
Een overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer is wel tot stand gekomen, maar deze moest nog nader worden uitgewerkt. Het ligt in de lijn der verwachting dat daarbij een bestendige gedragslijn was gevolgd, zodat de werknemer niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de bonus voldoet.
Zaak in het kort
In deze zaak maakt een werknemer jegens zijn oud-werkgever aanspraak op uitbetaling van een bonus over de jaren 2019 en 2020. Volgens de werknemer is over 2019 namelijk de toezegging gedaan dat hij een aanvullende bonus zou ontvangen en is ten aanzien van de bonus over 2020 een overeenkomst tot stand gekomen die de werkgever moet nakomen. De kantonrechter gaat niet in het betoog van de werknemer mee.
Aanvullende bonus over 2019?
De werkgever betwist dat hij over 2019 nog een aanvullende bonus aan de werknemer is verschuldigd. Hij stelt zich op het standpunt dat de algemeen directeur juist steeds heeft benadrukt dat over 2019 de MT-regeling had te gelden en betwist dat de directeur de werknemer enige toezegging heeft gedaan over een aanvullende bonus over 2019.
Volgens de werkgever is van valse voorwendselen van zijn kant evenmin sprake geweest en is met het door de werknemer gegeven akkoord dat vermeld staat in zijn e-mail van 23 juni 2020 de bonus over 2019 finaal afgewikkeld.
Geen toezegging
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer over het jaar 2019 geen aanspraak kan maken op een aanvullende bonus en overweegt daartoe het volgende. De werknemer verwijst ter onderbouwing van de door hem gestelde toezegging van de directeur uitsluitend naar zijn e-mail van 4 maart 2020, waarin de door de werknemer gestelde gang van zaken inderdaad staat beschreven.
Niet afgesproken
Volgens de werknemer kan uit het feit dat de directeur deze gang van zaken in het latere mailverkeer niet heeft weersproken, worden afgeleid dat de toezegging in kwestie inderdaad is gedaan. De werknemer miskent hiermee dat de directeur eerder die dag per mail het in de e-mail van 28 februari 2020 opgenomen standpunt van de werknemer dat over 2019 een separate bonus wordt overeengekomen uitdrukkelijk heeft weersproken door aan de werknemer te melden dat dit niet is afgesproken en dat (alleen) is afgesproken dat de directeur hierop na de AvA zal terugkomen.
Gelet hierop is het feit dat de directeur niet meer heeft gereageerd op de e-mail van de werknemer volstrekt onvoldoende om ervan uit te gaan dat inderdaad sprake is van de door de werknemer gestelde toezegging. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat van een dergelijke toezegging geen sprake is geweest. Dit geldt te meer nu de werknemer in de e-mails van 5 maart en 23 juni 2020 ook in het geheel niet rept over deze toezegging.
Geen onjuiste informatie
Wat betreft de vermeende onjuiste informatieverschaffing geldt dat de werknemer de verschillende voorstellen voor een nieuwe bonusregeling door elkaar haalt.
Het concept van de hernieuwde regeling is pas op 27 februari 2020 aan de werknemer verstrekt, zodat zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet valt in te zien dat de directeur in het gesprek van 17 januari 2020 over het ongunstig uitpakken van die regeling kan hebben gesproken. Dat de directeur in een gesprek op 27 maart 2020 ook verkeerde informatie aan de werknemer zou hebben verschaft, sluit niet aan bij de inhoud van de e-mail en blijkt ook nergens uit. De kantonrechter gaat daarom ook aan die stelling voorbij.
Geen bonus
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de over 2019 gevorderde bonus afwijst.
Aanspraak op bonus over 2020?
De vraag is vervolgens of de werknemer aanspraak kan maken op een bonus over 2020.
De werknemer stelt zich op het standpunt dat hij over 2020 uit hoofde van de hernieuwde regeling recht heeft op een bonus van € 218.234,65 bruto.
Voldoende concreet aanbod
Volgens de werknemer heeft de werkgever door het toesturen van de hernieuwde regeling namelijk een voldoende concreet aanbod gedaan dat de essentialia van de overeenkomst behelsde en is met de aanvaarding van dat aanbod op 3 april 2020 door de werknemer een overeenkomst tot stand gekomen, die de werkgever zal moeten nakomen.
Goodleaver
Daarbij meent de werknemer dat hij als goodleaver in de zin van die regeling moet worden beschouwd en over het gehele jaar 2020 aanspraak kan maken op een bonus, ook al is hij per 1 september 2020 uit dienst getreden.
Overeenkomst tussen partijen
De werkgever betwist dat er een overeenkomst met de werknemer tot stand is gekomen. Hij stelt zich op het standpunt dat de hernieuwde regeling slechts een akkoord op hoofdlijnen betreft dat nog nader moest worden uitgewerkt.
Voorwaarde bonus: in dienst bij uitbetaling
Volgens de werkgever is binnen de onderneming sprake van een bestendige gedragslijn dat, om überhaupt voor uitbetaling van enige bonus in aanmerking te komen, een medewerker ten tijde van de uitbetaling van een bonus nog bij de werkgever in dienst moet zijn, en zou deze gedragslijn zonder meer in de nadere uitwerking van de hernieuwde regeling zijn opgenomen.
De werkgever wijst in dit kader op een andere directeur voor wie de hernieuwde regeling ook gold – in concept opgestelde uitwerking waarin volgens de werkgever staat vermeld dat het recht op een bonus over een boekjaar vervalt, indien de arbeidsovereenkomst van de werknemer om welke reden dan ook vóór 31 december van dat boekjaar is geëindigd.
