
De kern van het geschil dat partijen ook in hoger beroep verdeeld houdt, is de vraag wie van partijen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de financiële consequenties van de afwikkeling van de leaseovereenkomst moet dragen.
De leaseovereenkomst is ingegaan op 17 februari 2020 met een looptijd van 60 maanden tegen een leasetarief van € 1.119,90 exclusief btw per maand.
In de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden is een leasereglement opgenomen, waarin onder meer een vrijwaringsbepaling staat.
Vrijwaringsbepaling
Het hof is van oordeel dat uit de tekst van de vrijwaringsbepaling volgt dat de strekking van deze bepaling is dat als de werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigt, de werkgever alsdan door de werknemer (of diens nieuwe werkgever) moet worden gevrijwaard voor de financiële consequenties die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ten aanzien van de afwikkeling van de leaseovereenkomst met zich brengt.
De werknemer betwist dat de werkgever een beroep op de vrijwaringsbepaling toekomt. Zij voert in dat verband het volgende aan (grieven 1 en 2).
Genoodzaakt ontslag te nemen
De werkgever heeft (onder meer door het takenpakket van de werknemer uit het niets aan te passen, de werknemer in een uitvoerende functie te plaatsen, de kennis en kunde van de werknemer openlijk in twijfel te trekken en de werknemer te betichten van ongeoorloofd gebruik van de digitale handtekening van haar leidinggevende) de werknemer genoodzaakt ontslag te nemen, terwijl de werknemer niet voornemens was ontslag te nemen. Door het optreden van de werkgever is de werknemer in de positie gekomen die heeft geleid tot dit geschil.
Geen gelegenheid voor overleg
De norm van goed werkgeverschap staat er in de gegeven omstandigheden aan in de weg dat de werkgever een beroep op de vrijwaringsbepaling toekomt. Ook was een snelle inzet van de leaseauto noodzakelijk. De werknemer had willen overleggen met de werkgever over de gevolgen van het gaan rijden met de auto, maar de werkgever bood daartoe geen gelegenheid.
Wijzen op fiscale gevolgen gebruik leaseauto
De werknemer kon niets anders dan met de auto gaan rijden, waardoor ook het leasereglement van toepassing werd. De werkgever had haar moeten wijzen op de fiscale gevolgen van het gebruik van de leaseauto en op de gevolgen van het voortijdig inleveren van de auto.
Werknemer beëindigt arbeidsovereenkomst
Ook als het hof uitgaat van de juistheid van het betoog van de werknemer over de reden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, laat dit onverlet dat zij deze zelf heeft beëindigd en zij daarom krachtens de vrijwaringsbepaling gehouden is tot vrijwaring van de werkgever voor de financiële consequenties verbonden aan de afwikkeling van de leaseovereenkomst.
Wel weet van gevolgen vóór afloop leasecontract inleveren auto
Daarbij betrekt het hof dat de werknemer op de hoogte was van de gevolgen verbonden aan het vóór afloop van het leasecontract inleveren van de auto.
In de memorie van grieven geeft de werknemer te kennen dat zij “wel wist (…) van een afkoopsom bij eigen vertrek, tenzij deze intern of aan een derde kon worden overgedragen”.
Opzeggingsbrief werknemer
Verder staat in de door de werkgever in het geding gebrachte opzeggingsbrief van de werknemer van 11 maart 2020 vermeld “(…) Rekening houdend met de contractuele opzegtermijn (…), zal mijn contract aflopen op 1 Mei 2020. (…) Ik zou graag een eindrekening ontvangen inclusief de volgende onderwerpen: (…)
• Leaseovername/afkoop (…) met Leaseplan ben ik al bezig om het contract te stoppen of online opnieuw aan te bieden (…)” .
Brief met afspraken bij uitdiensttreding
Daarnaast is in de door de werkgever in het geding gebrachte brief van 20 maart 2020, waarin de werkgever de afspraken bij uitdiensttreding aan de werknemer heeft bevestigd en die door de werknemer voor akkoord is ondertekend, opgenomen “(…) De auto is volledig jouw verantwoordelijkheid ondanks dat wij contractpartij zijn. Wij zullen het contract overzetten op jouw naam of op naam van je nieuwe werkgever. Wij horen graag (…) welke van beide de voorkeur heeft, zodat dit tijdig geregeld kan worden. (…)”.
Op de hoogte van vrijwaringsbepaling
Ook hieruit volgt dat de werknemer op de hoogte was van de vrijwaringsbepaling en de hieraan voor haar verbonden gevolgen. Bovendien valt uit deze twee brieven op te maken dat de werknemer zelf al vóór het einde van de arbeidsovereenkomst bezig was uitvoering te geven aan het bepaalde in de vrijwaringsbepaling en dat zij instemde met afwikkeling van het leasecontract op deze wijze.
