
De verplichting om zich bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als goed werkgever te gedragen volgt uit artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (BW). De eisen van goed werkgeverschap leiden er onder meer toe dat een werkgever zorgvuldig moet handelen, belangen van medewerkers onderzoekt en meeweegt en een werknemer moet dus ook in de gelegenheid worden gesteld zijn belangen naar voren te brengen. Besluiten die werkgever neemt, moeten transparant zijn en ook juist en voldoende gemotiveerd. Een werkgever moet zich gedragen naar de eisen redelijkheid en billijkheid.
Goed werkgeverschap en pensioenovereenkomst
Als sprake is van pensioenaanspraken, brengt het einde van de arbeidsovereenkomst mee dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt voortgezet in de pensioenovereenkomst. Art. 7:611 BW, waarin de norm van goed werkgeverschap is neergelegd, is van toepassing op de pensioenovereenkomst als onderdeel van de arbeidsovereenkomst, ook nadat de arbeidsovereenkomst voor de rest is geëindigd.
De werkgever moet zich daarom tegenover de gewezen deelnemers en gepensioneerden gedragen als een goed werkgever, waarbij de werkgever niet mag afwijken van dwingendrechtelijke bepalingen van de Pensioenwet.
Eigen bijdrage in indexatiefonds stopgezet in 2016
De werkgever heeft besloten de regeling op grond waarvan hij een eigen bijdrage (€ 50.000 plus tabelbijdrage) betaalt in het indexatiefonds stop te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werkgever als redenen hiervoor gegeven dat de regeling te duur werd en in strijd was met de Amerikaanse boekhoudregels, waar hij zich aan moest houden, omdat hij deel was gaan uitmaken van een Amerikaans concern.
De werkgever moet zich ervan bewust zijn geweest dat door het besluit de tabelbijdrage niet langer in het indexatiefonds te storten, het indexatiefonds niet langer toenam. Hierdoor heeft dit de mogelijkheden beperkt om te komen tot indexatie van de pensioenen. De Pensioencommissie die bindend adviseert over de hoogte van de indexatie is gebonden aan de omvang van het indexatiefonds. Er is dus een duidelijk en rechtstreeks verband tussen de omvang van het indexatiefonds en de mogelijke indexering van de pensioenen.
Of de werkgever zich hierdoor niet heeft gedragen als goed werkgever is van meer omstandigheden afhankelijk. Volgens de kantonrechter heeft de werkgever slechts niet als goed werkgever gehandeld indien hij onzorgvuldig heeft gehandeld en de belangen van de gepensioneerden niet heeft onderzocht en heeft meegewogen. Ook is de vraag of het besluit van de werkgever voldoet aan de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Financieringsovereenkomst
De financieringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenuitvoerder maakt onderdeel uit van de indexeringsovereenkomst, die weer onderdeel uitmaakt van het pensioenreglement. Daarmee maakt zij ook onderdeel uit van de pensioenovereenkomst die geldt tussen de werkgever en de groep werknemers Als bijlage bij de financieringsovereenkomst is een tabel met tabelbijdragen opgenomen. Hierin staan vermeld de bijdragen die de werkgever jaarlijks zal storten in het indexatiefonds. Deze bijlage maakt dus ook onderdeel van de pensioenovereenkomst en geeft weer wat de werkgever met haar werknemers heeft afgesproken.
Consistentie
De groep oud-werknemers stelt terecht dat artikel 95 van de Pensioenwet van toepassing is en dat dit artikel voorschrijft dat sprake moet zijn van consistentie. Dit betekent dat de financiering van het pensioen moet zijn afgestemd op de afgesproken ambitie.
Zwaarwegend belang
Uit artikel 6 lid 6 van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en Delta Lloyd volgt dat de toeslagregeling alleen zonder instemming van de werknemer, de gewezen werknemer en gepensioneerden kan worden gewijzigd door werkgever als er een zwaarwegend belang is. Dit betekent niet dat elke individuele werknemer moet instemmen met een wijziging en overigens is deze bepaling geen afspraak tussen de groep ex-werknemers en de werkgever, waardoor zij hierop geen beroep kunnen doen.
