De leer-arbeidsovereenkomst bepaalt dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op de dag van de beëindiging van de opleiding, maar uiterlijk op 28 februari 2022. Deze bepaling is volgens de kantonrechter niet in strijd met de cao en dus niet nietig.
Het had voor de werkneemster duidelijk moeten zijn dat de leer-arbeidsovereenkomst op 28 februari 2022 zou eindigen. De werkgever heeft niet het vertrouwen gewekt dat de overeenkomst zou worden verlengd. Dat de werkneemster vertraging in haar opleiding heeft opgelopen, betekent niet dat de einddatum van de leer-arbeidsovereenkomst mee opschuift.
Leer-arbeidsovereenkomst
De werkneemster is per 4 maart 2019 toegelaten tot de opleiding van anesthesiemedewerker. Zij is op 1 september 2019 in dienst getreden bij een ziekenhuis op basis van een leer-arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
In de leer-arbeidsovereenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“De leer-/arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van de opleiding tot anesthesiemedewerker. De leer-/arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de dag van de beëindiging van de opleiding, doch uiterlijk op 28 februari 2022.”
De cao Ziekenhuizen is op de leer-arbeidsovereenkomst van toepassing. In de cao staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“ Artikel 7.2.3. Praktijkleerjaren
1. Na afronding van de bvp wordt de leerling toegelaten tot het eerste praktijkleerjaar. Gedurende de praktijkleerjaren wordt met de leerling-werknemer een leer- / arbeidsovereenkomst aangegaan.
2. In de lesperiode kunnen maximaal gemiddeld zeven lesuren per dag voorkomen.
3. Gedurende de praktijkleerjaren ontvangt de leerling, BBL-niveau 1 en 2, het in tabel 1 van dit hoofdstuk vermelde salaris (…)”
De werkneemster is in de periode vanaf 17 september 2020 tot 15 februari 2021 afwezig geweest door ziekte. De bedrijfsarts heeft daarna geconstateerd dat de werkneemster vanaf 31 augustus 2021 verminderd belastbaar was voor een periode van twee tot drie maanden. Zij heeft sindsdien niet meer gewerkt.
Naar de rechter
De werkneemster verzoekt de kantonrechter om de opzegging van het ziekenhuis (de werkgever) te vernietigen, voor recht te verklaren dat sprake is van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst en dat de werkgever gehouden is het loon door te betalen aan de werkneemster.
Het verzoek van de werkneemster wijst de kantonrechter af omdat de werkgever in de leer-arbeidsovereenkomst een einddatum mocht opnemen en het laten eindigen van de overeenkomst niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De overeenkomst is dus op 28 februari 2022 van rechtswege geëindigd.
Einddatum niet nietig
Artikel 3 van de leer-arbeidsovereenkomst bepaalt dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op de dag van de beëindiging van de opleiding, maar uiterlijk op 28 februari 2022. Deze bepaling is volgens de kantonrechter niet in strijd met de cao en dus niet nietig. In artikel 7.2.3 van de cao staat dat gedurende de praktijkleerjaren met de leerling-werknemer een leer-arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. Daaruit volgt alleen welk type overeenkomst in deze periode moet worden gesloten. De cao geeft geen algemene verplichting om gedurende de volledige opleiding een leer-arbeidsovereenkomst aan te bieden, ongeacht de duur daarvan. De overige bepalingen uit de cao geven daarvoor geen aanknopingspunten.
Niet gebonden aan inhoud modelovereenkomst
In de leer-arbeidsovereenkomst is dus bepaald wanneer de overeenkomst uiterlijk zal eindigen. De werkneemster heeft er nog op gewezen dat in de modelovereenkomst in de cao staat dat de opleidingsovereenkomst een integraal onderdeel uitmaakt van de leer-arbeidsovereenkomst. De kantonrechter begrijpt dat dit er volgens de werkneemster toe moet leiden dat de overeenkomsten op grond van de cao dezelfde geldingsduur hebben. Zij wordt daarin niet gevolgd. In de cao staat namelijk dat de modellen voor de arbeidsovereenkomsten zijn vervallen en alleen als voorbeelden worden gepubliceerd op de website. De werkgever is dus niet gebonden aan de inhoud van deze modellen.
Vertraging in opleiding, geen verschuiving einddatum
Het had voor de werkneemster duidelijk moeten zijn dat de leer-arbeidsovereenkomst op 28 februari 2022 zou eindigen. De werkgever heeft niet het vertrouwen gewekt dat de overeenkomst zou worden verlengd. Het enkele feit dat de werkneemster vertraging in haar opleiding heeft opgelopen, betekent niet dat de einddatum van de leer-arbeidsovereenkomst mee opschuift. Dat verhoudt zich immers niet met de in de leer-arbeidsovereenkomst opgenomen concrete einddatum waarbij juist geen uitzondering is gemaakt voor een langere duur van de opleiding. De werkneemster mocht dan ook niet zonder meer aannemen dat de overeenkomst met de werkgever na de einddatum zou worden voortgezet, zodat zij daar haar opleiding kon afronden.
