Een werknemer stelt dat zijn werkgever op 23 punten onrechtmatig richting hem heeft gehandeld en/of zich niet als goed werkgever heeft gedragen en/of de zorgplicht heeft geschonden.
De kantonrechter volgt de werknemer niet en wijst de door de werknemer in dit verband gevorderde verklaring voor recht af. De door de werknemer gevorderde betaling van overuren wijst de kantonrechter wel toe. Dat deze uren onbetaald zijn gebleven heeft de werkgever niet voldoende gemotiveerd betwist.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever zich niet onrechtmatig heeft opgesteld tegen de werknemer en/of de zorgplicht heeft geschonden en dat niet staande kan worden gehouden dat de werkgever zich niet als een goed werkgever heeft gedragen. De door de werknemer gevorderde verklaring voor recht wijst de kantonrechter af. De kantonrechter overweegt als volgt.
1 Winstdeling
De werknemer stelt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld door zijn winstdeling over de jaren 2018 tot en met 2021 niet uit te betalen.
De werkgever voert daar tegenover aan dat de werknemer altijd een winstdeling heeft ontvangen als daarop aanspraak bestond, dat de werkgever over de door de werknemer gevorderde jaren geen winst heeft gemaakt en dat er over deze jaren daarom geen winstdeling aan de werknemers is uitgekeerd.
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer het standpunt van de werkgever niet gemotiveerd heeft weersproken en dat de werknemer ook niet heeft onderbouwd waarom hij toch over de door hem gevorderde jaren wel recht heeft op een winstdeling. Er is dus niet is komen vast te staan dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld.
2 Extra verlofdagen
De werknemer stelt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld omdat hij hem geen extra verlofdag heeft verstrekt vanaf zijn tiende jaar in dienstverband.
De werkgever voert daar tegenover aan dat deze regeling met ingang van 2016 is afgeschaft in overleg met de ondernemingsraad.
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer het standpunt van de werkgever niet gemotiveerd heeft betwist. Gelet hierop en op de ingangsdatum van het dienstverband van de werknemer – december 2006 – volgt de kantonrechter het standpunt van de werkgever dat de werknemer nooit aanspraak heeft gehad op een extra verlofdag. De werkgever heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld.
3 en 4 Naleving cao en medezeggenschap
Volgens de werknemer heeft de werkgever onrechtmatig gehandeld door regelmatig de cao te overtreden en/of de beginselen van medezeggenschap van de ondernemingsraad te schenden.
Met de werkgever is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer zijn vordering op dit punt niet heeft onderbouwd of gespecificeerd. Evenmin heeft de werknemer gesteld op welke wijze hij hierdoor persoonlijk in zijn belangen is geschaad. Van onrechtmatig handelen door de werkgever is dus niet gebleken.
5 Privacy
De werknemer stelt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld omdat hij vanaf 2016 langdurig inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy door het plaatsen van camera’s in het bedrijf.
De werkgever voert aan dat bewakingscamera’s alleen waren opgehangen in de expeditieruimtes van de oude locatie Edam als diefstalpreventiemiddel en dat de werknemer daar uit hoofde van zijn functie niet kwam. Op de nieuwe locatie in Nijkerk zijn geen bewakingscamera’s aanwezig.
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer het standpunt van de werkgever niet heeft weersproken. Hiermee staat vast dat de door de werknemer uitgevoerde werkzaamheden niet zijn vastgelegd op de bewakingscamera’s. Daarnaast heeft de werknemer ook niet geconcretiseerd hoe hij is benadeeld door de aanwezigheid van bewakingscamera’s. Dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld, is dan ook niet onderbouwd.
6 Preventiemedewerker
Volgens de werknemer heeft de werkgever in strijd met de arbowetgeving gehandeld omdat hij in de periode van december 2006 tot en met 2018 geen preventiemedewerker in dienst gehad.
