Ja, de zeevarenden op Greenpeaceschepen vallen onder de verplichte aansluiting bij het bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij? Dat zegt Advocaat-generaal (AG) Van Peursem. Als de Hoge Raad dit advies volgt, kunnen de zeevarenden die onder de besluiten vallen recht hebben op pensioen van het pensioenfonds. Greenpeace zou daarvoor premies moeten afdragen aan het fonds.
Verplichte deelname pensioenfonds?
De zaak betreft een geschil tussen Greenpeace en het bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Nadat Greenpeace was aangeschreven door het pensioenfonds, betwistte zij onder de werkingssfeer van de relevante verplichtstellingsbesluiten te vallen. Greenpeace voerde aan dat de zeevarenden op haar schepen, mede gelet op de naam van het fonds en de doelstelling van de wet, niet onder de verplichtstelling vallen.
Pleziervaartuigen
De schepen moeten volgens Greenpeace niet worden aangemerkt als ‘koopvaardij’ maar als pleziervaartuigen, waardoor de zeevarenden zouden zijn uitgezonderd van verplichte deelname aan het pensioenfonds.
De rechtbank was met Greenpeace van oordeel dat de schepen van Greenpeace pleziervaartuigen zijn en dat de uitzondering van toepassing is; het hof oordeelde in hoger beroep anders.
Het hof legde aan de hand van de zogenoemde cao-norm het besluit uit en oordeelde dat de zeevarenden niet zijn uitgesloten van de verplichtstelling. Tegen deze beslissing stelde Greenpeace beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Onjuiste uitleg hof
De advocaat van Greenpeace vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. In cassatie wordt er onder meer over geklaagd dat het hof de verplichtstellingsbesluiten op onjuiste wijze heeft uitgelegd.
Werkingssfeer verplichtstellingsbesluiten
De AG is van mening dat de ingediende cassatieklachten van Greenpeace niet slagen. Volgens de AG heeft het hof op juiste wijze uitleg gegeven aan de werkingssfeer van de verplichtstellingsbesluiten.
Anders dan Greenpeace heeft betoogd, heeft het hof de uitleg van de verplichtstellingsbesluiten voorafgaand aan die van 2015 niet gebaseerd op de uitleg van het verplichtstellingsbesluit 2015 en zich ook niet beperkt tot de uitleg van dit laatste besluit. Ook de andere cassatieklachten slagen volgens de AG niet. De uitspraak van het hof kan dan ook in stand blijven.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 2 juni 2023.
Uitspraak Parket bij de Hoge Raad, 11 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1041