
Uit de eindafrekening blijkt dat het bedrag bestaat uit een beëindigingsvergoeding en uit vakantiegeld. Nu het vakantiegeld wel loon betreft, is de wettelijke verhoging hierover toewijsbaar. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot het betalen van de eindafrekening.
Wat eist de werknemer?
De werknemer eist voor de rechter de werkgever te veroordelen aan hem te betalen € 3.646,26 aan hoofdsom, met wettelijke rente en de wettelijke verhoging, en € 489,63 aan buitengerechtelijke kosten en daarnaast te veroordelen in de proceskosten.
Vaststellingsovereenkomst
De werknemer baseert de eis op het volgende. Tussen de werknemer en de werkgever bestond een arbeidsovereenkomst, die door middel van een vaststellingsovereenkomst per 1 november 2022 is geëindigd.
Partijen zijn overeengekomen dat de werkgever uiterlijk 30 november 2022 een eindafrekening, waaronder een beëindigingsvergoeding van € 5.077,33, zou uitbetalen aan de werknemer.
Eindafrekening niet betaald
De werkgever heeft na aandringen van de werknemer wel een eindafrekening opgesteld, waaruit volgt dat hij € 3.646,26 netto moet betalen aan de werknemer, maar hij heeft dit bedrag niet betaald.
De werkgever moet worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag, inclusief de wettelijke rente en wettelijke verhoging. Daarnaast moet de werkgever de (buiten)gerechtelijke kosten die de werknemer heeft gemaakt vergoeden.
Werkgever moet betalen
Uit de overhandigde vaststellingsovereenkomst en de eindafrekening volgt dat de werkgever uiterlijk 30 november 2022 € 3.646,26 netto aan de werknemer moest betalen. Aangezien hij dat niet heeft gedaan wordt hij veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De over dit bedrag geëiste wettelijke rente wordt toegewezen.
Wettelijke verhoging
De werknemer eist ook de wettelijke verhoging over dit bedrag. Uit de eindafrekening blijkt dat het bedrag van € 3.646,26 bestaat uit een beëindigingsvergoeding van € 2.890,02 netto en uit vakantiegeld van € 756,24 netto.
De wettelijke verhoging kan alleen worden toegewezen over loon (artikel 7:625 BW). Het vakantiegeld betreft wel loon, maar de beëindigingsvergoeding niet. De wettelijke verhoging wordt daarom alleen toegewezen over een bedrag van € 756,24.
Buitengerechtelijke incassokosten
Uit de overhandigde e-mails blijkt dat de gemachtigde van de werknemer buiten deze procedure om heeft geprobeerd de werkgever tot betaling te laten overgaan. De werknemer heeft recht op vergoeding van de daarvoor gemaakte kosten. Het geëiste bedrag van € 489,63 is correct berekend en wijst de kantonrechter daarom toe.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter veroordeelt de werkgever:
- om aan de werknemer € 4.135,89 te betalen, met de wettelijke rente over € 3.646,26 netto vanaf 1 december 2022 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke verhoging over € 756,24 netto, vanaf 4 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
- in de proceskosten die worden vastgesteld op € 874,29.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 15 februari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:1638