Naar het oordeel van de kantonrechter voert de werkgever hiertegen terecht aan dat de werknemer niet heeft gespecificeerd waarom hij door het gestelde ontbreken van een preventiemedewerker in zijn belangen is geschaad. De kantonrechter volgt het standpunt van de werknemer dat de werkgever op dit punt onrechtmatig heeft gehandeld, dus niet.
7 Starttijd ochtenddienst
De werknemer stelt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld omdat hij heeft geprobeerd om hem te bewegen een extra kwartier per ochtenddienst te werken zonder daarvoor enige compensatie aan te bieden. de werknemer wijst hierbij op een memo van de werkgever van 14 december 2018.
De werkgever voert daartegenover aan dat de ochtenddienst om 5.00 uur begint en betwist dat werknemers een kwartier eerder moeten starten met de ochtenddienst. Volgens de werkgever blijkt dit ook niet uit de memo waarnaar de werknemer verwijst. Wel wordt er van werknemers verwacht dat zij op tijd komen.
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer het standpunt van de werkgever niet heeft weersproken en gaat daarom uit van de juistheid van het standpunt van de werkgever. Ook overigens heeft de werknemer niet onderbouwd dat hij zonder compensatie een kwartier eerder moest beginnen.
8 t/m 13 Bedrijfsverhuizing en addendum
De werknemer stelt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld omdat (8) de werkgever hem op oneigenlijke wijze heeft geconfronteerd met de gevolgen van een reorganisatie door deze voor te stellen als een bedrijfsverhuizing. Volgens de werknemer heeft de werkgever (9) ook geen geldige redenen gegeven voor de bedrijfsverhuizing, heeft de werkgever nagelaten (10) de vakbonden en/of het UWV hierover te informeren en is de werkgever (11) de toezeggingen om in het kader van de bedrijfsverhuizing maatwerk te leveren en privésituaties te betrekken niet nagekomen.
Verder stelt de werknemer dat de werkgever (12) artikel 3, lid 7 van de cao heeft geschonden en dat de werkgever (13) heeft geprobeerd om hem een addendum op de arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen waarmee hij zijn rechten zou verspelen.
Huisvestings- en transportkosten besparen
De werkgever betwist dat (8) sprake is van een reorganisatie want er zijn geen arbeidsplaatsen vervallen. De werkgever voert aan dat (9) hij al een aantal jaren structureel verlies leed en dat met de verhuizing naar Nijkerk huisvestings- en transportkosten worden bespaard.
Volgens de werkgever (10 en 12) bestond er op grond van de cao ook geen verplichting om de vakbond en/of het UWV te informeren omdat het gaat over een bedrijfsverhuizing en niet over een bedrijfssluiting. Daarbij heeft de vakbond FNV per e-mail van 13 juli 2021 aangegeven dat zij een gesprek over de bedrijfsverhuizing niet noodzakelijk achtte.
Verder voert de werkgever aan dat (11) hij een pakket aan maatregelen heeft opgesteld, dat in algemene zin al voorzag in maatwerk, en dat de werknemer nooit op de werkgever is afgestapt om zijn bezwaren tegen de verhuizing kenbaar te maken. De werkgever betwist dat (13) hij de werknemer onder druk heeft gesteld om het addendum te ondertekenen en voert aan dat de werknemer niet onderbouwt welke rechten hier worden bedoeld.
De kantonrechter stelt vast dat (8) de werknemer ter zitting van 23 mei 2022 niet (langer) heeft betwist dat sprake is geweest van een bedrijfsverhuizing omdat er geen arbeidsplaatsen zijn vervallen. De kantonrechter heeft geen aanleiding hierover anders te oordelen en gaat hiervan dan ook uit. Dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld, blijkt dus niet.
