De transitievergoeding heeft deze werknemer namelijk niet gebruikt om ander werk te vinden of voor zijn re-integratie. Verder heeft het college voldoende maatwerk verricht. Daarbij is onder meer van belang dat het college het bedrag dat de werknemer moet terugbetalen heeft verlaagd van 225,08 euro naar 48 euro per maand.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft op 19 november 2020 de ontslagvergoeding van de man op zijn (aanvullende) bijstand gekort. De man heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Het college heeft op 20 april 2021 (het bestreden besluit) het bezwaar van de man ongegrond verklaard. De man heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Wat is de situatie?
De man had een dienstverband in deeltijd van 2001 tot en met juli 2019. Sinds 24 juni 2019 ontvangt hij een WIA-uitkering. Daarnaast ontvangt de man aanvullende bijstand. Met een vaststellingsovereenkomst heeft de werkgever het dienstverband van de man per 1 augustus 2019 ontbonden en hem een wettelijke transitievergoeding betaald van € 8.103. Het college is dit uit Suwinet gebleken. Het college heeft toen op verzoek afschriften van de vaststellingsovereenkomst en de transitievergoeding ontvangen. De man heeft verklaard dat hij de transitievergoeding wil gebruiken voor een bedevaart met de familie.
Vervolgens heeft het college de hiervoor vermelde besluiten genomen.
In het bestreden besluit heeft het college de transitievergoeding aangemerkt als inkomen in de zin van artikel 32 van de Participatiewet, omdat de man de vergoeding niet heeft gebruikt om ander werk te vinden of voor zijn re-integratie.
De man betoogt dat het college de transitievergoeding ten onrechte als inkomen heeft aangemerkt.
Oordeel rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of het college de transitievergoeding terecht heeft aangemerkt als inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet.
De rechtbank overweegt dat de transitievergoeding is aan te merken als inkomen, ook in het geval van de man, die (langdurig) arbeidsongeschikt is.
Verder vindt de man dat het verrekenen van de transitievergoeding niet evenredig is met het beoogde doel, omdat hij door die transitievergoeding meer belasting heeft moeten betalen en ontvangen toeslagen heeft moeten terugbetalen. De rechtbank is dit niet met de man eens.
Vergoeding melden
Allereerst had de man de ontvangst van de transitievergoeding aan het college moeten melden. Hij heeft dit niet gedaan. Het college kon hem daardoor niet meedelen dat de transitievergoeding, voor zover niet aangewend voor re-integratie, als inkomen wordt aangemerkt en moet worden aangewend voor de kosten van het dagelijkse levensonderhoud.
Bedrag verlaagd
Verder overweegt de rechtbank dat het college niet gaat over de toeslagen die de man naast de aanvullende bijstand heeft ontvangen. Maar op de zitting is gebleken dat het college wel bereid is rekening te houden met de financiële situatie van de man . Het college heeft immers zelfstandig de hoogte van het door de man per maand terug te betalen bedrag al verlaagd van € 225,08 naar € 142,60 per maand. Volgens de man kan hij ook dit bedrag niet uit zijn inkomen betalen. Daarop heeft het college zich op de zitting bereid verklaard het per maand terug te betalen bedrag verder te verlagen naar het door de gemachtigde van de man voorgestelde bedrag van € 48 per maand, met ingang van 1 november 2021 of – zo mogelijk – al met ingang van 1 oktober 2021. De rechtbank oordeelt dat het college daarmee voldoende maatwerk heeft geleverd.
Het beroep is ongegrond.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 28 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6191