De ziekte waarvoor een WAO-uitkering is toegekend is niet tijdens de deelneming ontstaan. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarden van het Pensioenreglement.
Verplichte deelname aan PFZW
De vrouw is op 6 september 1999 in dienst getreden bij de Kinderopvang op basis van een contract voor bepaalde tijd voor zes maanden. Zij nam hierdoor verplicht deel aan de pensioenregeling van PFZW.
Eerst op school gewerkt, ziek geworden, WAO-uitkering
Voordat de vrouw bij de de Kinderopvang in dienst trad, is zij werkzaam geweest bij een school. Zij is daar per 22 oktober 1998 wegens ziekte uitgevallen en heeft op 22 juli 1999 bij de USZO een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Ziek bij Kinderopvang
De vrouw is op 27 september 1999 wegens ziekte uitgevallen voor haar werkzaamheden bij de Kinderopvang. Haar dienstverband is na 5 maart 2000 van rechtswege geëindigd.
WAO-uitkering – 80-100% arbeidsongeschikt
De USZO heeft de vrouw (onder meer) bij beschikking van 5 september 2000 met terugwerkende kracht per 21 oktober 1999 een WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Pensioenaanspraken bij PFZW overgedragen naar ABP
De pensioenaanspraken die de vrouw bij PFZW had opgebouwd, zijn met ingang van 1 februari 2008 overgedragen naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
De WAO-uitkering van de vrouw is beëindigd per 10 oktober 2022 vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Premievrije pensioenopbouw tijdens WAO-uitkering
De vrouw heeft PFZW in oktober 2022 gevraagd om in aanmerking te komen voor premievrije pensioenopbouw bij PFZW tijdens haar WAO-uitkering. PFZW heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet mogelijk is.
Vordering en onderbouwing daarvan
De vrouw vordert bij vonnis:
- te verklaren voor recht dat zij vanaf 5 maart 2000 recht heeft op premievrije opbouw van pensioenaanspraken bij PFZW gedurende de periode waarin zij als arbeidsongeschikt is aan te merken en een uitkering krachtens de WAO heeft ontvangen;
- te verklaren voor recht dat zij vanaf 5 maart 2000 dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum recht heeft op uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen van PFZW gedurende de periode waarin zij als arbeidsongeschikt is aan te merken en een uitkering krachtens de WAO heeft ontvangen;
PFZW te veroordelen om:
A. primair:
- haar op straffe van een dwangsom met terugwerkende kracht te brengen in de positie waarin zij had behoren te verkeren als haar pensioenopbouw en pensioenuitkeringen vanaf 5 maart 2000 wel op de juiste wijze zouden zijn uitgevoerd, hieronder begrepen het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen en haar een opgave/berekening te verstrekken van de haar aldus toekomende pensioenaanspraken en/of pensioenrechten vanaf 5 maart 2000 tot het moment waarop zij geen WAO-uitkering meer ontvangt;
- het ABP op straffe van een dwangsom binnen zes weken na betekening van dit vonnis te berichten dat haar pensioenaanspraken krachtens de geldende reglementen en met terugwerkende kracht dienen te worden opgebouwd (ouderdomspensioen en partnerpensioen) en uitgekeerd (arbeidsongeschiktheidspensioen) vanaf het moment waarop de pensioenaanspraken/pensioenrelatie tussen haar en PFZW is/zijn overgenomen door het ABP tot het moment waarop zij geen WAO-uitkering meer ontvangt, waarbij haar een gelijktijdige kopie dient te worden toegezonden van de voormelde berichtgeving aan het ABP;
A. subsidiair: aan haar te vergoeden de reeds door haar geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
B. aan haar te voldoen de koste van deze procedure.
Pensioenreglement van PFZW
De vrouw baseert haar aanspraak op een premievrije pensioenopbouw en een arbeidsongeschiktheidspensioen op de artikelen 9 en 10 van het destijds geldende Pensioenreglement van PFZW. Volgens haar geven deze artikelen recht op premievrije pensioenopbouw en een arbeidsongeschiktheidspensioen wanneer de ziekte is ontstaan tijdens de deelneming en sprake is van een recht op uitkering krachtens de WAO.
Volgens de vrouw is aan beide eisen voldaan: de aanvang van de deelneming bij PFZW was 6 september 1999, de eerste ziektedag was 27 september 1999 en aan haar is een WAO-uitkering toegekend die doorliep tot haar pensionering.