Verhuizing ten gunste van bedrijfsvoering
Verder heeft te gelden dat (9) een bedrijf/werkgever een ruime mate van vrijheid heeft om zijn bedrijfsvoering in te richten zoals hij wil. De werknemer heeft niet weersproken dat de werkgever al een aantal jaren structureel verlies leed en dat de verhuizing is ingegeven om huisvesting- en transportkosten te besparen. Duidelijk is dus dat de verhuizing ten gunste van de bedrijfsvoering is en dat daarom niet staande kan worden gehouden dat de werkgever geen geldige redenen heeft gegeven voor de bedrijfsverhuizing. Het standpunt van de werknemer dat de werkgever op dit punt onrechtmatig heeft gehandeld, ontbeert dan ook feitelijke grondslag.
Geen verplichting om te informeren over bedrijfsverhuizing
Daarnaast is de kantonrechter met de werkgever van oordeel dat de werkgever (10 en 12) op grond van de cao geen verplichting heeft om de vakbonden te informeren over een bedrijfsverhuizing. Artikel 3 lid 7 van de cao, het artikel waarop de werknemer in dit verband wijst, gaat immers over bedrijfssluiting. En daarvan is, zoals hiervoor al is vastgesteld, geen sprake. Verder is onbetwist dat er geen wettelijke verplichting bestaat om het UWV te informeren over een bedrijfsverhuizing. Bovendien heeft de werknemer niet aangegeven op welke wijze hij hierdoor is benadeeld.
Eenzijdige wijziging arbeidsovereenkomst
Wel is de kantonrechter van oordeel dat (11 en 13) de wijziging van de standplaats van Edam naar Nijkerk een eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst is.
De werknemer stelt zich – zo begrijpt de kantonrechter – op het standpunt dat de werkgever zich bij deze standplaatswijziging niet als een goed werkgever heeft gedragen. Toetsend aan de door de Hoge Raad geformuleerde stappen in zijn arrest van 11 juli 20081, is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever niet onrechtmatig heeft gehandeld. Niet in geschil is namelijk dat de bedrijfsverhuizing noopte tot wijziging van de arbeidsovereenkomst. En zoals hiervoor al is overwogen, liggen er geldige redenen aan de bedrijfsverhuizing ten grondslag.
Voldoende compensatiemaatregelen
De bedrijfsverhuizing is weliswaar voor de werknemer persoonlijk nadelig in verband met, onder meer, een langere reistijd. Maar daar staan, blijkens het addendum, voldoende compensatiemaatregelen tegenover in de vorm van reistijdcompensatie, vervoerskosten en een flexibel rooster. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dan ook niet staande worden gehouden dat aanvaarding van het addendum niet in redelijkheid van de werknemer had kunnen worden gevergd. Bovendien heeft de werknemer ook niet onderbouwd welke rechten hij zou verspelen als hij het addendum zou ondertekenen.
14 en 15 Beroepsziekte
De werknemer stelt dat de werkgever de zorgplicht heeft geschonden door hem onvoldoende te beschermen tegen het oplopen van letsel op het werk door hem jarenlang alleen te laten werken aan de W3-machine, waardoor een beroepsziekte met ernstige gezondheidsklachten is ontstaan. Dit terwijl uit een onderzoeksrapport, opgesteld door een externe deskundige, blijkt dat de W3-machine altijd door ten minste twee man personeel moet worden bediend om specifieke lichamelijke klachten te voorkomen (waaraan de werknemer lijdt). Volgens de werknemer is deze rapportage bekend bij de werkgever.
Zorgplicht
Op grond van artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de werkgever zorgen voor een veilige arbeidsplaats om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Op grond van het tweede lid van deze bepaling is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn verplichtingen uit het eerste lid is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Gezondheidsschade door werk
In het kader van artikel 7:658 lid 2 BW is het aan de werknemer om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dit door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en de schade moet worden aangenomen als de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt.
Voor de toepassing van deze regel is nodig dat de werknemer niet alleen stelt, en zo nodig bewijst, dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt.
Voor het vermoeden dat de gezondheidsschade die de werknemer heeft opgelopen is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht, is echter geen plaats wanneer het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onbepaald is.
