
Het kabinet voelt de morele verplichting om een specifieke groep zorgmedewerkers aanvullend te
ondersteunen. De Afdeling advisering van de Raad van State wijst echter nadrukkelijk naar de werkgever of opdrachtgever als de eerste aansprakelijke partij voor de schade die is ontstaan als gevolg van een ziekte opgelopen tijdens het werk.
Collectieve regeling
Maar aangezien dit in veel gevallen complex is, en de overheid daarnaast ook een dringend beroep heeft gedaan op zorgmedewerkers, kan een voorziening worden getroffen ter voldoening van een natuurlijke verbintenis. Volgens de Afdeling ligt het in dat geval in de rede dat een regeling wordt getroffen in het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg.
In haar Kamerbrief van 16 december 2022 heeft de minister toegezegd om op korte termijn in gesprek te gaan met de werkgevers- en werknemersorganisaties over een collectieve regeling voor een specifieke groep zorgmedewerkers, waaraan het kabinet een gemaximeerde bijdrage zou kunnen doen.
Publieke regeling
Nu de werkgevers hebben aangegeven dat zij niet met een regeling zullen komen, treft de minister voorbereidingen voor een publieke regeling. Ook daarvoor geldt dat die goed moet werken en uitvoerbaar moet zijn.
Afbakening zorgmedewerkers
De minister sluit zij aan bij de afbakening, zoals genoemd in de brief van 16 december jl. Het gaat om zorgmedewerkers:
- die in de eerste golf van de coronapandemie veelvuldig en intensief zorg hebben verleend aan COVID-patiënten en/of daar nauw betrokken bij waren (maart tot en met juni 2020);
- die langer dan twee jaar post-COVID klachten ondervinden die zijn vastgesteld door een arts volgens de op dat moment geldende beroepslijn en als gevolg hiervan minder of helemaal niet meer kunnen werken, blijkend uit een WIA-beoordeling of vergelijkbaar; en
- vanwege een arbeidsrelatie (in vaste dienst, ingehuurd of met een tijdelijk dienstverband) gedurende de periode van maart 2020 tot en met juni 2020 werkten voor of in opdracht van een werkgever in de branches:
o de verzorgings- en verpleeghuizen,
o de (universitaire) ziekenhuizen,
o de gehandicaptenzorg,
o de wijkverpleging,
o de geboortezorg,
o de ambulancezorg,
o de intramurale jeugdzorg,
o de justitiële inrichtingen (alleen medisch, BIG-geregistreerd
personeel),
o de intramurale geestelijke gezondheidszorg, of
o de huisartsenzorg.