Het Besluit van 26 november 2021 tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof is op 7 december 2021 gepubliceerd in het Staatsblad.
Werknemers krijgen vanaf 2 augustus 2022 op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo), zoals gewijzigd door de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO), recht op een uitkering als zij ouderschapsverlof opnemen.
Basisregistratie personen
Dit recht geldt voor de werknemer die in familierechtelijke betrekking staat tot het kind alsmede voor de werknemer die volgens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als het kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van het kind als een eigen kind op zich heeft genomen.
De totale omvang van het ouderschapsverlof bedraagt 26 maal de wekelijkse arbeidsduur en het kan opgenomen worden tot aan de dag waarop het kind de leeftijd van 8 jaar bereikt. Tijdens het ouderschapsverlof bestond voor de WBO geen wettelijk recht op loondoorbetaling.
50 procent (maximum)dagloon
In de WBO is geregeld dat de werknemer die ouderschapsverlof opneemt gedurende negen weken recht heeft op een uitkering van het UWV ter hoogte van 50 procent van het (maximum)dagloon. Dit recht bestaat alleen als het verlof wordt opgenomen vóór de datum waarop het kind de leeftijd van een jaar bereikt.
Aanpassing AIB en Dagloonbesluit
Dit besluit voorziet in een technische aanpassing van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. In beide besluiten moet worden geregeld wat onder uitkering of verlof wordt verstaan als de betrokkene respectievelijk een uitkering of verlof geniet op grond van de WBO.
AIB – inkomen en uitkering
Het AIB regelt wat onder inkomen wordt verstaan als iemand een uitkering ontvangt op grond van de volksverzekeringen, de sociale voorzieningen, de werknemersverzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). In die wetten is namelijk geregeld dat inkomen uit arbeid en/of overig inkomen gedeeltelijk of volledig wordt verrekend met de uitkering.
WBO niet aangemerkt als verlof
Expliciet moet worden geregeld dat het verlof op grond van de WBO niet als verlof wordt aangemerkt. Het AIB kent namelijk aparte bepalingen als iemand verlof opneemt. Deze bepalingen regelen dat bij verlof als inkomen (uit arbeid) wordt aangemerkt het inkomen (uit arbeid) dat de betrokkene heeft genoten in het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het verlof aanving.
Om te voorkomen dat bij het wettelijk betaald ouderschapsverlof tweemaal een inkomen (uit arbeid) wordt verrekend (één maal omdat de betrokkene een uitkering ontvangt en één maal omdat de betrokkene met verlof is), is geregeld dat het wettelijk betaald ouderschapsverlof niet als verlof wordt aangemerkt.
Om dubbele verrekening te voorkomen is ervoor gekozen om bij wettelijk betaald ouderschapsverlof de uitkering als inkomen (uit arbeid) aan te merken en de verlofregeling van het AIB niet toe te passen. Deze systematiek ziet op een juiste inkomstenverrekening van alle voornoemde uitkeringen met als gevolg dat, indien de werkgever niet aanvult tot 100 procent van het loon, de uitkering tijdelijk wordt opgehoogd.
Werknemer met WGA-uitkering
In een enkel geval kan het opnemen van het wettelijk betaald ouderschapsverlof aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor een werknemer met een WGA-uitkering.
Aansluitend aan de loongerelateerde WGA-uitkering kan de werknemer een WGA-loonaanvullingsuitkering of WGA-vervolguitkering ontvangen. Bepalend daarvoor zijn de mate van arbeidsongeschiktheid en de inkomsten die de werknemer verdient naast de WGA-uitkering. Bij de mate van arbeidsongeschiktheid is ook de resterende verdiencapaciteit (RVC) vastgesteld.
Verdient de werknemer ten minste 50 procent van de RVC, dan ontvangt hij/zij een WGA-loonaanvullingsuitkering, die gebaseerd is op een verrekening van de inkomsten met het WIA-maandloon. Heeft de werknemer geen inkomsten naast de WGA-uitkering of verdient hij/zij minder dan 50 procent van de RVC, dan ontvangt hij/zij een WGA-vervolguitkering, die gebaseerd is op een percentage van het minimumloon.