Niet meer in dienst, geen bonus
Omdat de bonus over 2020 medio 2021 zou worden uitbetaald en de werknemer op dat moment niet meer in dienst was van de werkgever, heeft hij geen recht op die bonus, aldus de werkgever.
De kantonrechter is van oordeel dat met de ondertekening van de hernieuwde regeling door de werknemer inderdaad een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
Hernieuwde regeling
In de hernieuwde regeling staan de essentialia van de nieuwe bonusregeling concreet vermeld. Na ontvangst van de betreffende regeling heeft de werknemer getracht onderdelen daarvan opnieuw ter discussie te stellen, maar de directeur heeft hem vervolgens per e-mail van 2 april 2020 gemeld dat hij dacht dat er al overeenstemming was bereikt, dat hij niet verder gaat onderhandelen, dat de regeling definitief is en door de werknemer moet worden ondertekend of anders van tafel gaat.
Ondertekening regeling
De werknemer is vervolgens tot ondertekening overgegaan en na die ondertekening heeft de directeur hem een exemplaar van de ook door hem ondertekende regeling toegestuurd en heeft hij de werknemer gefeliciteerd met die regeling. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat er tussen partijen inderdaad een overeenkomst tot stand is gekomen.
Bestendige gedragslijn
Het feit dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen betekent echter niet zonder meer dat de werknemer over het jaar 2020 uit hoofde van de hernieuwde regeling aanspraak kan maken op een bonus. Aangenomen moet namelijk worden dat binnen de werkgever inderdaad sprake is van de door de werkgever gestelde bestendige gedragslijn. De werknemer heeft ook ter zitting beaamd dat binnen de werkgever sprake is van een dergelijke gedragslijn.
Deze gedragslijn valt ook af te leiden uit de per 1 januari 2017 herziene bonusregeling en de MT-regeling, waarin telkens duidelijk vermeld staat dat de bonus uitsluitend wordt uitbetaald aan de medewerkers/MT-leden die op dat moment – zijnde het moment van uitbetaling van de bonus – nog in dienst zijn bij de werkgever.
Nog in dienst bij werkgever
Hoewel deze lijn voor vertrekkende werknemers zure gevolgen kan hebben, gaat de kantonrechter er dus van uit dat een werknemer binnen de werkgever uitsluitend aanspraak kan maken op een bonus indien hij ten tijde van de uitbetaling van die bonus nog in dienst is bij de werkgever. De werkgever heeft ter zitting ook overtuigend geschetst dat de achtergrond van deze gedragslijn is dat de bonus binnen de werkgever niet alleen als een beloning voor geleverde prestaties, maar ook als stimulus voor een langdurige relatie wordt ingezet.
Regeling moest nog nader uitgewerkt
Uit de tekst van de hernieuwde regeling kan naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk worden afgeleid dat deze regeling nog nader moest worden uitgewerkt. In de regeling wordt immers gesproken over de hoofdlijnen van een nieuwe regeling en de fiscale gevolgen daarvan voor de werknemer en de andere directeur in privé en zowel aan het begin als aan het einde van die regeling staat vermeld dat deze nog (arbeidsrechtelijk) moest worden uitgewerkt.
Tijdens uitbetaling bonus nog in dienst
Gelet op de bij de werkgever geldende bestendige gedragslijn ligt het in de lijn der verwachting dat daarbij dan inderdaad was vermeld dat de werknemer uitsluitend aanspraak zou kunnen maken op een bonus, indien hij ten tijde van de uitbetaling daarvan nog in dienst bij de werkgever zou zijn, althans op zijn minst het hele jaar waarop de bonus betrekking heeft, in dienst moet zijn geweest.
Uitgesteld bonusrecht
De werknemer betoogt nog dat dit niet het geval is, omdat in de hernieuwde regeling is gekozen voor de constructie van good- en badleaver en dat met die constructie bedoeld is om af te wijken van de bestendige gedragslijn, maar de kantonrechter gaat niet in dit betoog mee.
Uit die tekst volgt dat de constructie van good- en badleaver alleen betrekking heeft op het eerder in de hernieuwde regeling omschreven uitgestelde bonusrecht en dus op niet op het bonusrecht an sich.
Opgebouwde maar niet uitgekeerde bonus
Dit uitgestelde bonusrecht betreft 1/3 deel van de in een jaar te behalen bonus, dat pas na 3 jaar na vaststelling van de jaarrekening over dat jaar wordt uitgekeerd en de werkgever betoogt terecht dat dit dus een al wel opgebouwde maar nog niet uitgekeerde bonus betreft.
Good- en badleaver kan naast gedragslijn bestaan
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de constructie van good- en badleaver, anders dan de werknemer kennelijk meent, wel degelijk naast de bij de werkgever bestendige gedragslijn kan bestaan en dat met die constructie dus niet bedoeld is om af te wijken van die gedragslijn.
Geen bonus
Nu de werknemer in de loop van 2020 bij de werkgever vertrok en in 2021 niet meer in dienst was van de werkgever, en dus ook niet op het moment dat de bonus over 2020 zou worden uitbetaald, kan hij geen aanspraak maken op een bonus over 2020. De vorderingen van de werknemer die betrekking hebben op die bonus wijst de kantonrechter dus ook af.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 24 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:305