Werkgever heeft normen niet geschonden
De kantonrechter is met de werkgever van oordeel dat de werknemer niet heeft geconcretiseerd waaruit het verzuim van de werkgever heeft bestaan, anders dan dat de productiesnelheid hoog is en het werk repeterend is. Uit niets blijkt echter dat de werkgever daarmee een of meer normen van artikel 7:658 lid 1 BW heeft geschonden, bijvoorbeeld dat de werkplek zodanig was ingericht of onderhouden dat daarmee niet werd voorkomen dat de werknemer door zijn werk schade leed of dat er geen maatregelen waren getroffen of aanwijzingen waren verstrekt die dit voorkwamen.
Niet aannemelijk gemaakt dat klachten komen door werk
Weliswaar stelt de werknemer nog dat zijn fysieke klachten – de werknemer heeft nek- en rugklachten – zijn veroorzaakt doordat hij jarenlang alleen op de W3-machine heeft gewerkt, maar, wat hier ook van zij, de werknemer heeft niets gesteld over de nek- en rugbelasting in zijn werk.
De werknemer heeft ook op andere wijze niet aannemelijk gemaakt dat zijn klachten voortkomen uit zijn werk. de werknemer trekt wel die conclusie maar onderbouwt die verder niet. Uit de overgelegde (medische) informatie van de bedrijfsarts, de arbeidsdeskundige en de behandelende sector blijkt hiervan ook niets.
Geen verband tussen gezondheidsschade en arbeidsomstandigheen
De kantonrechter is daarom van oordeel dat het door de werknemer gestelde verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onbepaald is en dat de werknemer niet aan de op hem rustende stelplicht heeft voldaan. Dit maakt dat de kantonrechter niet toekomt aan verdere bewijslevering door de werknemer en de vraag of de werkgever haar zorgplicht heeft geschonden.
16 Overwerk
Volgens de werknemer heeft de werkgever hem veel te veel laten overwerken, waardoor er ernstige gezondheidsklachten zijn ontstaan. de werkgever heeft gemotiveerd betwist dat zij de werknemer veel te veel heeft laten overwerken, dat de werknemer nimmer heeft aangegeven dat het overwerk hem te veel was en dat de werknemer ook zelf heeft aangeboden extra uren te werken.
De kantonrechter wijst op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de gestelde beroepsziekte. Het standpunt dat de werknemer door het overwerk gezondheidsklachten heeft gekregen, volgt de kantonrechter dus ook niet.
Daarbij staat vast dat de werknemer regelmatig zelf aanbood om extra uren te werken. De werkgever heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld.
17, 18 19 Loonstop, thuisbezoek, benaderen partner
De werknemer stelt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld door direct op 19 oktober 2021 te melden dat hij het ziekengeld opschort, zonder rekening te houden met de psychische gevolgen van die mededeling en door hem onvoldoende voortvarend te informeren dat het ziekengeld toch niet zal worden ingehouden, waardoor hij onnodig lang in onzekerheid heeft moeten leven.
Onbereikbaar tijdens ziekte
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer het standpunt van de werkgever dat hij op het moment van de aanzegging van 19 oktober 2021 al een week onbereikbaar was tijdens ziekte. Daarmee overtrad de werknemer zijn verplichtingen tijdens ziekte. Gelet hierop is het melden van een loonstop niet als onrechtmatig aan te merken. Daarbij staat vast dat geen gevolg is gegeven aan de loonstop en dat het loon/ziekengeld zonder vertraging is betaald. Dat de werknemer onnodig lang in onzekerheid heeft moeten leven, onderschrijft de kantonrechter dan ook niet.