Niet valt in te zien dat de norm van goed werkgeverschap eraan in de weg staat dat de werkgever de werknemer aan de vrijwaringsbepaling houdt.
Gebonden aan vrijwaringsbepaling
Dat de werknemer mogelijkerwijs niet op de hoogte was van de fiscale gevolgen van het gebruik van de auto, is niet relevant voor haar gebondenheid aan de vrijwaringsbepaling voor de afwikkeling van de leaseovereenkomst. Dat de werknemer, zoals zij nog heeft aangevoerd, geen invloed heeft gehad op de inhoud van de overeenkomsten tussen de werkgever en LeasePlan noch op de inhoud van het leasereglement, sluit ook niet uit dat zij aan de vrijwaringsbepaling kan worden gehouden.
Boete bij niet overdragen auto
Na opzegging van de arbeidsovereenkomst in maart 2020 is de werknemer op zoek gegaan naar een andere partij om de auto over te nemen, echter zonder resultaat. Bij mail van 24 april 2020 heeft de werkgever de werknemer gewezen op de volgens de werkgever met LeasePlan af te rekenen boete, indien de auto niet zou worden overgedragen aan een andere partij.
Per mail van diezelfde dag heeft de werknemer aan de werkgever te kennen gegeven
“(…) Ten eerste heb ik nooit gekozen voor de boete. Daarmee zijn ook andere dingen mogelijk als op prive zetten of nog een andere bestuurder vinden en in die tijd betaal ik gewoon het leasebedrag. Lijkt me daarom heel erg overdreven om een boete van zo’n hoog bedrag te gaan betalen of in te houden. Blijkbaar heeft er geen onderhandeling plaatsgevonden of verduidelijking omtrent de mogelijkheden en gaan jullie er nu blind vanuit dat ik akkoord ben met een boete betalen. (…)”.
Auto ingeleverd
De werknemer heeft de auto op 30 april 2020 ingeleverd bij de werkgever. Vast staat dat de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 het leasecontract niet heeft overgenomen, dat zij de auto niet heeft gekocht en dat de auto ook niet aan een andere partij is overgedragen als omschreven onder a, b en d van de vrijwaringsbepaling.
Niemand gevonden
Bij mail van 7 mei 2020 heeft de werkgever aan de werknemer laten weten dat de werkgever “Zoals we vorige week aangegeven hebben” zou kijken “naar de mogelijkheid om de auto intern in te zetten”, maar dat het de werkgever “niet gelukt” is “om hiervoor iemand bereid te vinden”.
Twee opties
Verder heeft de werkgever bij die mail aan de werknemer medegedeeld dat er twee opties resteren.
1 Afkoop leasecontract
De eerste optie houdt in afkoop van het leasecontract door de werknemer voor een bedrag groot (1.752 dagen x € 21,39 aan minderdagentoeslag als opgevoerd door LeasePlan, verminderd met € 8.202,77 als al verrekend =) € 29.272,51, als aanvankelijk door de werkgever bij inleidende dagvaarding gevorderd.
2 Tijdelijke voortzetting leasecontract
De tweede optie betreft tijdelijke voortzetting van het leasecontract, “bedoeld om tussentijds te zoeken naar een andere oplossing voor de auto”, waarbij “alle termijnen door jou vergoed” moeten worden aan de werkgever en “de auto in de parkeergarage van [werkgever]” blijft.
Opties niet acceptabel
Bij brief van 4 juni 2020 heeft (de advocaat van) de werknemer aan de werkgever te kennen gegeven dat “Beide opties (…) voor (…) de werknemer niet acceptabel” zijn, dat zij “niet bereid” is “enige kosten aan u te voldoen” en dat zij de werkgever sommeert het ingehouden bedrag groot ruim € 8.000 alsnog te betalen.
Werkelijke schade gevorderd
Begin juli 2020 heeft de werkgever de auto in opslag gegeven aan LeasePlan. Vanaf januari 2021 is het de werkgever gelukt de auto onder te brengen bij een van de werknemers. In lijn daarmee heeft de werkgever bij akte de vordering gewijzigd en vergoeding van de “Werkelijk” door de werkgever in het kader van de afwikkeling van de leaseovereenkomst ten behoeve van de werknemer geleden schade gevorderd.
De werkgever heeft deze schade begroot op de door de werknemer verschuldigde leasetermijnen voor de maanden mei en juni 2020, de kosten voor stalling van de auto over de maanden juli tot en met december 2020 en de door de werknemer verschuldigde leasetermijnen verminderd met het mobiliteitsbudget van de nieuwe bestuurder van de auto over de maanden januari 2021 tot en met januari 2024, in totaal een bedrag van € 25.658,05 (te verminderen met € 8.202,77 als al verrekend en daarom uitkomend op € 17.455,28).
Vergoeding werkelijke schade?
Het hof stelt vast dat het op grond van de vrijwaringsbepaling aan de werknemer was om bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst een keuze te maken tussen de in die bepaling opgenomen wijzen van vrijwaring van de werkgever voor de afwikkeling van de leaseovereenkomst.