Lagere WGA-uitkering door WBO
De opname van het wettelijk betaald ouderschapsverlof kan tot de situatie leiden dat het in die periode verdiende inkomen lager wordt dan de betreffende RVC. Hierdoor zou de werknemer voor de periode van opname van wettelijk betaald ouderschapsverlof een lagere WGA-uitkering kunnen gaan ontvangen doordat de uitkeringsgerechtigde van WGA-loonaanvullingsuitkering terugvalt in de WGA-vervolguitkering.
Het aantal situaties waarin dit het geval zal zijn, is, gebaseerd op de huidige ervaring in de Wazo, naar verwachting zeer beperkt. Wegens de gevolgen voor de WGA-uitkering bij aaneensluitende opname van het gedeeltelijk betaalde ouderschapsverlof kunnen betrokkenen overwegen om het betaald ouderschapsverlof gespreid op te nemen binnen het eerste jaar na de geboorte van het kind, ter beperking of voorkoming van die gevolgen.
In de voorlichting over het wettelijk betaald ouderschapsverlof wordt aandacht besteed aan het belang van een tijdige oriëntatie op de financiële aspecten van deze verlofopname.
Toeslagenwet
Voor de Toeslagenwet wordt expliciet geregeld dat de uitkering op grond van de WBO als inkomen uit arbeid wordt aangemerkt, indien sprake is van vrijlating van het voorafgaande inkomen uit arbeid voor de Toeslagenwet. Hiermee wordt voorkomen dat een lopende vrijlatingsregeling wordt beïnvloed of onderbroken door betaald ouderschapsverlof.
Dagloonbesluit
Het Dagloonbesluit regelt hoe het dagloon van een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen moet worden vastgesteld. Daarbij wordt bij verlof de hiervoor genoemde systematiek wél toegepast. Ook dit hoeft niet expliciet te worden geregeld, omdat het Dagloonbesluit al een verlofregeling kent.
Deze verlofregeling is gelijk aan de verlofregeling in het AIB: in dat geval wordt namelijk als loon aangemerkt, het (hogere) loon in het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het verlof aanving (zie artikelen 6, 12f en 17 van het Dagloonbesluit). Hiermee wordt voorkomen dat het wettelijk betaald ouderschapsverlof tot een lager dagloon leidt als de betrokkene daarna recht krijgt op een WW-, ZW- of WIA-uitkering.
Voorbeeld WBO en WW
Amir heeft een dienstbetrekking met een loon van € 100 per dag. Op 1 mei 2023 gaat Amir met wettelijk betaald ouderschapsverlof, waarvoor een uitkering op grond van de WBO ter hoogte van € 50 per dag wordt toegekend. Amir gaat vier weken (20 dagen) met genoemd verlof en hervat daarna het werk. Vervolgens wordt hij op 1 februari 2024 werkloos. De referteperiode van het dagloon voor de WW-uitkering loopt van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024. Dit dagloon zou – zonder nadere regeling – dan (241 x € 100 + 20 x € 50) / 261) = € 96,17 bedragen.
Als Amir niet met wettelijk betaald ouderschapsverlof was gegaan en had doorgewerkt zou het WW-dagloon € 100 zijn geweest (261 x € 100 / 261). Dit dagloonverlagende effect loopt op als sprake is van een kortere referteperiode of als sprake is van meerdere periodes van wettelijk betaald ouderschapsverlof in de referteperiode van het betreffende dagloon. De regering vindt dit dagloonverlagende effect ongewenst.
Verlofregeling uit Dagloonbesluit toegepast
Daarom wordt in deze situatie de verlofregeling uit het Dagloonbesluit toegepast. Dit brengt in het voorbeeld mee dat het loon van april 2023 als loon in mei 2023 wordt aangemerkt. Er wordt dus uitgegaan van een bedrag van € 100 per dag in plaats van € 50 per dag. Het wettelijk betaald ouderschapsverlof valt nu al onder de werkingssfeer van de begripsbepaling van verlof in het Dagloonbesluit.
Werkgever doet aanvraag
De aanvraag voor de uitkering in verband met het wettelijk betaald ouderschapsverlof wordt door de werkgever namens de werknemer gedaan. De aanvraag gebeurt elektronisch en is gericht aan het UWV dat de aanvraag beoordeelt en de uitkering verstrekt. Tijdens de verlofperiode heeft de werknemer recht op een uitkering ter hoogte van 50 procent van het dagloon (dat een maximum kent). UWV betaalt de uitkering via de werkgever uit.
