Ook de nevenvorderingen van de werknemer die zien op de periode dat het dienstverband was geëindigd, wijst de kantonrechter af.
In deze zaak is komen vast te staat dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer is geëindigd. Daarom heeft hij geen recht op de verzochte aanzegvergoeding en transitievergoeding. Ook de nevenvorderingen tot betaling van loon, vakantiedagen en vakantietoeslag wijst de kantonrechter af. Deze vorderingen hebben namelijk betrekking op de periode dat de werknemer niet meer in dienst was van werkgever.
Aanzeg- en transitievergoeding
Een werkgever moet een werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Als deze verplichting niet wordt nagekomen is de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand dan wel als deze verplichting niet tijdig wordt nagekomen naar rato.
Verder is de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op initiatief van de werkgever niet is voortgezet.
Recht op vergoedingen?
De werknemer vordert bij de rechter dat de werkgever de aanzegvergoeding en de transitievergoeding aan hem betaalt. De werkgever heeft hiertegen als verweer gevoerd dat de vijfde arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer is geëindigd en hij daarom deze vergoedingen niet is verschuldigd. Dit verweer slaagt gelet op het navolgende.
Vijfde arbeidsovereenkomst opgezegd
De werkgever stelt zich op het standpunt dat de werknemer de vijfde arbeidsovereenkomst met ingang van 25 september 2021 heeft opgezegd. Ook eerdere arbeidsovereenkomsten werden volgens de werkgever opgezegd ruim voordat deze van rechtswege zouden eindigen, waarna de werknemer steeds voor de start van een volgende piekperiode contact met de werkgever opnam om opnieuw via een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst te treden. Dit standpunt van de werkgever vindt steun in de overgelegde stukken bestaande uit onder andere WhatsApp-correspondentie tussen de dochter van de werknemer en de werkgever.
De werknemer betwist dat hij de vijfde arbeidsovereenkomst en ook eerdere arbeidsovereenkomsten heeft opgezegd en heeft aangevoerd dat hij naar huis werd gestuurd omdat er geen werk meer voor hem was. Uit de overgelegde correspondentie via WhatsApp blijkt dit echter niet.
Onvoldoende gemotiveerde betwisting
Door de werkgever is echter onweersproken gesteld dat er nog werk was op het moment dat de werknemer liet weten dat hij naar Polen wilde. Zo ging de werknemer bij de derde arbeidsovereenkomst op 20 juli 2020 weg na het afronden van de werkzaamheden die bestonden uit pellen, terwijl hij nog werkzaamheden die bestonden uit tellen had kunnen uitvoeren. De werkgever heeft voldoende onderbouwd dat de arbeidsovereenkomsten die zij met de werknemer aanging waren gebaseerd op een inschatting van de hoeveelheid werk en dat dit uiteindelijk een aantal dagen kon afwijken maar dat er nog werk was op het moment dat de werknemer terug wilde naar Polen. Gelet op de onvoldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer is in voldoende mate komen vast te staan dat hij de arbeidsovereenkomsten, waaronder de vijfde arbeidsovereenkomst, heeft opgezegd.
Duidelijke en ondubbelzinnige verklaring
Voor opzegging is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die erop is gericht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. Gelet op het steeds terugkerende patroon dat de werknemer liet weten dat hij wilde terugkeren naar Polen en de werkgever hem vervolgens uit dienst registreerde, niet meer in het rooster opnam en de niet-genoten vakantiedagen uitbetaalde, kon de werkgever uit het WhatsApp bericht van 13 september 2021 van de dochter van de werknemer opmaken dat hij wilde dat de vijfde arbeidsovereenkomst op 25 september 2021 op zijn initiatief zou eindigen.
De werknemer heeft nog gewezen op een WhatsApp-bericht dat de werkgever zou hebben gestuurd naar aanleiding van een vraag van zijn dochter of er aangepast werk voor hem was en waarop de werkgever heeft geantwoord dat er in oktober/november minder werk is maar waarschijnlijk eind november wel. Nog daargelaten dat de werkgever heeft betwist dat deze WhatsApp-correspondentie is gevoerd en hiervan door de werknemer geen stukken zijn overgelegd, blijkt daaruit niet dat een op de opzegging gerichte wilsuiting ontbrak.
Voor zover de werknemer zich op het standpunt stelt dat hij door ziekte niet kon werken en de werkgever er daarom niet op mocht vertrouwen dat hij de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen of hem had moeten inlichten over de gevolgen van een opzegging, heeft hij tijdens de zitting erkend dat hij kort na het bedrijfsongeval dezelfde werkzaamheden uitvoerde voor de werkgever.
Initiatief werknemer
Het voorgaande betekent dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer is geëindigd en hij daarom geen recht heeft op de verzochte aanzegvergoeding en transitievergoeding. Ook de nevenvorderingen tot betaling van loon, vakantiedagen en vakantietoeslag worden afgewezen. Deze vorderingen hebben immers betrekking op de periode dat de werknemer niet meer in dienst was van de werkgever.
Het verzoek ziet mede op een loonvordering. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 29 september 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8442