De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk nu de werknemer maandenlang geen loon heeft ontvangen. Vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever heeft de werknemer recht op een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Bij de billijke vergoeding is rekening gehouden met de uitzonderlijke omstandigheid dat de werknemer maandenlang geen salaris heeft gekregen.
Waar gaat deze zaak over?
Het gaat in deze zaak bij de kantonrechter in Alkmaar om de vraag of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden en of de werkgever moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Direct einde contract
De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Loon niet of te laat betaald
Vast staat dat de werkgever structureel het loon van de werknemer niet of veel te laat heeft betaald. Eerst heeft de werkgever over de periode van juni 2021 tot december 2021 een bedrag aan loon van ruim €6.000 netto onbetaald gelaten, ook nadat hij daartoe in eerdergenoemd vonnis in kort geding van 16 februari 2022 is veroordeeld. Dat bedrag is inmiddels fors opgelopen door wettelijke verhogingen, kosten en verbeurde dwangsommen.
Wel gewerkt, maar niet betaald
Daarna heeft de werkgever het loon over de periode 15 december 2021 tot en met de maand mei 2022 in het geheel niet betaald, ondanks dat de werknemer zijn werk is blijven verrichten. Pas nadat de werkgever opnieuw in kort geding is gedagvaard, heeft hij alsnog loon betaald op 2 juni 2022. In het vonnis in kort geding van 9 juni 2022 is de werkgever veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en wettelijke verhoging.
Arbeidsovereenkomst ontbinden
Het structureel niet of te laat betalen van het loon door de werkgever is een omstandigheid die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Van de werknemer kan niet worden gevergd dat hij de arbeidsovereenkomst voortzet en zijn werk blijft verrichten, terwijl hij daarvoor structureel te laat of zelfs maandenlang in het geheel niet wordt betaald.
Op de zitting heeft de werknemer verklaard dat hij inmiddels per 11 juli 2022 een andere baan heeft gevonden, op basis van een arbeidsovereenkomst van zes maanden.
Gelet op het voorgaande, ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 11 juli 2022.
Ernstig verwijtbaar handelen
Volgens de kantonrechter is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever . Alleen al het maandenlang niet betalen van het loon over de periode van 15 december 2021 tot en met de maand mei 2022, ondanks een eerdere veroordeling tot betaling van loon in kort geding en ondanks dat de werknemer feitelijk zijn werk is blijven verrichten, levert evident ernstig verwijtbaar handelen of nalaten op van de werkgever.
Betalingsonmacht werkgever
De werkgever doet een beroep op betalingsonmacht. Op de zitting heeft de werkgever opgemerkt dat hijzelf ook niet betaald heeft gekregen door opdrachtgevers. Dat beroep kan niet slagen en kan niet afdoen aan het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Geen bewijs voor financiële problemen
De werkgever heeft immers geen stukken of ander bewijs overgelegd waaruit blijkt dat zijn onderneming te maken heeft met betalingsonmacht. Er is ook geen enkel gegeven waaruit blijkt dat de werkgever in financieel moeilijke omstandigheden verkeert.
Transitievergoeding betalen
Het verzoek om de werkgever te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt toegewezen. Het door de werknemer genoemde bedrag is niet betwist en de werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 5.096 bruto. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wijst de kantonrechter toe vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 11 augustus 2022.
Billijke vergoeding: €10.000
De werknemer heeft ook aanspraak op een billijke vergoeding. De kantonrechter stelt die billijke vergoeding vast op een bedrag van €10.000 bruto.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de werknemer er op de zitting terecht op heeft gewezen dat hij weliswaar per 11 juli 2022 een nieuwe baan heeft gevonden waarin hij niet minder verdient dan bij de werkgever, maar dat hij die baan in de proeftijd of na zes maanden ook weer kwijt kan raken. Dit betekent dat er nog steeds een aanzienlijke kans is dat de werknemer als gevolg van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te maken krijgt met verlies van inkomsten. Dat is een verlies aan inkomsten van naar schatting €10.000 bruto, te weten: het verlies aan loon over een periode van negen maanden en rekening houdend met een recht op WW.
Maandenlang geen loon
Verder houdt de kantonrechter bij de bepaling van deze billijke vergoeding rekening met de uitzonderlijke omstandigheid dat de werknemer maandenlang geen loon heeft gehad en met het feit dat met deze billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat de werkgever zich op deze ernstig verwijtbare wijze gedraagt.
Met deze vergoeding wordt de werknemer volgens de kantonrechter ook voldoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever dus tot betaling van een billijke vergoeding van € 10.000 bruto. De gevorderde wettelijke rente over de billijke vergoeding wijst de kantonrechter toe vanaf 11 juli 2022.
Intrekking verzoek
De kantonrechter moet de werknemer in principe in de gelegenheid stellen om zijn verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken, omdat aan de werknemer een lagere billijke vergoeding wordt toegekend dan door hem is verzocht. Toch zal die gelegenheid tot intrekking niet worden geboden. De werknemer heeft op de zitting verklaard dat hij zo snel mogelijk weg wil bij de werkgever en in zijn nieuwe baan wil beginnen. Daarvan uitgaande neemt de kantonrechter aan dat de werknemer afziet van zijn recht op intrekking van het verzoek.
De proceskosten van de werknemer komen voor rekening van de werkgever, omdat hij ongelijk krijgt en omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 7 juli 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:6662