Loonaangifte
In het kader van dit besluit moet de werkgever in de aangiftetijdvakken waarin verlof wordt genoten, in de loonaangifte op te geven dat sprake is van geen of lager loon wegens het genieten van wettelijk betaald ouderschapsverlof. Dit kan eenvoudig door de code die aanduidt dat sprake is van inkomstenvermindering door opname verlof aan te vinken. De Belastingdienst heeft de mogelijkheid daartoe in de polisadministratie gecreëerd.
Bij een latere aanvraag voor een WW-, ZW-, Wazo-, WAO- of Wet WIA-uitkering zal UWV op basis van de polisadministratie signaleren dat in de referteperiode sprake is geweest van geen of lager loon wegens het genieten van wettelijk betaald ouderschapverlof en bij de dagloonberekening daarmee rekening houden op de in het Dagloonbesluit aangegeven wijze.
Code invullen
UWV moet enige aanpassingen doorvoeren in systemen, brieven en gegevensuitwisseling. Voor de werkgever zijn er beperkte administratieve lasten in verband met het invullen van een code in verband met het genieten van verlofuitkering in de loonaangifte.
Uitvoeringstoets Belastingdienst
Het besluit heeft een beperkte impact voor de Belastingdienst en is uitvoerbaar per 2 augustus 2022. De uitkeringen worden als loon belast en tellen mee als inkomen voor de inkomstenbelasting en de toeslagen, en worden via de reguliere processen voor de loonheffingen, de inkomstenbelasting en de toeslagen meegenomen. De communicatie verloopt via de reguliere kanalen, met extra aandacht over de gevolgen in internationale situaties.
Extra code nodig
Er is een extra code nodig voor de loonaangifte die wordt gerealiseerd via de jaaraanpassing voor 2022. Het besluit leidt tot beperkte extra complexiteit voor de werkgever. De werkgever moet een andere code opnemen voor het geboorteverlof in de loonaangifte. Als dat is verzuimd zal de werknemer via UWV een aanpassing verlangen van de werkgever. De Belastingdienst heeft extra capaciteit nodig om mogelijke signalen van UWV individueel af te handelen. De Belastingdienst verwacht een toename van capaciteit van 1,5 fte.
Administratieve lasten
De werkgever zal bij de uitbetaling van het loon in de periode dat wettelijk betaald ouderschapsverlof wordt genoten in de polisadministratie moeten aangeven dat sprake is van geen of lager loon wegens het opnemen van dit verlof. Dit kan door het ‘aanvinken’ van een daarvoor bestemde code in de polisadministratie.
Geraamd is dat per jaar 197.000 werknemers via de werkgever aanvullend geboorteverlof aanvragen. Bij een verwerkingstijd van een enkele minuut en een uurtarief van € 39 gaat het om een totaalbedrag van circa € 256.000. Hierbij is ervan uitgegaan dat vanwege de duur van het verlof in twee maanden de code moet worden aangevinkt.
‘Aanvinken’ code eenvoudige handeling
Al eerder is berekend dat de administratieve kosten van het wettelijk betaald ouderschapsverlof (aanvraag, administratieve afhandeling en archivering) leiden tot extra kosten voor werkgevers van € 3,1 mln. Het ‘aanvinken’ van een code in de polisadministratie ten teken dat sprake is van geen of lager loon in verband met het genieten van aanvullend geboorteverlof betreft een eenvoudige administratieve handeling die deze kosten slechts beperkt zal doen toenemen.
Kosten
Volgens de uitvoeringstoets van het UWV bedragen de incidentele kosten 0,55 miljoen euro in 2021 en 0,57 miljoen euro in 2022. Vanaf medio 2022 bedragen volgens de uitvoeringstoets de structurele kosten 0,08 miljoen euro en vanaf 2023 0,17 miljoen euro per jaar.
De incidentele kosten van de Belastingdienst bedragen volgens zijn uitvoeringstoets 10.000 euro, en de structurele kosten bedragen 160.000 euro per jaar.
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit vindt gelijktijdig plaats met de Wet betaald ouderschapsverlof. De inwerkingtredingsdatum is voorzien met ingang van 2 augustus 2022.
Betaald ouderschapsverlof vanaf 2 augustus 2022: hoe zit het precies?