Allerlei bedragen, percentages en aantallen zijn per 1 januari 2024 in de SZW-regelgeving herzien. In de verzamelregeling van 14 december 2023 zijn de nieuwe bedragen in de Staatscourant gepubliceerd, zoals voorgeschreven door de genoemde regelgeving. De wijzigingen van alle bedragen zijn zo veel mogelijk gebundeld. In deze regeling is ook de vaststelling van de aantallen beschut werk voor het jaar 2024 opgenomen.
Maximum transitievergoeding
Op grond van artikel 7:673, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt de hoogte van het bedrag genoemd in het tweede lid van dat artikel, betreffende de hoogte van de maximale transitievergoeding, jaarlijks met ingang van 1 januari bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de ontwikkeling van de marktcontractlonen.
In de Macro-Economische Verkenningen (MEV) is de ontwikkeling van de marktcontractlonen voor het komende jaar geraamd. Daarbij wordt het bedrag afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000.
De ontwikkeling van de contractlonen wordt volgens de MEV geraamd op 5,6%. Het bedrag is in 2023 € 89.000. Bij verhoging met 5,6% resulteert dit in een bedrag van € 93.984. Dit bedrag wordt afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000. Met de onderhavige regeling is daarom met ingang van 1 januari 2024 het bedrag van € 89.000 gewijzigd in € 94.000.
Woonlandfactor en beslagvrije voet
In artikel 6 van het Besluit beslagvrije voet is de bepaling opgenomen dat de beslagvrije voet van personen op wiens inkomen beslag is gelegd en die buiten Nederland woonachtig zijn wordt vermenigvuldigd met een vastgestelde factor, de zogenoemde woonlandfactor.
De in deze regeling gebruikte woonlandfactoren zijn afgeleid van het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid en zijn gebaseerd op de verhouding van het algemene kostenniveau van het betreffende woonland en dat van Nederland. In enkele gevallen ligt een bilateraal sociale zekerheidsverdrag ten grondslag aan de woonlandfactor.
In de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 is in een aantal gevallen het percentage op 100% (1,0) gesteld, vanwege bilaterale afspraken, wat niet speelt bij deze regeling. De woonlandfactor kent een maximum van 1,0.
De bijlage wordt jaarlijks op 1 januari geactualiseerd. De actualisatie is gebaseerd op de lijst binnen de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012.
Quotumpercentage overheid
Het quotumpercentage over 2024 is voor de sector overheid vastgesteld op 2,76 procent. Het quotumpercentage is berekend met toepassing van de formule, bedoeld in artikel 38f, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De quotumheffing is geactiveerd voor de sector overheid voor quotumtekorten over het jaar 2018 en verder en is van toepassing op alle overheidswerkgevers met 25 of meer werknemers.
Bij de berekening van het quotumpercentage gaat het om de verhouding tussen het aantal banen dat conform de banenafspraak moet worden ingevuld door mensen uit de doelgroep ten opzichte van het totale aantal banen in de sector overheid.
Uurloongrenzen LIV
Tot 1 januari 2024 konden werkgevers LIV ontvangen voor werknemers die over een kalenderjaar gemiddeld tussen de 100 en 125 procent van het WML verdienen. Als gevolg van een wetswijziging is de bovenste uurloongrens per 1 januari 2024 verlaagd van 125 procent naar 104 procent WML. De reden voor de verlaging is de bijzondere verhoging van het WML per 1 januari 2023 en, door de invoering van een minimumuurloon, per 1 januari 2024.
De bijzondere verhoging van het WML per 1 januari 2023 leidt tot naar schatting € 170 mln. extra uitgaven aan het LIV over 2023 (budgettair effect in 2024). Ook de invoering van het minimumuurloon zou zonder aanpassing aan de voorwaarden van het LIV tot extra uitgaven leiden. Om deze extra uitgaven budgetneutraal op te vangen is de bovenste uurloongrens zodanig verlaagd dat het aantal werknemers waarvoor werkgevers LIV ontvangen gelijk is aan het aantal vóór de verhogingen van het WML.
Jaarlijks worden op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wtl de uurloongrenzen aan het begin van het kalenderjaar geïndexeerd overeenkomstig de wijziging van het wettelijk minimumloon per 1 januari van het betreffende jaar.
Daarnaast is voor 2024 in art. 3.1 lid 5 Wtl een grondslag opgenomen om per ministeriële regeling de bovengrens van het uurloon aan te passen zodat deze gelijk is aan 104% van het WML. Deze aanpassing van de uurloongrenzen gebeurt per ministeriële regeling, omdat de WML-bedragen per 1 januari 2024 steeds gedurende het jaar bekend worden. Deze regeling stelt de bedragen van deze uurloongrenzen vast.
In artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet tegemoetkomingen loondomein is ‘€ 12,04’ vervangen door ‘€ 14,33’ en ‘€ 15,06’ vervangen door ‘€ 14,91’.
Artikel 3.1. Lage-inkomensvoordeel
Een werkgever heeft recht op een lage-inkomensvoordeel indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is waarvan:
- a. het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar gelijk is aan of meer bedraagt dan € 14,33 maar niet meer dan € 14,91; en
- b. in het kalenderjaar ten minste 1248 verloonde uren zijn opgenomen in de loonaangifte.
Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijk minimumuurloon € 13,27. Vermeerderd met de verplichte vakantiebijslag van 8 procent is dit € 14,33. De onderste uurloongrens van het LIV is gelijk aan dit bedrag. De bovenste uurloongrens is gelijk aan 104 procent van de ondergrens. Dit is afgerond naar boven gelijk aan € 14,91.
Koppeling aan het WML | Uurloongrens |
---|---|
100% WML | € 14,33 |
104% WML | € 14,91 |