
De werkgever, een sportaccommodatie, heeft volgens de werknemer, een zweminstructeur, ongegronde verwijten aan hem gemaakt en hem ten onrechte een aantekening in het dossier heeft gegeven. Hij wil dat de kantonrechter de werkgever veroordeelt de ongegronde verwijten en de ten onrechte opgenomen aantekening uit het personeelsdossier van werknemer te verwijderen op straffe van een dwangsom.
De rechter wijst dat toe en oordeelt dat het besluit tot de schriftelijke waarschuwing, later omgezet in een aantekening in het dossier, niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het berust volgens de rechter niet op voldoende feitelijke onderbouwing en is daarmee in strijd met de redelijke eisen van goed werkgeverschap. De werkgever moet de opgenomen aantekening uit het personeelsdossier moeten verwijderen.
Terecht aantekening in personeelsdossier?
De centrale vraag in deze zaak is of de werkgever in dit geval terecht de aantekening in het personeelsdossier, met inbegrip van alle stukken die op deze kwestie betrekking hebben, heeft opgenomen en gehandhaafd.
Vooropgesteld wordt dat werkgever bevoegd is een personeelsdossier aan te leggen en bij te houden en daarin te vermelden wat hij van belang acht. Een werknemer kan zich verzetten tegen het invoeren van bepaalde informatie indien dat in strijd is met de verplichtingen van goed werkgeverschap.
Deze verplichtingen brengen onder meer mee dat de werkgever een eventuele aantekening in het dossier van de werknemer moet laten voorafgaan door een zorgvuldig (feiten)onderzoek en ook daarbij de werknemer in de gelegenheid moet stellen tot wederhoor.
Inhoud schriftelijke waarschuwing
Het uitgangspunt wordt gevormd door de inhoud van de schriftelijke waarschuwing. Die is gegeven voor met luide stemverheffing intimiderend en dreigend gedrag jegens gast(en) en collega(s). De waarschuwing is aangemerkt als disciplinaire straf en verder stevig aangezet door de mededeling dat men bij herhaling zal overgaan tot “andere verdergaande arbeidsrechtelijke maatregelen”.
Oneens met weergave incident en waarschuwing
De waarschuwing is gegeven naar aanleiding van een gesprek op 23 januari 2018 tussen een betrokkene en de werknemer. In dat gesprek is duidelijk geweest dat de werknemer het met de weergave van het incident en met een waarschuwing niet eens was. Niet is gesteld of gebleken dat de betrokkene voorafgaand aan de waarschuwing nog nader onderzoek, en zo ja welk, heeft gedaan omtrent de toedracht, in het bijzonder omdat de werknemer het niet eens was met de constateringen van de betrokkene.
Waarschuwing gehandhaafd
Vervolgens heeft de werkgever hierna de waarschuwing, ondanks gemotiveerd weerwoord van de werknemer en diens gemachtigde, nog gehandhaafd. Dit is ook gebeurd na een gesprek op 5 maart 2018.
Ander nieuw verwijt
In het overgelegde verslag van dat gesprek valt op dat een tweede betrokkene begint met de vaststelling dat de officiële waarschuwing niet wordt ingetrokken. Ook wordt hier blijkbaar voor het eerst (summier) melding gemaakt van een ander nieuw verwijt: het niet in acht nemen van de voorschriften omtrent het bedienen van de beweegbare bodems. Dit nieuwe verwijt kan echter de waarschuwing niet dragen, omdat dit pas later is opgekomen en niet in de waarschuwingsbrief is vermeld.
Waarschuwing omgezet in aantekening in dossier
Pas op 14 maart 2018 heeft de tweede betrokkene per e-mail aan de gemachtigde van de werknemer meegedeeld dat de werkgever de officiële waarschuwing omzet in een aantekening in het dossier. Gelet echter op de tekst van die e-mail heeft zij de grondslag hiervan niet gewijzigd blijkens de zin: “Echter zijn wij tot conclusie gekomen dat er wel degelijk zaken zijn voorgevallen die wij absoluut niet kunnen tolereren”.
Inhoud aantekening niet duidelijk
Bovendien is uit deze e-mail niet duidelijk wat de inhoud is of zal zijn van de “aantekening in het dossier”. Het uitdrukkelijke verwijt dat aan de schriftelijke waarschuwing ten grondslag is gelegd en de kwalificatie ervan is dus niet door de werkgever teruggenomen dan wel gewijzigd.
Geen onderzoek en wederhoor
Nadien heeft de werkgever bovendien de grondslag van zowel de waarschuwing als de aantekening in het dossier verbreed door (a) het verwijt dat de werknemer de bodem van het bassin niet volgens de regels heeft laten zakken en (b) dat hij kort na het incident een collega op intimiderende wijze zou hebben toegesproken.
Het is echter onzorgvuldig om een officiële waarschuwing, daarna omgezet in een aantekening, op te leggen zonder daarvoor bijvoorbeeld onderzoek te plegen en wederhoor toe te passen, en deze later van een andere grondslag te voorzien.
Geen feitelijke vaststelling
Tot slot is nog van belang dat de werkgever, alles overziende, niet in redelijkheid tot de feitelijke vaststelling en tot het besluit heeft kunnen komen dat de werknemer zich heeft gedragen zoals hij dat in de aanvankelijke waarschuwing heeft aangeduid.
Schriftelijke getuigenverklaringen
In de eerste plaats zijn er door de werknemer schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd die met betrekking tot de bedoelde gedragingen van de werknemer niet in dezelfde richting wijzen als de verwijten die de werkgever hem maakt. Dat betekent dat voor de werkgever niet zonder redelijke twijfel kon vaststaan wat er precies is gebeurd.
Heeft werknemer redelijke grenzen overschreden?
Er zijn verklaringen overgelegd van getuigen die schrijven dat de bewuste gast van het zwembad de werknemer verbaal en non verbaal heeft geprovoceerd terwijl de werknemer rustig is gebleven. Daar komt bij dat van een badmeester mag worden verwacht dat hij stevig optreedt als een gast niet naar hem luistert en vervelend gedrag vertoont. Dat zal in zo’n geval al gauw gepaard gaan met stemverheffing. Het lag op de weg van de werkgever om met voldoende feitelijke onderbouwing vast te stellen dat de werknemer hierbij de redelijke grenzen heeft overschreden.
Onvoldoende zorgvuldig
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het besluit tot de schriftelijke waarschuwing, later omgezet in een aantekening in het dossier niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, niet berust op voldoende feitelijke onderbouwing en daarmee is genomen in strijd met de redelijke eisen van goed werkgeverschap. Daarom wijst de kantonrechter de vorderingen van de werknemer toe.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de werkgever ten aanzien van het voorval op 23 januari 2018 ongegronde verwijten aan de werknemer heeft gemaakt en hem ten onrechte een aantekening in het dossier heeft gegeven;
- veroordeelt de werkgever om ten aanzien van het voorval op 23 januari 2018 de ongegronde verwijten en de ten onrechte opgenomen aantekening uit het personeelsdossier van de werknemer te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 100 per dag dat de werkgever zulks nalaat, zulks tot een maximum van € 10.000.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 10 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:6390 (gepubliceerd op 21 april 2022)