrecht. Dit overgangsrecht geldt als:
- je voor de werknemer de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 hebt toegepast en
- de werknemer de 30%-vergoeding ook daadwerkelijk in dat loontijdvak heeft genoten; en
- de werknemer na een onderbreking na 31 december 2022 niet opnieuw een ingekomen werknemer is geworden. Er is voor dit overgangsrecht geen sprake van een ‘onderbreking’ als de werknemer binnen 3 maanden een nieuwe werkgever vindt en op gezamenlijk verzoek de bewijsregel gedurende de resterende looptijd van toepassing is.
Voorbeeld 2
Een werknemer heeft per 1 juli 2022 een geldige 30%-beschikking. De beschikking geldt voor een periode van 5 jaar (dus tot en met 30 juni 2027). Het jaarloon van de werknemer (inclusief 30%-vergoeding) bedraagt telkens € 500.000. Je hebt de 30%-regeling toegepast op het maandloon dat de werknemer in december 2022 genoten heeft. Deze werknemer kun je tot en met 2025 een gericht vrijgestelde vergoeding geven van maximaal € 150.000 per jaar (30% van € 500.000).
Met ingang van 1 januari 2026 moet je de onbelaste vergoeding maximeren (aftoppen) op 30% van het bedrag van de WNT-norm. Bij een WNT-norm in 2026 van bijvoorbeeld € 240.000 is de maximale grondslag voor de 30%-regeling € 240.000. Op jaarbasis is het maximale bedrag van de gericht vrijgestelde vergoeding dan € 72.000 (30% van € 240.000).
Voorbeeld 3
Stel dat in het bovenstaande voorbeeld de werknemer op 1 februari 2023 ontslag neemt en op 1 maart 2023 in dienst treedt bij een nieuwe werkgever. Er is dan geen sprake van een onderbreking, omdat de werknemer binnen drie maanden een nieuwe werkgever heeft.
2 Versobering 30%-regeling
Met ingang van 1 januari 2024 geldt er voor ingekomen werknemers een versobering van de 30%-regeling. De hoogte van de gericht vrijgestelde vergoeding bedraagt dan niet meer voor de gehele looptijd maximaal 30%, maar:
- maximaal 30% gedurende de eerste 20 maanden van de looptijd;
- maximaal 20% gedurende de volgende 20 maanden van de looptijd;
- maximaal 10% gedurende de laatste 20 maanden van de looptijd.
Voorbeeld 1
Een werknemer komt per 1 februari 2024 naar Nederland. De 30%-beschikking heeft een looptijd van 1 februari 2024 tot en met 31 januari 2029. Voor deze werknemer geldt het volgende:
- van 1 februari 2024 tot en met 30 september 2025 (20 maanden) geldt een gericht vrijgestelde vergoeding van maximaal 30%;
- van 1 oktober 2025 tot en met 31 mei 2027 (20 maanden) geldt een gericht vrijgestelde vergoeding van maximaal 20%;
- van 1 juni 2027 tot en met 31 januari 2029 (20 maanden) geldt een gericht vrijgestelde vergoeding van maximaal 10%.
Overgangsrecht
Er geldt overgangsrecht voor werknemers van wie de beschikking ook na 2023 nog geldig is én die uiterlijk over het laatste loontijdvak van 2023 een 30%-vergoeding genoten. Dat overgangsrecht houdt in dat zij voor de gehele looptijd recht blijven houden op een vrijgestelde vergoeding van maximaal 30%.
Let op 1
Het overgangsrecht eindigt als de werknemer na een onderbreking opnieuw een ingekomen werknemer wordt. Er is voor dit overgangsrecht geen sprake van een ‘onderbreking’ als de werknemer binnen 3 maanden een nieuwe werkgever vindt en op gezamenlijk verzoek de bewijsregel gedurende de resterende looptijd van toepassing is.
Voorbeeld 2
De werknemer in voorbeeld 1 neemt op 1 augustus 2027 ontslag en krijgt met ingang van 1 oktober 2027 een nieuwe werkgever. Omdat hij binnen drie maanden van werkgever wisselt is geen sprake van een onderbreking. Bij de nieuwe werkgever kan dan voor de periode 1 oktober 2027 tot en met 31 januari 2029 (16 maanden) een gericht vrijgestelde vergoeding van maximaal 10% worden toegepast. De werkgever en de werknemer kunnen er ook voor kiezen om de werkelijke extraterritoriale kosten te vergoeden.
Let op 2
De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen waarin zij de regering verzoekt ‘… de evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen, en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen die minder schadelijk uitpakt voor de economie.’
In 2024 wordt gestart met die evaluatie. De evaluatie kan leiden tot nieuwe aanpassingen van de 30%-regeling.
3 Afschaffen partiële buitenlandse belastingplicht per 2025
Ingekomen werknemers kunnen voor het doen van aangifte inkomstenbelasting kiezen voor de zogenoemde partiële buitenlandse belastingplicht 2. Dit betekent dat deze werknemers voor de heffing in de inkomstenbelasting in box 2 en box 3 worden behandeld als niet-inwoners van Nederland. Deze regeling wordt met ingang van 1 januari 2025 afgeschaft. Dit betekent dat de werknemer vanaf 1 januari 2025 niet meer kan kiezen voor partiële belastingplicht.