De werknemer heeft niet expliciet een keuze kenbaar gemaakt (grief 3). Duidelijk was dat de werknemer het leasecontract niet zou overnemen en dat zij de auto niet zou kopen. Uit de e-mail van de werknemer van 24 april 2020 heeft de werkgever volgens het hof mogen opmaken dat de werknemer niet bereid was een boete te betalen (vrijwaringsbepaling onder c) en dat zij een andere partij wenste te zoeken (vrijwaringsbepaling onder d).
Ook de werkgever heeft met medeweten van de werknemer en onverplicht naar een andere partij gezocht. Aanvankelijk zonder resultaat. De werkgever heeft de werknemer toen – deels in afwijking van de vrijwaringsbepaling – twee opties geboden ter afwikkeling van het leasecontract en is daarmee tegemoetgekomen aan de wens van de werknemer.
Daarna heeft de werkgever, nadat (de advocaat van) de werknemer te kennen had gegeven dat zij niet bereid was enige kosten aan de werkgever te voldoen, de auto in opslag gegeven, waarmee de werkgever de aan LeasePlan te betalen kosten heeft beperkt (van ongeveer € 1.119 aan leasetarief naar ongeveer € 676 aan stallingskosten per maand) en uiteindelijk is de werkgever – en niet de werknemer – erin geslaagd de auto over te dragen aan een van de werknemers (in lijn met het in de vrijwaringsbepaling onder d bepaalde).
Weliswaar beschikt deze werknemer slechts over een mobiliteitsbedrag/leasenormbedrag van € 720 per maand, terwijl het voor de werknemer geldende leasetarief € 1.119,90 bedroeg, maar dit kan de werkgever volgens het hof niet worden tegengeworpen.
Niet in geslaagd iemand voor auto te vinden
De werkgever is de werknemer tegemoetgekomen en niet is gebleken dat de boete die de werknemer anders, nu zij er zelf niet in is geslaagd een andere partij voor de auto te vinden, op grond van de vrijwaringsbepaling (onder d) had moeten betalen, lager zou zijn geweest dan de schade die de werkgever nu lijdt door afwikkeling van de leaseovereenkomst op deze wijze (grief 5).
Schade voor afwikkeling leasecontract vergoeden
Het voorgaande brengt volgens het hof met zich dat de werknemer, gelet op haar verplichting om de werkgever na beëindiging van de arbeidsovereenkomst te vrijwaren voor de financiële consequenties van de afwikkeling van de leaseovereenkomst, gehouden is de schade die de werkgever werkelijk lijdt door afwikkeling van het leasecontract als hiervoor omschreven ten bedrage van € 25.658,05 te vergoeden.
In het door de werknemer in het geding gebrachte deskundigenrapport ziet het hof geen aanleiding de schade op een lager bedrag te bepalen (grief 7). Dit alleen al omdat het rapport uitgaat van vergoeding van ‘echte, reële schade’, waarmee het rapport aansluit bij de begroting door de werkgever van de werkelijk door haar geleden schade.
Gehandeld als goed werkgever
Dat de werknemer, zoals zij heeft aangevoerd, niet betrokken is geweest bij de afspraken die de werkgever heeft gemaakt met LeasePlan over de stalling van de auto en met de nieuwe bestuurder van de auto over het gebruik van de auto (grief 3), maakt dit niet anders. Waar de werknemer zelf geen oplossing heeft weten te vinden voor de afwikkeling van de leaseovereenkomst, heeft de werkgever naar het oordeel van het hof gewaakt voor de belangen van de werknemer en gehandeld als een goed (voormalig) werkgever betaamt.
De door de werknemer gemaakte vergelijking met het vonnis van Rechtbank Midden-Nederland van 8 november 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:5818 (grief 3) gaat niet op. Dit alleen al vanwege de omstandigheid dat het in die casus aan de werkgever was om te zorgen voor afwikkeling van het leasecontract, waar het hier op grond van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer was daarvoor zorg te dragen.
Verrekening
Nu de vorderingen van de werkgever in zoverre toewijsbaar zijn, heeft de werkgever zich terecht beroepen op verrekening. De tegenvordering van de werknemer tot betaling van het door de werkgever al verrekende bedrag (grief 6) is daarom niet toewijsbaar. Voor vermindering van het te verrekenen bedrag met de wettelijke verhoging als door de werknemer voorgestaan, is bij verrekening bij of na het einde van de arbeidsovereenkomst zoals hier aan de orde geen plaats.
Terecht heeft de kantonrechter dan ook geoordeeld dat de werknemer aan de werkgever een bedrag groot (€ 25.658,05 verminderd met € 8.202,77 als al verrekend =) € 17.455,28 aan schadevergoeding moet voldoen.
Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden van 28 maart 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1006