Onaangekondigd thuisbezoek niet onrechtmatig
De werkgever heeft ook niet onrechtmatig heeft gehandeld door de werknemer op 21 oktober 2021 onaangekondigd thuis te bezoeken nadat hij zich op 12 oktober 2021 had ziekgemeld. De werknemer was in die periode onbereikbaar en voldeed niet aan zijn verplichtingen tijdens ziekte. Dit maakt dat een onaangekondigd thuisbezoek niet als onrechtmatig is aan te merken.
Dat de werkgever niet eerst een oordeel van de bedrijfsarts heeft afgewacht, doet hieraan niet af. Vast staat immers dat de werkgever dat wel al in gang had gezet, maar dat de verzuimbegeleider van de arbodienst van de werkgever de werknemer niet thuis aantrof. Het is dus niet de werkgever te verwijten dat het huisbezoek zonder voorafgaand oordeel van de bedrijfsarts heeft plaatsgevonden.
Verder heeft de werknemer niet onderbouwd waarom het benaderen van zijn partner door de werkgever onrechtmatig is en waarom hij daardoor is benadeeld. De enkele stelling is daartoe niet voldoende. De kantonrechter gaat hieraan daarom voorbij.
20 en 21 Informatieverzoeken over rapportage W3-machine / bedrijfsverhuizing
De werknemer vindt dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld door de informatieverzoeken van zijn gemachtigde die betrekking hebben op de rapportage van de W3-machine naast zich neer te leggen en door deze rapportage niet naar de bedrijfsarts te sturen. Volgens de werknemer beschikte de bedrijfsarts niet over alle relevante informatie.
Afgezien van de vraag of deze rapportage van de W3-machine bestaat, hetgeen de werknemer stelt en de werkgever betwist, is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer geen belang meer heeft bij het overleggen van dit stuk. Dit stuk maakt het oordeel over de gestelde beroepsziekte namelijk niet anders. De kantonrechter laat dit onderdeel daarom verder buiten beschouwing wegens het ontbreken van belang.
Voor zover de informatieverzoeken betrekking hebben op de bedrijfsverhuizing, is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer niet heeft onderbouwd waarom hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. De kantonrechter concludeert dat de werknemer ook op dit punt niet aan de stelplicht heeft voldaan.
22 en 23 Beïnvloeding bedrijfsarts
De werknemer heeft gesteld dat de werkgever heeft getracht de bedrijfsarts te beïnvloeden. de werkgever heeft op zichzelf niet betwist dat zij naar aanleiding van de terugkoppeling van het spreekuur van 3 november 2021 contact met de bedrijfsarts heeft opgenomen.
Maar met de werkgever is de kantonrechter van oordeel dat van beïnvloeding van de bedrijfsarts door de werkgever niet is gebleken. Dat de bedrijfsarts een punt in de probleemanalyse niet alsnog heeft ingevuld na daarop te zijn gewezen door de gemachtigde van de werknemer, maakt dit niet anders. De bedrijfsarts, die als een onafhankelijke adviseur een rapportage opstelt, zag daarin kennelijk geen aanleiding. Dit betekent ook dat niet staande kan worden gehouden dat de werkgever op dit punt onrechtmatig heeft gehandeld.
Geen aanspraak op winstdeling
Hiervoor is overwogen dat de werknemer geen aanspraak heeft op een winstdelingsregeling en extra verlofdagen. Hij heeft dus ook geen recht op betaling daarvan. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom af.
Betaling gewerkte overuren
Anders overweegt de kantonrechter ten aanzien van de gevorderde betaling van de gewerkte overuren. Ter zitting van 23 mei 2023 heeft de werknemer gesteld dat hij 88 overuren uit – naar de kantonrechter begrijpt – 2021 heeft meegenomen en dat die uren die onbetaald zijn gebleven. Deze uren blijken volgens de werknemer uit het ‘vrije-dagensysteem’.
De kantonrechter stelt vast dat de werkgever dit standpunt van de werknemer niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken, terwijl dat, gelet op het verhandelde ter zitting van 23 mei 2023, wel op haar weg had gelegen. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter toe.
Proceskosten
De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 13 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:6847