Overgangsrecht
Heb je werknemers die in 2023 een 30%-vergoeding genoten over het laatste loontijdvak van 2023? Voor deze werknemers, die bovendien zonder onderbreking ingekomen werknemer zijn gebleven, geldt overgangsrecht (zie ook het vergelijkbare overgangsrecht in punt 1). Als aan deze voorwaarden van het overgangsrecht is voldaan, kunnen zij tot en met 31 december 2026 gebruik blijven maken van de partiële buitenlandse belastingplicht.
4 Mogelijkheid herziening beschikking 30%-regeling voor ingekomen werknemers
Voor ingekomen werknemers, voor wie je gebruik wilt maken van de 30%-regeling, geeft de Belastingdienst een voor bezwaar vatbare beschikking af. Het kan voorkomen dat er een fout in de beschikking staat, zoals in de naam of het bsn van de werknemer, in het loonheffingennummer of in de begin- of einddatum. Een eenmaal afgegeven beschikking 30%-regeling staat onherroepelijk vast als de bezwaartermijn voorbij is.
Tot 1 januari 2024 bevatte de wet- en regelgeving geen regeling voor de herziening of intrekking van een onjuiste beschikking 30%-regeling. Dit wijzigt met ingang van 1 januari 2024. Deze wijziging geeft ons de mogelijkheid om een onjuiste beschikking 30%-regeling ook na afloop van de bezwaartermijn te herzien.
De werkgever of de werknemer kan om zo’n herziening verzoeken, maar als de Belastingdienst de fout zelf constateert, kan de Belastingdienst ook zelf de beschikking herzien. Als je ziet dat de eerdere beschikking een onjuistheid bevat, kan de werkgever of werknemer aan de Belastingdienst een verzoek doen tot herziening van de beschikking. Dat kan tot vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de 30%-regeling volgens de beschikking kan worden toegepast. Dit is anders als de werkgever of de werknemer verzoekt om herziening van een beschikking 30%-regeling, met als doel de looptijd van de beschikking te verlengen.
De werkgever of de werknemer kan dan een verzoek om herziening indienen tot vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de 30%-regeling nog zou kunnen worden toegepast volgens de nog af te geven herziene beschikking. Een herziening in het voordeel van de werkgever of de werknemer kan terugwerkende kracht hebben. Als de herziening leidt tot een intrekking of tot een wijziging die nadelig is voor de werknemer, doen wij dat bij een voor bezwaar vatbare beschikking.
Er is sprake van nadeel als de omvang van het eerdere recht op grond van de beschikking versobert. U kunt of uw werknemer kan tegen deze herziene beschikking in bezwaar en beroep gaan. Tegen een herziene beschikking zonder dat er nadeel is voor de werkgever of voor de werknemer is geen bezwaar mogelijk. Een herziening in het nadeel van de werkgever of de werknemer heeft alleen gevolgen voor toekomstige loontijdvakken. Behalve als de Belastingdienst aannemelijk maakt dat sprake is van ‘te kwader trouw’ of als sprake is van een redelijkerwijs kenbare fout bij de werkgever of de werknemer.
De staatssecretaris van Financiën heeft naar aanleiding van de mogelijkheid tot herziening van de beschikking 30%-regeling een beleidsbesluit uitgebracht waarin is verduidelijkt hoe de 30%-regeling mag worden verwerkt in de aangifte loonheffingen als de beschikking 30%-regeling één of meer tijdvakken bevat die al zijn verstreken.
Voorbeeld
Je hebt een verzoek om een beschikking 30%-regeling ingediend voor de maximale looptijd van 5 jaar met als ingangsdatum 1 januari 2020. Uit de arbeidsrechtelijke afspraken blijkt dat de werkgever aan de werknemer een 30%-vergoeding hebt toegekend. De Belastingdienst heeft een beschikking 30%-regeling abusievelijk afgegeven met een looptijd van 4 jaar, dus van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023. In januari 2024 ontdek je dat er een foute einddatum op de beschikking staat en doe je een verzoek om herziening van de beschikking 30%-regeling. De einddatum moet zijn 31 december 2024. Door de hiervoor vermelde wijziging zal de Belastingdienst de beschikking herzien en afgeven met een looptijd tot en met 31 december 2024.
Uitwerking voorbeeld
Je mag vanaf het moment van het indienen van het verzoek om herziening van de 30%-regeling, de 30%-regeling toepassen in de periode waarvoor het herzieningsverzoek wordt gedaan. Voorwaarde is wel dat de werkgever en de werknemer aan alle overige voorwaarden voor het toepassen van de 30%-regeling blijven voldoen.
Je mag er ook voor kiezen om de 30%-regeling, vooruitlopend op de herziene beschikking niet toe te passen. In dit geval mag je de aangiften loonheffingen over loontijdvakken waarvan de aangiftetermijn is verstreken corrigeren door middel van het indienen van correctieberichten voor de periode waarin volgens de herziene beschikking recht bestaat op de 30%-regeling.
Bron: Nieuwsbrief Loonheffingen 2024, 2e versie
Zie ook Formulier Verzoek loonheffingen 30%-regeling 2024
Met dit formulier kun je de Belastingdienst toestemming vragen om gebruik te maken van de 30%-regeling. Met deze regeling mag je een werknemer uit het buitenland onder voorwaarden een onbelaste vergoeding geven voor de extra kosten voor zijn tijdelijke verblijf in Nederland. Je kunt de Belastingdienst met dit formulier ook vragen om de regeling voor een nieuwe werknemer toe te passen die bij zijn vorige werkgever de regeling al liet toepassen.