Eenzijdige wijziging
De werkgever heeft met de sociale partners en de OR voor 1 januari 2016 een projectgroep pensioen opgericht. Uit het advies volgt dat deze projectgroep op de hoogte was van het voornemen van de werkgever om de eigen bijdrage aan het indexatiefonds stop te zetten. Uit het advies lijkt niet te volgen dat de werkgever de tabelbijdrage voor zichzelf zou houden.
De tabelbijdrage zou worden besteed aan de premie behorende bij een vanuit fiscaal oogpunt maximale pensioenregeling. Ter compensatie hiervoor is geadviseerd om de volledige werknemersbijdrage, te weten 6%, beschikbaar te maken voor toekomstige indexatie. De werkgever heeft het advies overgenomen en een besluit overeenkomstig het advies genomen. Dit is een eenzijdige wijziging geweest.
Werknemersbijdrage verdubbeld
Dat de helft van de werknemersbijdrage (3%) werd toegevoegd aan een ander indexatiefonds, het fonds van PGB, is door de werkgever niet betwist, Dit doet niet af aan het feit dat de werknemersbijdrage ter indexering van de pensioenen, voor actieven en inactieven was verdubbeld.
De groep oud-werknemers hebben gesteld dat het deel van de werknemersbijdrage van 2016 tot en met 2020 jaarlijks ongeveer € 1.500.000 bedroeg, in totaal € 7.500.000. De werkgever heeft onderbouwd gesteld dat dit in de jaren 2016 tot en met 2020 € 5.568.668 was.
Ruimschoots gecompenseerd
De kantonrechter gaat uit van deze bedragen omdat de groep ex-werknemers uitgaat van een schatting en de werkgever het gestelde bedrag voldoende heeft onderbouwd. De totale bijdrage van de werkgever zou in de jaren 2016 tot en met 2020 € 2.940.000 geweest zijn. Dit bedrag bestaat uit de tabelbijdragen vermeerderd met € 50.000 per jaar. Daarmee is het wegvallen van de eigen bijdrage ruimschoots gecompenseerd. In hoeverre deze compensatie doorwerkt na 2021 hebben partijen niet gesteld en onderbouwd.
Geen feitelijke compensatie
De eenmalig verhoogde indexering per 1 januari 2015 voor actieven en inactieven is gefinancierd uit het indexeringsfonds en daarmee geen feitelijke compensatie, nu de gelden in het indexeringsfonds bedoeld waren om de pensioenen te indexeren. De indexering is hooguit naar voren gehaald. Het geld in het indexeringsfonds kan maar een keer worden aangewend voor indexering.
De belangen van de pensioengerechtigden waren bekend bij de werkgever en de projectgroep is geïnformeerd over het voornemen de tabelbijdrage op een andere wijze te besteden. De pensioenprojectgroep heeft de werkgever geadviseerd. Dit advies is door de werkgever overgenomen. Door dit advies over te nemen, moet ervan worden uitgegaan dat de werkgever zorgvuldig heeft gehandeld. Het besluit om de tabelbijdrage niet langer in het indexatiefonds te storten is volgens de kantonrechter niet in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid, nu hij in het belang van de gepensioneerden het wegvallen van de eigen bijdrage heeft gecompenseerd met de werknemersbijdrage.
Niet onrechtmatig en onzorgvuldig gehandeld
De groep oud-werknemers stellen zich op het standpunt dat zij niet vertegenwoordigd zijn door de projectgroep en ook niet bekend waren met het advies en zich daarin niet kunnen vinden. Dit betekent niet dat de werkgever niet zorgvuldig is geweest bij het nemen van het besluit. Overigens constateert de kantonrechter dat het advies is gericht aan de sociale partners en de vakbonden en de OR vertegenwoordigd was. In het kader van goed werkgeverschap hoeft niet van de werkgever te worden verlangd dat hij over collectieve voorzieningen met alle medewerkers en gepensioneerden individueel onderhandelt.
Het handelen van de werkgever is ook niet onrechtmatig en onzorgvuldig en daarnaast niet in strijd met de Pensioenwet.
Collectieve afspraken in 2021
In de CAO 2021 zijn collectieve afspraken gemaakt tussen de werkgever en FNV en CNV. FNV en CNV zijn bevoegde partijen om een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten. Niet gesteld of gebleken is dat de groep werknemers geen lid waren van een van deze vakbonden. Ook is een werkgever op grond van artikel 14 Wet Cao verplicht om de CAO op niet gebonden werknemers toe te passen.
