
De werknemer moet het onverschuldigd betaald loon van € 973,08 netto terugbetalen. Dat oordeelt de kantonrechter.
De werknemer is vanaf 20 juli 2020 ongeveer drie weken in dienst geweest bij de werkgever. Partijen zijn het erover eens dat de werkgever het salaris over de hele maand augustus 2020 aan de werknemer heeft uitbetaald, terwijl vast staat dat het dienstverband per 6 augustus 2020 is geëindigd. Daarmee is de rechtsgrond voor de betaling van loon over de periode van 6 tot en met 31 augustus 2020 komen te vervallen. Dit maakt dat het loon over deze periode onverschuldigd is betaald, en de werkgever gerechtigd is om dit loon van de werknemer terug te vorderen. Tussen partijen is niet in geschil dat het salaris over de hiervoor genoemde periode € 973,08 netto bedraagt.
Terugbetalingsverplichting
Het feit dat de onverschuldigde betaling het gevolg is van een fout van de werkgever, heeft niet tot gevolg dat er geen terugbetalingsverplichting voor de werknemer bestaat. Ook de omstandigheid dat de werknemer niet direct doorhad dat zij teveel salaris had ontvangen, ontslaat haar niet van de terugbetalingsverplichting tegenover de werkgever.
Geen gerechtvaardigd vertrouwen
Daarbij is van belang dat de werkgever er terecht op wijst dat het in juli uitbetaalde salaris over de periode van 20 tot en met 31 juli (12 dagen) € 520,46 netto bedraagt, zodat de werknemer er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het in augustus uitbetaalde salaris van € 1.196,64 netto in overeenstemming was met de gewerkte uren in de periode van 1 tot 6 augustus (zes dagen). Dit zou immers betekenen dat de werknemer voor de helft van de gewerkte dagen, recht zou hebben op dubbel zoveel salaris.
Salarisspecificatie
Bovendien beschikte de werknemer over de salarisspecificatie over de maand augustus 2020, waarop zij had kunnen zien dat het loon over de hele maand was uitbetaald. Daarnaast heeft de werkgever in de brief van 12 oktober 2020 en de daarop volgende e-mail van 13 oktober 2020 aan de werknemer uitgelegd dat de vordering van de eindafrekening is ontstaan doordat in augustus het volledige maandloon is betaald terwijl de werknemer per 6 augustus uit dienst is getreden. Verder is de werknemer in de periode van 18 januari 2021 tot en met 3 augustus 2021 meerdere malen door de werkgever en haar gemachtigde aangemaand tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde salaris.
De conclusie is dat de werknemer het onverschuldigd betaalde salaris van € 973,08 aan de werkgever moet terugbetalen. De werkgever hoefde dus geen genoegen te nemen met terugbetaling van de helft, of tot een gedeelte van € 700, zoals door de werknemer is aangeboden.
Vordering toegewezen
Dit betekent dat het verweer van de werknemer niet slaagt, en de vordering van de werkgever wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente over € 973,08, waartegen de werknemer geen verweer heeft gevoerd, is toewijsbaar zoals gevorderd.
Verder vordert de werkgever een bedrag van € 145,96 voor buitengerechtelijke incassokosten. De werkgever heeft op 19 februari 2021 aan de werknemer een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke eisen. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, en wordt toegewezen.
De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, omdat zij ongelijk krijgt en niet gezegd kan worden dat de werkgever ten onrechte tot dagvaarding is overgegaan. Daarbij wordt de werknemer ook veroordeeld tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de werkgever worden gemaakt.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 16 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1921