Beroep op nietigheid van studiekostenbeding niet gehonoreerd. De gevolgde opleiding moet op voorhand worden aangemerkt als een scholing voor het verkrijgen van een beroepskwalificatie. De werkgever is niet op grond van de wet of een cao verplicht om het verkrijgen van deze beroepskwalificatie aan te bieden. De opleiding valt dus niet onder scholing als bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW.
De werkgever heeft werknemer voldoende geïnformeerd over de financiële gevolgen van het studiekostenbeding. De studieovereenkomst, waarvan het beding deel uitmaakt, bevat een bijlage met uitsplitsing van de opleidingskosten en in het beding zelf is een duidelijke terugbetalingsverplichting met glijdende schaal opgenomen.
Terugbetalingsverplichting
De kantonrechter stelt voorop dat zij begrijpt dat als partijen spreken over ‘het studiekostenbeding’ zij de terugbetalingsverplichting bedoelen die in artikel 4 van de studiekostenovereenkomst is opgenomen. De kantonrechter zal de term studiekostenbeding hierna ook in die betekenis gebruiken.
Noodzakelijke scholing
De werknemer heeft allereerst betoogd dat het studiekostenbeding nietig is op grond van artikel 7:611a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens de werknemer moet de opleiding tot triage-audicien worden aangemerkt als noodzakelijke scholing als bedoeld in lid 2, omdat het volgen van de opleiding nodig is om de functie van triage-audicien te kunnen vervullen. De werkgever heeft dat gemotiveerd bestreden. Volgens de werkgever is er sprake van scholing die nodig is voor het verkrijgen van een diploma, waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden diende te beschikken. De kantonrechter overweegt als volgt.
Scholing kosteloos aanbieden
In artikel 7:611a lid 1 BW is bepaald dat de werkgever de werknemer in staat stelt de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Op grond van lid 2 moet deze scholing kosteloos worden aangeboden als de werkgever deze op grond van , kort gezegd, de wet of een cao verplicht is aan te bieden aan de werknemer. Artikel 7:611a lid 4 BW bepaalt dat een beding waarbij de kosten van scholing als bedoeld in lid 2 worden verhaald op de werknemer, nietig is.
Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden
Artikel 7:611a lid 2 en lid 4 BW zijn onderdeel van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (de Wtva). De Wtva is het resultaat van de implementatie van de EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (de richtlijn).
In artikel 13 van de richtlijn staat – voor zover relevant – dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat wanneer de werkgever op grond van het Unierecht of het nationale recht of collectieve overeenkomsten verplicht is zijn werknemers een opleiding te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangeworven uit te voeren, deze opleiding kosteloos wordt aangeboden aan de werknemers.
Niet verplicht aanbieden op grond van recht of cao
Uit overweging 37, opgenomen in de considerans van de richtlijn, blijkt dat deze verplichting geen betrekking heeft op beroepsopleidingen of opleidingen die de werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie, zolang de werkgever niet verplicht is deze aan te bieden op grond van het Unierecht of het nationale recht of een collectieve overeenkomst.
Beroepskwalificatierichtlijn
In de memorie van toelichting op de Wtva (Kamerstukken II 2021/22, 35962, nr. 3 p. 10-11) is de uitzondering op artikel 7:611a lid 2 BW, als omschreven in consideransoverweging 37 van de richtlijn, herhaald. Daaraan is het volgende toegevoegd:
“Het betreft hier de zogenoemde beroepskwalificatierichtlijn (richtlijn 2005/36/EG). Van deze beroepsopleidingen is dus niet voorgeschreven dat de werkgever ze verplicht. Het gaat hier om de zogenoemde gereglementeerde beroepen. Die beroepen zijn vastgelegd in de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen.”.
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
De kantonrechter leidt uit deze toevoeging af dat de wetgever voor het begrip beroepskwalificatie aansluiting heeft gezocht bij de definitie die is opgenomen in de zogenoemde beroepskwalificatierichtlijn (richtlijn 2005/36/EG), die is geïmplementeerd in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties (de AWEB).
De beroepskwalificatierichtlijn heeft tot doel hinderpalen voor het vrije verkeer van personen en diensten tussen lidstaten af te schaffen door richtlijnen vast te stellen inzake de onderlinge erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels en aan personen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat hebben behaald de garantie te bieden dat zij toegang hebben tot hetzelfde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van dat land.
Gereglementeerde beroepen
In het hiervoor aangehaalde citaat uit de memorie van toelichting op de Wtva staat een verwijzing naar de gereglementeerde beroepen die zijn vastgelegd in een bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen waarop de werknemer zich beroept ter onderbouwing van de ingeroepen nietigheid.