De groep oud-werknemers stellen dat zij niet gebonden zijn aan deze overeenkomst omdat zij niet betrokken waren bij de onderhandelingen en het onderhandelingsresultaat niet aan hen is voorgelegd. De vakbonden hebben wel de onderhandelingsresultaten voorgelegd aan de leden. Onbetwist is gesteld dat hierbij het voorstel niet is voorgelegd aan de gepensioneerde leden.
Werkgever niet verantwoordelijk
De kantonrechter vindt het niet de verantwoordelijkheid van een werkgever om uit te zoeken of de gepensioneerden betrokken waren bij de onderhandeling of door de bonden informatie zouden krijgen over de onderhandelingsresultaten. Dat kan niet van de werkgever worden gevergd, nu hij onderhandelde met professionele vakbonden. Die verantwoordelijkheid ligt bij de vakbonden.
Het was overigens mogelijk geweest dat de werkgever zelf de gepensioneerden zou hebben geïnformeerd, rechtstreeks, via de Pensioencommissie of VOSPAD, maar door dit na te laten, heeft de werkgever niet de eisen die worden gesteld aan goed werkgeverschap geschonden.
Compensatie weggevallen
Onderdeel van de cao-afspraken is dat de werknemersbijdragen niet langer, ook niet gedeeltelijk, worden toegevoegd aan het indexatiefonds van de oude pensioenregeling. De volledige werknemersbijdrage van 6% is beschikbaar voor de nieuwe pensioenregeling, evenals de volledige werkgeversbijdrage van 30%. Hierdoor is de compensatie voor het wegvallen van de tabelbijdrage in 2016, namelijk de werknemersbijdrage, eveneens weggevallen.
Afgesproken in cao
Dat wat op dit punt is afgesproken in de cao heeft een negatief effect op de hoogte van het indexeringsdepot, en is dus in het nadeel van gepensioneerden, waaronder de groep oud-werknemers Dit is echter wel wat is overeengekomen en waaraan ook de groep werknemers zijn gebonden. Hieruit kan daarom niet worden afgeleid dat de werkgever zich niet als goed werkgever heeft gedragen dan wel onrechtmatig heeft gehandeld.
Geen goed werkgever
De groep oud-werknemers verwijten de werkgever verder dat hij in 2016 gestopt is met het betalen van een eigen bijdrage aan het indexatiefonds en ter compensatie daarvan een groter deel van de werknemersbijdrage in de indexatiedepot heeft laten vloeien, en deze compensatie in de cao-onderhandelingen heeft weggegeven, zonder dit te compenseren. De werkgever had zich hiervan bewust moeten zijn.
Van een goed werkgever mag worden verwacht dat als hij het wegvallen van haar eigen bijdrage aan het indexatiefonds compenseert, hij het wegvallen van die compensatie ook compenseert. Dit heeft de werkgever nagelaten. De groep oud-werknemers hebben hiervan nadeel ondervonden omdat het indexatiefonds minder gevuld is dan had gemoeten op grond van de initiële afspraken. Dit nadeel moet de werkgever vergoeden.
Nadeel compenseren
De omvang daarvan is even groot als de door de werkgever toegezegde eigen bijdrage in het indexatiefonds vanaf 1 januari 2021, het moment dat de compensatie voor de eigen bijdrage in het indexatiefonds kwam te vervallen. Dit nadeel mag deels worden gecompenseerd met het verschil tussen de hoogte van de verhoogde werknemersbijdrage minus de in die periode vastgestelde bijdrage van 2016 tot en met 2020.
Hiermee herleeft de verplichting van de werkgever om vanaf 1 januari 2021 tot en met het jaar 2045 minimaal de bijdragen – of compensatie daarvoor – beschikbaar te stellen voor toeslagverlening zoals deze blijkt uit tabel 1a bij het Pensioenreglement 2012. De vordering is dan ook toewijsbaar.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om met een pensioenuitvoerder afspraken te maken om de overeengekomen bijdragen aan het indexatiefonds (€ 50.000 plus de tabelbijdrage) vanaf 1 januari 2021 tot en met het laatste jaar van de tabelbijdragen (2045) aan het indexatiefonds toe te voegen.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 27 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1343