Geen verlenging afgesproken
De werkneemster heeft onvoldoende onderbouwd dat de werkgever haar aanleiding heeft gegeven om een verlenging te verwachten. De eerste verlenging zou volgens haar in de e-mail van 21 september 2020 zijn toegezegd, maar daarin staat alleen dat de werkneemster na haar herstel de gelegenheid krijgt haar opleiding af te ronden. Dit wijst er vooral op dat de werkneemster na herstel weer bij de werkgever aan de slag kon. In de e-mail staat niets over een verlenging van de einddatum en ook niet voor welke termijn de verlenging zou gelden.
Uit deze e-mail kan dan ook niet worden afgeleid dat de werkneemster haar opleiding bij de werkgever mocht afmaken ongeacht de duur daarvan of dat een andersoortige verlenging was afgesproken. De werkneemster heeft geen andere feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat de overeenkomst toen zou worden verlengd.
Verlenging opleiding
De werkneemster heeft daarnaast gesteld dat in de e-mails van 1 juni 2021 een verlenging van drie maanden is toegezegd, maar deze e-mails hebben alleen betrekking op de verlenging van de opleiding. Dat betekent niet direct een verlenging van de leer-arbeidsovereenkomst mee. Dit geldt te meer omdat de werkgever in het gesprek op 27 mei 2021 expliciet te kennen heeft gegeven de overeenkomst van rechtswege op 28 februari 2022 te laten aflopen. In het feit dat de werkgever de verlenging van de opleiding heeft aangevraagd, kan dan ook geen stilzwijgend voornemen worden gezien om de afgesproken einddatum op te schuiven.
Afspraken ruim vóór einddatum
Voor het opwekken van vertrouwen moeten partijen daar in ieder geval na 27 mei 2021 opnieuw over gesproken hebben. De werkneemster heeft niet onderbouwd dat een dergelijk gesprek heeft plaatsgevonden. In de aangehaalde e-mail van het de werkgever wordt de verlenging van drie maanden wel genoemd, maar dat gaat over de afspraken over de te volgen modules naar aanleiding van de voor de opleiding gegeven verlenging. Die afspraken waren nog geruime tijd voor de einddatum. Daaruit volgt dus niet dat ook de leer-arbeidsovereenkomst drie maanden langer zou duren.
Teruggang in uren
Dat het urenaantal van de werkneemster omlaag is gegaan, maakt verder niet dat van de werkgever op grond van goed werkgeverschap een verlenging mag worden verwacht. De verlaging van 36 uur naar 32 uur heeft op verzoek van de werkneemster plaatsgevonden. De werkgever heeft er in de bevestiging van de verlaging op gewezen dat de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven.
Voor zover de werkneemster meent dat de werkgever dit expliciet met de werkneemster had moeten bespreken, wordt zij daarin niet gevolgd. De werkneemster had zelf moeten begrijpen dat de teruggang in uren mogelijk consequenties zou hebben voor haar opleidingstraject. Zij had immers minder uren om hetzelfde te doen. Zij mocht er dan ook niet direct van uitgaan dat de duur van de overeenkomst zou worden verlengd.
Goed werkgeverschap
Het goed werkgeverschap brengt daarnaast niet mee dat de overeenkomst moet voortduren omdat de werkneemster door ziekte en Covid-19 beperkingen op de OK vertraging heeft opgelopen. De werkneemster is immers zelf verantwoordelijk voor de tijdige afronding van haar opleiding. Daar komt bij dat de werkgever van meerdere medewerkers signalen heeft ontvangen dat het functioneren van de werkneemster onvoldoende is en dat bij de werkneemster sprake is van een disbalans tussen werk en privé.
Niet onredelijk en onbillijk
De medewerkers hebben aan de hand van meerdere voorbeelden benoemd wat er bij de werkneemster niet goed gaat. De werkgever heeft de geconstateerde problemen meermaals met de werkneemster besproken, maar heeft ook daarna nog meldingen over de werkneemster ontvangen.
Tegen deze achtergrond kan niet worden geoordeeld dat de werkgever gehouden was de werkneemster na de einddatum gelegenheid te bieden haar opleiding af te ronden. Het laten eindigen van de overeenkomst is dan ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Conclusie
De arbeidsovereenkomst is dus van rechtswege geëindigd op 28 februari 2022. Van een opzegging is geen sprake. De primaire en subsidiaire verzoeken wijst de kantonrechter af. De werkneemster kan evenmin aanspraak maken op doorbetaling van het loon vanaf 1 maart 2022, zodat ook dit deel van de verzoek wordt afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 22 september 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11702