De Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) is een subsidieregeling die voortvloeit uit het Pensioenakkoord. De MDIEU heeft als doel dat werkenden zoveel mogelijk gezond werkend hun pensioen halen, ook degenen die zwaar werk verrichten.
De MDIEU loopt van 2021 tot en met 2025 en stelt in totaal € 1 miljard beschikbaar. De Uitvoering van Beleid (UVB), een onderdeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is belast met het uitvoeren van subsidieregelingen.
Samenwerkingsverbanden van sociale partners in sectoren kunnen subsidie aanvragen voor projecten op het gebied van duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden.
Fiscale vrijstelling RVU-heffing
MDIEU-subsidie ondersteunt werkgevers bij het aanbieden van regelingen voor eerder uittreden (RVU’s) aan oudere werknemers voor wie het doorwerken tot het pensioen te zwaar is geworden. RVU’s zijn belast met een eindheffing van 52 procent, maar per 2021 geldt een fiscale vrijstelling van de RVU-heffing als de betreffende regeling voor vervroegde uittreding aan bepaalde voorwaarden voldoet. De RVU-uitkering:
- mag niet hoger zijn dan het niveau van netto-AOW (voor 2021 komt dit neer op bruto € 22.164 per jaar); en
- niet eerder ingaan dan drie jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd.
Deze vrijstelling is, net als de middelen voor de MDIEU, afgesproken in het Pensioenakkoord en geldt tot en met 2025.
Twee typen subsidieaanvragen
Binnen de MDIEU zijn twee typen subsidieaanvragen mogelijk: voor sectoranalyses en voor activiteitenplannen.
Voor beide typen subsidieaanvragen worden verschillende aanvraagtijdvakken opengesteld. De MDIEU is ontwikkeld in samenspraak met sociale partners in de Stichting van de Arbeid en ook de
voortgang wordt periodiek met hen besproken.
1 Subsidie voor sectoranalyses
Sectoren moeten hun MDIEU-subsidieaanvraag voor een activiteitenplan onderbouwen aan de hand van een sectoranalyse. Een sectoranalyse geeft inzicht in de meerjarige opgaven op het gebied van duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden waar een sector voor staat. Ook laat de sectoranalyse zien wat nodig is om te zorgen dat werkenden in de betreffende sector in de toekomst zoveel
mogelijk gezond werkend hun pensioen bereiken.
Om sectoren op weg te helpen met een sectoranalyse, konden zij in februari 2021 en in september 2021 een aanvraag indienen voor een vaste subsidie van € 20.000 voor het laten uitvoeren van een sectoranalyse. Sectoren hebben uitgebreid gebruikgemaakt van deze mogelijkheid. In totaal zijn er 104 subsidieaanvragen voor sectoranalyses ingediend; 78 aanvragen in het eerste
aanvraagtijdvak en 26 aanvragen in het tweede aanvraagtijdvak.
2 Subsidie voor activiteitenplannen
Het eerste aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen heeft van 1 juni tot en met 30 juli 2021 opengestaan. In dit aanvraagtijdvak zijn bij het ministerie van SZW veertien subsidieaanvragen ingediend en is er in totaal voor € 129 miljoen subsidie aangevraagd.
Uit de ingediende aanvragen komt naar voren dat acht sectoren een aanvraag hebben ingediend voor zowel activiteiten op het gebied van duurzame inzetbaarheid als eerder uittreden. De overige zes sectoren hebben subsidie aangevraagd voor uitsluitend duurzame inzetbaarheidsactiviteiten. In totaal is grofweg 40 procent subsidie aangevraagd voor activiteiten betreffende duurzame inzetbaarheid en grofweg 60 procent voor activiteiten betreffende eerder uittreden. In totaal was voor dit aanvraagtijdvak een subsidiebudget van € 350 miljoen beschikbaar. Het niet-benutte gedeelte in 2021 schuift door naar volgende aanvraagtijdvakken in latere jaren.
Duurzame inzetbaarheid
Voor het onderdeel duurzame inzetbaarheid worden de subsidiabele thema’s van de MDIEU-regeling alle vier goed benut in de geplande activiteiten. De meeste activiteiten passen binnen het thema “het bevorderen van gezond, veilig en vitaal werken”. De sectoren zetten veelal in op voorlichting, coaching en e-learnings voor leefstijladvies en stressreductie. Leidinggevenden krijgen workshops aangeboden om ongezonde situaties op de werkvloer te leren herkennen. Zij leren daar het gesprek met de medewerkers over aan te gaan.
De overige thema’s (het bevorderen van goed werkgeverschap en opdrachtgeverschap, het stimuleren van een leven lang ontwikkelen én de arbeidsmobiliteit van werkenden en het bevorderen van bewustwording van de eigen regie van werkenden op hun loopbaan) komen ook goed aan bod.
