
De datum waarop schriftelijke overeenstemming is bereikt over de beëindigingsovereenkomst, is bepalend voor het moment waarop de fictieve opzegtermijn van drie maanden gaat lopen. De schriftelijke overeenstemming over een beëindigingsregeling kan ook per e-mail, ondertekening is niet vereist. UWV heeft het begin van de fictieve opzegtermijn niet juist vastgesteld. Dat oordeelt rechtbank Utrecht in een rechtszaak waarin de ex-werkneemster en UWV twisten over de ingangsdatum van de WW-uitkering.
Waar gaat deze zaak over?
Deze zaak gaat over de ingangsdatum van de aan de ex-werkneemster toegekende WW-uitkering. Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsovereenkomst van de werkneemster met de werkgever met wederzijds goedvinden is geëindigd per 1 april 2022 en dat de werkneemster met ingang van die datum werkloos is geworden.
Fictieve opzegtermijn
Evenmin is in geschil dat voor de werkneemster een fictieve opzegtermijn geldt van drie maanden en dat die opzegtermijn gaat lopen nadat de werkneemster en haar werkgever de arbeidsovereenkomst schriftelijk hebben beëindigd.
Datum einde arbeidsovereenkomst?
Tussen partijen is uitsluitend in geschil op welke datum de werkneemster en haar werkgever schriftelijk zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd.
UWV: recht op WW vanaf 1 mei
Volgens UWV is de datum waarop de werkneemster en haar werkgever de beëindigingsovereenkomst hebben ondertekend bepalend voor het moment waarop de fictieve opzegtermijn van artikel 19, derde lid, van de WW is gaan lopen.
De beëindigingsovereenkomst is op 10 januari 2022 ondertekend. Dit betekent dat de voor de werkneemster geldende opzegtermijn van drie maanden start op 1 februari 2022 en loopt tot en met 30 april 2022. De werkneemster komt daarom vanaf 1 mei 2022 in aanmerking voor een WW-uitkering, aldus UWV.
Werkneemster: recht op WW vanaf 1 april
De werkneemster is het daar niet mee eens. Zij bepleit dat de uitkering een maand eerder, dus op 1 april 2022 had moeten ingaan. Volgens de werkneemster had zij op 24 december 2021 al schriftelijk, namelijk per e-mail, overeenstemming bereikt met haar werkgever over de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De fictieve opzegtermijn start daarom op 1 januari 2022 en eindigt op 1 april 2022. Volgens de werkneemster heeft zij daarom vanaf 1 april 2022 recht op een WW-uitkering.
Oordeel rechtbank
Artikel 19, derde lid, van de WW bepaalt dat de werknemer geen recht heeft op een WW-uitkering zolang de rechtens geldende opzegtermijn niet is verstreken en de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging of doordat daarover schriftelijke overeenstemming is bereikt. Als datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn opgezegd, geldt onder meer de datum waarop de beëindiging schriftelijk is overeengekomen.
Schriftelijkheidsvereiste
Schriftelijke overeenstemming over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst kan worden bereikt met het ondertekenen van een beëindigingsovereenkomst. Aan het schriftelijkheidsvereiste kan volgens de rechtspraak echter ook worden voldaan als overeenstemming over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst tot stand komt per e-mail.
Akkoord werkgever in e-mail
De gemachtigde van de werkneemster heeft op 24 december 2021 de werkgever gemaild dat de werkneemster bereid is de arbeidsovereenkomst te beëindigen per 1 april 2022 en een voorstel gedaan voor de hoogte van de transitievergoeding, het coachingsbudget, het verlofsaldo en de vergoeding van advocaatkosten. De werkgever van de werkneemster heeft diezelfde dag per e-mail geantwoord dat dit voorstel akkoord is.
Eindregeling ter review
In deze e-mail van de werkgever staat ook dat het voorstel wordt vastgelegd in een ‘eindregeling’ die ‘ter review’ aan de gemachtigde van de werkneemster zal worden gestuurd. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de werkneemster toegelicht dat deze review uitsluitend ging over de tekst en dat de ondertekende beëindigingsovereenkomst geen andere afspraken bevat dan de e-mail van 24 december 2021.
Schriftelijke overeenstemming
Dit betekent dat partijen op 24 december 2021 per e-mail schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Dat in de e-mail van de werkgever staat dat nog een ‘eindregeling’ wordt opgesteld en dat die pas op 10 januari 2022 is ondertekend, is niet relevant. Met de e-mail van 24 december 2021 had de werkgever immers het voorstel van de werkneemster al schriftelijk aanvaard.
Ondertekening geen vereiste
Voor schriftelijke beëindiging van de overeenkomst is niet vereist dat de werkneemster en haar werkgever een overeenkomst hebben ondertekend. In artikel 19, derde lid, van de WW staat niet dat ondertekening een vereiste is.
Start fictieve opzegtermijn onjuist vastgesteld
Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat UWV het begin van de fictieve opzegtermijn niet juist heeft vastgesteld.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt UWV op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 17 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:97