Alleen aanspraak bij ontstaan ziekte tijdens deelneming in pensioenfonds
PFZW stelt dat uit de artikelen 9 en 10 van het Pensioenreglement volgt dat er uitsluitend aanspraak bestaat op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw en een arbeidsongeschiktheidspensioen indien de betrokkene als gevolg van ziekte ontstaan tijdens de deelneming in het pensioenfonds een WAO-uitkering ontvangt. Volgens PFZW is daarvan in het geval van de vrouw geen sprake, omdat de ziekte waarvoor aan haar een WAO-uitkering is toegekend niet is ontstaan tijdens de deelneming bij PFZW.
Wat staat er in het Pensioenreglement?
In artikel 9 lid 1 (Arbeidsongeschiktheidspensioen) van het destijds geldende Pensioenreglement januari 2000 van PFZW (het Pensioenreglement) is het volgende bepaald:
“1. Gedurende de tijd waarover de deelnemer recht heeft op een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, voor ziekte ontstaan tijdens de deelneming, heeft hij recht op arbeidsongeschiktheidspensioen wanneer hij voldoet aan een van beide of beide volgende voorwaarden:
(…) ”Artikel 10 lid 1 (Premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid) van het Pensioenreglement bepaalt het volgende:
“1. Gedurende de tijd waarover de deelnemer recht heeft op een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, voor ziekte ontstaan tijdens de deelneming, heeft hij recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw en wel voor: (…)”
Ziekte ontstaan tijdens deelneming bij PFZW
Uit deze artikelen blijkt duidelijk dat een deelnemer alleen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid als de ziekte waarvoor de deelnemer een WAO-uitkering ontvangt is ontstaan tijdens de deelneming bij PFZW. Bij de vrouw is dat niet het geval.
Deelnemer bij ABP niet bij PFZW
Uit een WAO-beschikking van de USZO van 5 september 2000 en een brief van het UWV van 25 januari 2023 blijkt dat de USZO haar naar aanleiding van haar aanvraag van 22 juli 1999 een WAO-uitkering heeft toegekend per 21 oktober 1999. De vrouw heeft deze aanvraag gedaan naar aanleiding van haar uitval op 22 oktober 1998 tijdens haar dienstverband bij de school. Zij was toen deelnemer bij het ABP en niet bij PFZW. De deelneming bij het ABP blijkt ook uit de beschikking van 5 september 2000. Hierin staat dat de vrouw voor het IP Aanvullingsplan contact kan opnemen met ABP Verzekeringen.
‘Geen WAO-uitkering gekregen vanwege uitval bij school’
De vrouw heeft gesteld dat zij de WAO-uitkering niet heeft gekregen vanwege haar uitval bij de school op 22 oktober 1998, maar vanwege haar uitval bij de Kinderopvang op 27 september 1999. Dit volgt echter niet uit de beschikking van 5 september 2000 en de vrouw heeft deze stelling verder niet onderbouwd. De juistheid van deze stelling is daarom niet komen vast te staan.
Toegekend voor arbeidsongeschiktheid bij overheidswerkgever
PFZW heeft er bovendien terecht op gewezen dat de USZO destijds de uitvoerder was van de WAO voor overheids- en onderwijspersoneel. De betrokkenheid van de USZO wijst er dus op dat de WAO-uitkering is toegekend voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan tijdens het dienstverband met een overheidswerkgever, zoals de school waar zij voorafgaand aan haar dienstverband bij de Kinderopvang werkte. De Kinderopvang is daarentegen geen overheids- of onderwijsinstelling.
Nog ziek bij indiensttreding bij Kinderopvang
Anders dan de vrouw stelt, betekent het enkele feit dat zij per 6 september 1999 in dienst is getreden bij de Kinderopvang niet dat zij toen niet meer ziek was en de WAO-uitkering geen verband kan hebben met haar uitval op 22 oktober 1998. Niet is gebleken dat zij na haar uitval op 22 oktober 1998 door een bedrijfsarts of verzekeringsarts weer arbeidsgeschikt verklaard. Dat betekent dat zij bij haar indiensttreding bij de Kinderopvang juridisch gezien nog ziek was in de zin van de Ziektewet.
Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen
De vrouw heeft op grond van het Pensioenreglement van PFZW geen recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid. Haar vorderingen worden daarom afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 29 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6332