De cao-partijen benadelen in de Cao Beroepsgoederenvervoer indirect werknemers met een tijdelijk contract. Dat is wel onderscheid, maar niet verboden, omdat er een goede reden voor is.
Cao beroepsgoederenvervoer
Vijf cao-partijen sluiten een cao af voor de sector beroepsgoederenvervoer en verhuur van mobiele kranen. Deze cao geldt voor alle werknemers in de sector.
Aanvulling uitkering arbeidsongeschikte werknemers
In de cao staat een bepaling over de aanvulling op de uitkering van arbeidsongeschikte werknemers. Er is vastgelegd dat een werknemer die langer dan een jaar in dienst is bij een werkgever, voor een langere periode een 100% aanvulling op de uitkering krijgt, dan werknemers die korter dan een jaar in dienst zijn.
Vakbond: nadelig voor werknemers met tijdelijk contract
Een vakbond die niet als partij betrokken was bij de onderhandeling stelt dat deze bepaling in de cao verboden is. Deze is namelijk nadelig voor mensen met een tijdelijk contract. Zij krijgen relatief veel vaker dan werknemers met een vast contract een kortere aanvulling op hun loon als zij arbeidsongeschikt raken. Dat mag niet. De vakbond dient hierover een klacht in bij het College, tegen alle vijf cao-partijen.
Onderscheid op grond van duur contract
De Unie is één van de partijen die de cao heeft vastgesteld. Volgens de Unie is de cao-bepaling niet verboden. In de cao-bepaling wordt geen onderscheid gemaakt op grond van de tijdelijkheid van het contract, maar op grond van de duur van het contract. Volgens de Unie heeft de vakbond niet bewezen dat tijdelijke medewerkers door de regeling worden benadeeld. Voor zover de cao-bepaling al onderscheid zou opleveren, dan is daarvoor een goede reden.
Onderscheid in arbeidsvoorwaarden tijdelijk en vast contract verboden
Het is voor een cao-partij verboden om onderscheid te maken in de arbeidsvoorwaarden tussen medewerkers met een tijdelijk contract en medewerkers met een vast contract. Medewerkers met een tijdelijk contract mogen niet worden benadeeld. De cao-bepaling over de uitbetaling van salaris bij arbeidsongeschiktheid is een arbeidsvoorwaarde.
Is in cao-bepaling sprake van indirect onderscheid?
Het College oordeelt dat de cao-bepaling geen direct onderscheid maakt op grond van de tijdelijkheid van het contract. De cao-bepaling verwijst niet naar de tijdelijkheid van het contract als voorwaarde.
Het College oordeelt wel dat de vakbond voldoende heeft aangevoerd, om aan te nemen dat werknemers met een tijdelijk contract relatief veel vaker nadeel ondervinden van de cao-bepaling dan werknemers met een vast contract. Zij zijn namelijk vaker korter dan een jaar bij een werkgever in dienst. Daardoor zullen zij bij arbeidsongeschiktheid vaker in de nadeligere categorie van de cao-bepaling vallen. Dit levert indirect onderscheid op grond van de tijdelijkheid van het contract op. Dat is in principe verboden, tenzij de cao-partij daarvoor een goede reden aanvoert, een objectieve rechtvaardiging.
Cao-bepaling beoogt trouwe dienst werknemers te belonen
De eerste stap in de beoordeling van de objectieve rechtvaardiging, is of het onderscheid in de cao-bepaling een legitiem doel dient. Het College oordeelt dat de doelen van de cao-bepaling legitiem zijn. De cao-bepaling beoogt namelijk trouwe dienst van werknemers te belonen en werknemers te binden aan een werkgever.
Hoe vergaand mag het College cao-bepaling toetsen?
Voor een objectieve rechtvaardiging, moet de cao-partij ook aantonen dat de cao-bepaling passend en noodzakelijk is om de doelen te bereiken. Het College moet in deze zaak eerst beoordelen hoe vergaand het College de cao-bepaling mag toetsen. Cao-partijen hebben namelijk grote vrijheid bij het vaststellen van regelingen. Dat is een sociaal grondrecht.
Daarnaast staat het recht op gelijke behandeling en het verbod op discriminatie. De Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelden eerder in zaken die gingen over leeftijdsdiscriminatie, dat de toets van een cao-bepaling door een rechter terughoudend moet zijn, maar niet zo terughoudend dat het verbod op discriminatie een lege huls wordt. Het College volgt in deze zaak die lijn.
In eerdere zaken heeft het College overwogen dat de toets nog terughoudender is, wanneer cao-partijen er rekening mee hebben gehouden dat een cao-bepaling mogelijk onderscheid maakt. Het College gaat er dan namelijk van uit, dat de cao-partijen zich er bewust van waren dat er een rechtvaardiging moet zijn voor dat onderscheid.
Geen rekening gehouden met eventueel onderscheid
In deze zaak hebben cao-partijen geen rekening gehouden met een eventueel onderscheid op grond van de tijdelijkheid van het contract. Het College toetst dus wel terughoudend, maar niet nog méér terughoudend dan volgens de eerder geschetste lijn.
Arbeidsvoorwaarden verbeteren bij langer dienstverband
Het College oordeelt dat in de cao-bepaling de arbeidsvoorwaarden verbeteren naarmate het dienstverband langer duurt.
Het College oordeelt dat het op het eerste oog niet onredelijk is dat de cao-partijen veronderstelden dat de cao-bepaling zou bijdragen aan binding tussen werknemers en werkgevers. Omdat het College terughoudend toetst, staat daarmee vast dat de cao-bepaling passend is.
Geen buitenproportionele benadeling
Een cao-bepaling is niet noodzakelijk, als er een specifieke groep buitenproportioneel door wordt benadeeld. Het College oordeelt dat de cao-bepaling werknemers met een tijdelijk contract wel benadeelt, maar dat niet blijkt van ‘excessieve’ of buitenproportionele benadeling. De cao-bepaling gaat niet verder dan noodzakelijk om het doel ervan te bereiken.
Oordeel
De Unie heeft geen verboden onderscheid gemaakt op grond van het tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst.