Aangezien de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd terwijl dit op grond van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk was en ook geen sprake was van een dringende reden heeft de werkgever naast de gefixeerde schadevergoeding recht op terugbetaling van teveel opgenomen vakantie-uren en salaris over niet gewerkte dagen. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat is de situatie?
In deze zaak bestond tussen partijen een arbeidsovereenkomst die van rechtswege eindigde op 31 juli 2021. De werknemer erkent dat hij op 30 juni 2021 de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. Volgens de werknemer waren er al geruime tijd ergernissen over zijn reiskostenvergoeding. Toen de werkgever hem vervolgens mededeelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, wilde hij niet meer voor de werkgever werken, aldus de werknemer.
Niet tussentijds opzeggen
De arbeidsovereenkomst bevat geen mogelijkheid om deze tussentijds op te zeggen. De werknemer kon daarom pas opzeggen tegen 31 juli 2021. Hij zou wel eerder kunnen opzeggen wanneer sprake zou zijn van een dringende reden voor opzegging. Dat de werkgever een dringende reden voor opzegging heeft gegeven is echter niet gebleken.
Gefixeerde schadevergoeding
Het feit dat de werknemer te weinig reiskostenvergoeding heeft ontvangen – als dit al zou komen vast te staan – kan in ieder geval niet als dringende reden worden aangemerkt. Dit betekent dat de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd terwijl dit op grond van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk was en evenmin sprake was van een dringende reden. Daardoor is de werknemer de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd geworden (artikel 7:677 lid 4 BW).
De vergoeding is een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Het gaat hier dus om het loon zoals vastgesteld bij of krachtens arbeidsovereenkomst, inclusief vakantiebijslag.
Het overeengekomen loon bedraagt € 2.000 (bruto) per maand. Voor de door de werknemer bepleitte toekenning van een vergoeding ter hoogte van het nettoloon biedt artikel 7:677 BW, althans het daarin genoemde loonbegrip, geen grond. Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat in dit artikel een ander loonbegrip zou moeten worden gehanteerd dan het algemene loonbegrip van artikel 7:610 BW. Dit betekent dat de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 2.259,69 (bruto) toewijst.
Over het toe te wijzen bedrag is de werknemer wettelijke rente verschuldigd vanaf 30 juni 2021.
Negatief verlofsaldo
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werknemer erkend dat hij meer vakantiedagen heeft opgenomen dan hij had opgebouwd. Daardoor was bij het einde van de arbeidsovereenkomst sprake van een negatief saldo aan vakantiedagen. De werknemer erkent dat hierdoor sprake is van een onverschuldigde (loon)betaling van € 438,46 bruto en dat hij dit bedrag terug zal moeten betalen. Deze vordering wijst de kantonrechter dan ook toe.
Salaris terugbetalen
Verder is niet betwist dat het salaris over 28 tot en met 30 juni 2021 onverschuldigd is betaald aan de werknemer. Ook het hiermee gemoeide bedrag (€ 299,08) wordt daarom toegewezen.
De werknemer is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Oordeel rechter
De kantonrechter:
- veroordeelt de werknemer aan de werkgever te betalen de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.259,69 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag der algehele betaling;
- veroordeelt de werknemer tot (terug)betaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 737,54 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag der algehele betaling.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 3 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11013