Uit de beroepskwalificatierichtlijn valt af te leiden dat de controle van de in de bijlage opgenomen beroepen is bedoeld om ernstige schade voor de gezondheid of veiligheid van de afnemer van de dienstverrichter als gevolg van een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen.
Geen doorslaggevende betekenis
De werknemer heeft erop gewezen dat het beroep van audicien niet in de bijlage van de regeling voorkomt en dat de opleiding zodoende niet onder de uitzondering op artikel 7:611a lid 2 BW valt. De kantonrechter volgt de werknemer niet in dit standpunt. Zij is van oordeel dat aan het al dan niet voorkomen van het beroep van audicien op de bedoelde bijlage geen doorslaggevende betekenis toekomt bij beoordeling van de ingeroepen nietigheid.
Redengevend hiervoor is dat de regeling waar de bijlage bij hoort, is opgesteld ter uitvoering van artikel 27 van de AWEB en beoogt controle mogelijk te maken op beroepskwalificaties van daarin opgenomen beroepen.
Geheel ander doel
Zoals blijkt uit wat hierboven is geschreven, dient dit artikel en de daarop gestoelde regeling dus een heel ander doel dan waarvoor de werknemer die bijlage inroept. In de memorie van toelichting op de Wvta is weliswaar verwezen naar de regeling, maar de betekenis van de regeling voor de uitzondering op artikel 7:611a lid 2 BW en hoe de regeling zich verhoudt tot de in dezelfde memorie opgenomen verwijzing naar de beroepskwalificatie-richtlijn is door de wetgever niet verder toegelicht en zonder een dergelijke toelichting niet te doorgronden.
Beroepen in bijlage vallen onder uitzondering
In elk geval is in de memorie van toelichting niet vermeld dat de uitzondering op artikel 7:611a lid 2 BW uitsluitend geldt voor beroepen die in de bijlage behorend bij de regeling zijn opgenomen. De verwijzing moet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter ook niet zo worden opgevat. De kantonrechter gaat er daarom voorshands vanuit dat de verwijzing naar de regeling alleen betekent dat de beroepen die in de bijlage zijn opgenomen in elk geval onder de uitzondering van artikel 7:611a richtlijn vallen.
Uit de memorie van toelichting volgt dat voor de beantwoording van de vraag wat nog meer onder deze uitzondering valt, moet worden aangesloten bij de beroepskwalificatierichtlijn.
Wezenlijk onderdeel van beroepskwalificatie
De werkgever heeft in de gedingstukken uiteengezet dat uit de definitiebepalingen die zijn opgenomen in artikel 3 van de beroepskwalificatierichtlijn en artikel 1 van de AWEB volgt dat het behalen van een opleidingstitel een wezenlijk onderdeel is van een beroepskwalificatie. Die interpretatie vindt de kantonrechter plausibel.
Verder heeft de werkgever aangevoerd dat de werknemer met de gevolgde opleiding aan de Dutch Health Academy een opleidingstitel (in casu een mbo-diploma audicien) als bedoeld in artikel 11 van de richtlijn en artikel 9 lid 1 onder a tot en met d van de AWEB heeft behaald. De werknemer heeft dat niet weersproken. Ook staat vast dat deze opleidingstitel nodig is om te kunnen worden benoemd in de functie van audicien, een functie die de werknemer tijdens het volgen van de opleiding nog niet kon uitoefenen.
Scholing voor verkrijgen beroepskwalificatie
Volgens de kantonrechter is daarmee voldoende aannemelijk dat de door de werknemer gevolgde opleiding een scholing betreft voor het verkrijgen van een beroepskwalificatie. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat de werkgever op grond van de wet of een cao verplicht is om het verkrijgen van deze beroepskwalificatie aan te bieden, zodat de opleiding naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet onder de scholing als bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW valt. Het beroep van de werknemer op artikel 7:611a lid 4 BW gaat dan ook niet op.
Voldoende informatie over financiële gevolgen
Voor zover de werknemer heeft betoogd dat het studiekostenbeding nietig is, omdat hij bij het aangaan van de studiekostenovereenkomst de financiële consequenties niet kon overzien, is de kantonrechter van oordeel dat dit betoog faalt.
De kantonrechter is het met de werkgever eens dat hij de werknemer voldoende over de financiële gevolgen heeft geïnformeerd door bij de studieovereenkomst een bijlage met uitsplitsing van de kosten te verstrekken en in artikel 4 een duidelijke terugbetalingsverplichting met glijdende schaal op te nemen. Ook is door de werkgever onweersproken gesteld dat de werknemer enkele dagen de tijd heeft gehad om de studieovereenkomst te bestuderen alvorens hij de overeenkomst heeft ondertekend.
Uitspraak Rechtbank Oost-Brabant, 4 september 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4377