Bestendigen en intensiveren
Uit de tot dusver ingediende aanvragen lijkt het investeren in duurzame inzetbaarheid vooral nieuw voor kleinere bedrijven binnen de sectoren. De meeste sectoren willen het al ontwikkelde aanbod van duurzame inzetbaarheid bestendigen en intensiveren. Het bestendigen gaat om het aanbieden van bestaande activiteiten aan een nieuwe doelgroep. Intensiveren bestaat voornamelijk uit het opschalen van bestaande activiteiten, het aanbrengen van nieuwe accenten in bestaande programma’s en het vergroten van de bekendheid via communicatie en online platforms. Maar ook
het directe contact met de werknemers in hun dagelijkse werkpraktijk wordt georganiseerd door het inzetten van leermeesters (collega’s met veel kennis en ervaring), adviseurs, leidinggevenden en coaches.
Subsidie voor financiële adviesgesprekken
Nieuw is de mogelijkheid om in het kader van duurzame inzetbaarheid subsidie aan te vragen voor financiële adviesgesprekken. In deze gesprekken kunnen de effecten op inkomen en
pensioen van eerder uittreden, generatiepacten en/of seniorenregelingen aan de orde komen. De mogelijkheid om dit instrument in te zetten wordt opgepakt door de sectoren en gebeurt vaak in combinatie met een RVU-aanbod.
Subsidie voor RVU’s
De acht sectoren die in hun activiteitenplan subsidie aanvragen voor RVU’s, blijven met hun RVU-regelingen binnen de kaders van de RVU-drempelvrijstelling (maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd en ten hoogste € 22.164 per jaar in 2021).
Alle acht sectoren kiezen voor een uitkering rond de maximale hoogte van de drempelvrijstelling. Bij zeven van de acht sectoren is sprake van een collectieve regeling en bij één is ruimte voor maatwerk door bedrijven en branches binnen de sector.
Rekening gehouden met arbeidstijd
Bij de zeven collectieve regelingen wordt bij de vaststelling van de hoogte van de RVU-uitkering rekening gehouden met de arbeidstijd. Bij sectoren met weinig kleine deeltijdbanen heeft dit geen groot effect op de gemiddelde hoogte van de RVU-uitkering, maar voor sectoren waar veel werknemers kleine dienstverbanden hebben valt de gemiddelde RVU-uitkering dan lager uit. Sectoren kunnen er ook voor kiezen om het RVU-bedrag te maximeren op het laatstverdiende loon.
Max. drie jaar voor AOW-leeftijd
De meeste sectoren bieden RVU’s maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd aan. RVU’s van maximaal 1 tot 2 jaar voor de AOW-leeftijd komen ook voor. Sectoren bakenen de doelgroep voor eerder uittreden af aan de hand van het aantal jaar dat een werknemer in de sector of branche heeft gewerkt en het aantal jaar in een bepaalde functies die zij als zwaar benoemen. De criteria worden per sector net iets anders ingevuld, met bijvoorbeeld verschillen in het minimaal aantal jaar werkzaam in sector en/of functie.
De verwachting van de staatssecretaris is dat in het aankomende aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen in het eerste kwartaal van 2022 meer sectoren een subsidieaanvraag voor een activiteitenplan zullen indienen.
Onderzoek naar niet-deelname RVU
De Tweede Kamer heeft op 28 september de motie aangenomen van de leden Gijs van Dijk en Maatoug over het toegankelijker maken van de regeling om eerder te stoppen met werken. De motie verzoekt de regering te onderzoeken of RVU’s minder toegankelijk zijn voor sommige werknemers vanwege financiële knelpunten, bijvoorbeeld vanwege een laag inkomen of klein pensioen.
De fiscale vrijstelling voor RVU’s is sinds 1 januari 2021 ingevoerd. Dit betekent dat er nog niet zoveel ervaringscijfers zijn en het te vroeg is om conclusies te trekken over het gebruik. Het al dan niet gebruik maken van een RVU-aanbod blijft een individuele keuze, die vraagt om een persoonlijke afweging. Naar aanleiding van de motie laat de staatssecretaris onderzoeken bij een aantal sectoren die RVU al toepassen, wat de beweegredenen zijn voor werknemers die wel aanspraak kunnen doen op een RVU-regeling, maar ervoor kiezen om dit niet te doen. In dit onderzoek zal Wiersma de genoemde knelpunten laten meenemen.
De staatssecretaris informeert de Tweede Kamer in het vroege voorjaar van 2022 over de uitkomsten van het onderzoek.
Onderzoek cao-afspraken RVU
Het ministerie van Sociale Zaken heeft dit jaar onderzoek gedaan naar cao-afspraken over RVU. Over de stand van zaken van cao-afspraken over RVU in het eerste kwartaal van
2021 is de Tweede Kamer in juli 2021 geïnformeerd. De staatssecretaris is van plan het cao-onderzoek begin 2022 te herhalen en informeert in het begin van de lente van 2022 over de resultaten van het onderzoek.
Kamerbrief voortgang Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden