
De werkgever heeft niet conform de cao gehandeld. De verlofdagen over de collectieve vakantieweek zijn ten onrechte afgeschreven van de vakantiesaldi van werknemers. Deze vakantiedagen moeten worden bijgeschreven. Aan werknemers die inmiddels niet meer in dienst zijn, moeten de dagen worden uitbetaald. Dat oordeelt de kantonrechter.
In strijd met cao?
De vraag die in deze zaak speelt, is of de werkgever in strijd met de cao heeft gehandeld door voor week 15-2020 een collectieve vakantie vast te stellen.
Partijen zijn het erover eens dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 4.1.6 van de cao de mogelijkheid heeft een collectieve vakantie vast te stellen, maar het houdt partijen verdeeld of de werkgever wel conform het hierover bepaalde in de cao heeft gehandeld.
Geen overeenstemming met OR
Het gaat erom dat de collectieve vakantie vast kan worden gesteld, nadat de werkgever daarover overeenstemming heeft bereikt met de Ondernemingsraad (OR). Daarnaast moet de werkgever de collectieve vakantie tijdig hebben vastgesteld.
Niet kan worden geoordeeld dat de werkgever voorafgaand aan zijn besluit overeenstemming met de OR heeft bereikt. Daarmee staat vast dat de werkgever in strijd met artikel 4.1.6. sub f CAO heeft gehandeld.
Duidelijk is dat de werkgever geen voorafgaande overeenstemming met de (voltallige) OR had op het moment dat hij besloot de collectieve vakantie vast te stellen.
Werkgever moet cao naleven
De kantonrechter kan zich zeer goed voorstellen dat de werkgever zich onder de destijds gegeven omstandigheden genoodzaakt voelde snel te handelen, maar dit laat onverlet dat de werkgever wel de cao moet naleven. Dat dit onder die gegeven omstandigheden niet van haar gevergd kon worden is gesteld noch gebleken.
Verklaringen voor recht
De door FNV gevorderde verklaring voor recht dat de werkgever de collectieve vakantie over week 15-2020 heeft vastgesteld in strijd met artikel 4.1.6 sub f van de cao is toewijsbaar. Datzelfde geldt voor de gevorderde verklaring voor recht dat de verlofdagen over week 15-2020 ten onrechte zijn afgeschreven van de vakantiesaldi van de medewerkers van de werkgever.
Vakantiesaldi restitueren/uitbetaling
Ook de vorderingen om de werkgever te veroordelen om tot restitutie van de vakantiedagen over week 15 van 2020 over te gaan, wijst de kantonrechter toe en voor zover dat niet meer mogelijk is om tot betaling van die ingehouden vakantiedagen over te gaan.
Vervaltermijnen vakantiedagen
FNV vordert verder toewijzing van de gerestitueerde vakantiedagen met toepassing van een ruime vervaltermijn, maar laat na daaraan een concrete termijn te verbinden. De werkgever heeft aangevoerd dat het redelijk is een vervaltermijn van zes maanden aan die vakantiedagen te verbinden. FNV heeft daar niets tegenover gesteld.
Ten aanzien van de vervaltermijn van het opnemen van deze vakantiedagen overweegt de kantonrechter dat daarop onverminderd de geldende verval- en verjaringstermijnen op grond van artikel 7:640a en 7:642 BW van toepassing zijn.
Start op moment bijboeken
De kantonrechter ziet echter aanleiding om deze termijnen in dit geval een aanvang te laten nemen op het moment dat de werkgever de betreffende dagen heeft bijgeboekt op het vakantiedagensaldo van de betreffende werknemers.
Wettelijke verhoging en rente
De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Het gaat hier om een uitzonderlijke situatie gedurende het begin van de coronacrisis op grond waarvan de werkgever onder tijdsdruk, niet geheel ten onrechte, snel heeft willen handelen.
Daarnaast is het doel van de wettelijke verhoging om de werkgever te prikkelen tot betaling van het overeengekomen loon en overige componenten.
Niet bewust in strijd met cao
De werkgever is er vanuit gegaan dat hij conform de cao heeft gehandeld bij het vaststellen van de collectieve vakantie. Nu geenszins is komen vast te staan dat de werkgever bij het vaststellen van de collectieve vakantie bewust in strijd met de cao heeft gehandeld, mist de prikkel tot nakoming ook zijn functie.
Geen prikkelende werking
Verder lijkt FNV ook pas in deze procedure voor het eerst aanspraak te maken op de wettelijke verhoging, zodat van enige prikkelende werking hoe dan ook geen sprake is. Als vanzelfsprekend brengt dat met zich mee dat ook de wettelijke rente die over de wettelijke verhoging is gevorderd, wordt afgewezen.
Wat betreft de wettelijke rente over de vakantiedagen die moeten worden uitbetaald, wijst de kantonrechter deze toe.
Beslissing
De kantonrechter verklaart voor recht dat:
- de werkgever de collectieve vakantie over week 15 van 2020 heeft vastgesteld in strijd met de artikelen 4.1.6 sub f van de cao Metalektro;
- de verlofdagen over week 15 van 2020 ten onrechte zijn afgeschreven van de vakantiesaldi van de betreffende (ex-)medewerkers van de werkgever.
De kantonrechter bepaalt dat:
- de ten onrechte afgeschreven vakantiedagen moeten worden bijgeschreven op de individuele vakantiesaldi van de werknemers van de werkgever en bepaalt voor zover dat niet meer mogelijk is dat deze moeten worden uitbetaald aan de betreffende (ex-)werknemers van de werkgever.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever:
- tot het terugboeken van afgeschreven vakantiedagen in verband met de collectief vastgestelde aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020, naar de vakantiesaldi van werknemers, waarop de wettelijke verval- en verjaringstermijnen van toepassing zijn vanaf het moment dat de vakantiedagen daadwerkelijk zijn bijgeschreven op het vakantiesaldo;
- voor zover het niet, of niet meer mogelijk is om de ten behoeve van de collectief vastgestelde vakantie in week 15 van 2020 afgeschreven vakantiedagen bij te schrijven op de vakantiesaldi van de werknemers, tot het uitbetalen aan de (ex)-werknemers van voor week 15-2020 opgenomen vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling en onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-/netto-specificatie;
- tot betaling aan FNV van de buitengerechtelijke incassokosten van € 462,50;
- in de proceskosten van FNV;
- in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4905