
De kantonrechter wijst de vordering tot betalen van een boete wegens overtreden van het nevenwerkzaamhedenverbod af omdat de werkgever onvoldoende heeft onderbouwd dat de werknemer nevenwerkzaamheden heeft verricht tijdens haar dienstverband.
Wat staat er in arbeidsovereenkomst?
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat het volgende over nevenwerkzaamheden:
Artikel 8 Nevenwerkzaamheden
Werknemer zal haar volledige werkkracht ten dienst stellen van werkgever. Het is haar, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, niet toegestaan gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden uit te voeren.
[…]
Artikel 19 Boetebeding
Bij overtreding […] van de artikelen 8 […] is werknemer, in afwijking van artikel 7:650 Burgerlijk Wetboek, een direct opeisbare boete ten gunste van werkgever verschuldigd van EUR 1.000 per overtreding, vermeerderd met EUR 500 voor iedere dag […] waarop zodanige overtreding voortduurt. […]”
Vordering werkgever
De werkgever vordert een verklaring voor recht dat de werknemer (in de periode van 1 december 2018 tot en met 30 april 2022) het bepaalde in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft overtreden.
Daarnaast vordert de werkgever dat de werknemer wordt veroordeeld tot betaling aan de werkgever van de verschuldigde boetes van in totaal € 593.000 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de vordering, en tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten en met rente bij niet tijdige betaling.
Elders gewerkt
De werkgever legt aan deze vordering ten grondslag dat de werknemer naast haar functie bij de werkgever vanaf februari 2019 ook parttime elders heeft gewerkt, te weten in het bedrijf van haar partner. Dit blijkt volgens de werkgever uit de LinkedIn-pagina van de werknemer, waarop staat dat zij vanaf die datum parttime bij dat bedrijf werkt en uit het feit dat zij gedurende haar dienstverband e-mailberichten aan de werkgever heeft gestuurd met een mailadres dat als domeinnaam de naam van het bedrijf van haar partner heeft. Daardoor heeft zij een boete verbeurd van € 1.000 per overtreding en € 500 per dag dat de overtreding voortduurde (vanaf 1 februari 2019 tot 1 mei 2022 is dat 1184 dagen).
Geen objectieve grond voor verbod
De werknemer vraagt de kantonrechter de vordering van de werkgever af te wijzen en de werkgever in de kosten van de procedure te veroordelen, met nakosten. Volgens de werknemer is het beding met het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden nietig omdat de werkgever niet heeft aangetoond dat sprake is van een objectieve grond die het verbod rechtvaardigt. Daarnaast betwist de werknemer dat zij gedurende haar dienstverband werkzaamheden elders heeft verricht.
Artikel 7:653a BW bestond nog niet
De werknemer voert aan dat het verbod op nevenwerkzaamheden in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst nietig is omdat er door de werkgever geen objectieve reden bestaat voor zodanig verbod. Zij verwijst daarbij naar artikel 7:653a BW waaruit voortvloeit dat een werknemer een andere of tweede baan mag aangaan. De kantonrechter volgt dit standpunt van de werknemer niet.
Artikel 7:653a BW bestond nog niet ten tijde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Het is pas ingevoerd op 1 augustus 2022 met de inwerkingtreding van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. In het overgangsrecht is bepaald dat deze wet van toepassing is vanaf het moment van inwerkingtreding.
Nog geen geldend recht
Na de inwerkingtreding geldt de regel van artikel 7:653a BW voor zowel bestaande arbeidsovereenkomsten als voor arbeidsovereenkomsten die worden gesloten na 1 augustus 2022, maar dat betekent niet dat de regel ook geldt voor op 1 augustus 2022 niet meer bestaande arbeidsovereenkomsten.
In de periode waarop de vordering van de werkgever ziet (van 1 februari 2019 tot 1 mei 2022) was het nieuwe artikel 7:653a BW immers nog geen geldend recht.
Geen concrete nevenwerkzaamheid, geen boete
De kantonrechter wijst de vordering tot betalen van een boete wegens overtreden van het nevenwerkzaamhedenverbod af omdat de werkgever tegenover de gemotiveerde betwisting van de werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat de werknemer nevenwerkzaamheden heeft verricht tijdens haar dienstverband. De werkgever heeft geen enkele concrete nevenwerkzaamheid genoemd.
Vermelding op LinkedIn-profiel onvoldoende
Het enkele feit dat de werknemer op haar LinkedIn-profiel vermeldt dat zij ervaring heeft als zorgcoach bij het bedrijf van haar partner en dat zij een e-mailadres gebruikt met de domeinnaam van het bedrijf is onvoldoende gezien de uitleg die de werknemer daarover heeft gegeven. Deze uitleg wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van de marketingadviseur van het bedrijf. Deze heeft verklaart dat de werknemer op zijn verzoek het bedrijf heeft toegevoegd aan haar profiel. De bedoeling hiervan was om het nieuwe bedrijf van haar partner “extra boost en spreiding” te geven. De marketingadviseur heeft dit gevraagd hoewel hij wist dat de werknemer in werkelijkheid niet werkzaam was voor het bedrijf.
De werkgever wordt in het ongelijk gesteld. Daarom wordt hij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 29 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16156