Gelet op de ketenbepaling is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter vernietigt de opzegging. De werkneemster heeft recht op loon.
Wat is de situatie?
De werkgever is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als uitzendbureau.
Partijen hebben een eerste arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 24 september 2019, voor de duur van 4 weken, eindigend op 15 oktober 2019. Daarna hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 4 december 2019, voor de duur van 13 weken, eindigend op 3 maart 2020.
In de arbeidsovereenkomsten staat dat deze ‘een uitzendovereenkomst, niet zijnde payrollovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW’ zijn. Verder staat in de arbeidsovereenkomsten dat de werkneemster ter beschikking wordt gesteld aan een schoonmaakbedrijf.
Op 8 februari 2021 heeft de werkneemster zich ziekgemeld en aan het schoonmaakbedrijf en de werkgever verteld dat zij zwanger is.
De werkneemster heeft vanaf 1 maart 2021 geen salaris meer ontvangen.
Bij brief van 1 april 2021 heeft de werkgever aan de werkneemster geschreven: ‘Jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd loopt op 8 april 2021 af. Hierbij delen wij jou mede dat wij jouw dienstverband niet verlengen.’
Bij e-mail van 15 april 2021 heeft de werkneemster aan de werkgever geschreven dat zij het niet eens is met de opzegging en dat ze beschikbaar is voor werk dan wel re-integratieactiviteiten, voor zover ze daartoe in staat is.
Bij brief van 18 mei 2021 heeft de gemachtigde van de werkneemster de werkgever verzocht om intrekking van de opzegging en (door)betaling van het (achterstallige) salaris.
Naar de rechter
De werkneemster verzoekt de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Verder verzoekt de werkneemster om de werkgever te veroordelen tot doorbetaling van loon, vakantiegeld en emolumenten vanaf 1 maart 2021 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.
Ook verzoekt de werkneemster om de werkgever te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Ten slotte verzoekt de werkneemster om de werkgever te veroordelen tot het overleggen van deugdelijke specificaties binnen tien dagen na betekening van de beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag voor iedere dag dat de werkgever in gebreke blijft.
Wat zegt de werkneemster?
Aan de verzoeken legt de werkneemster ten grondslag dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging.
Volgens de werkneemster is sprake van een payrollovereenkomst, omdat de werkgever niet heeft voldaan aan de allocatiefunctie en er sprake is van exclusiviteit. Er is niet voldaan aan de allocatiefunctie omdat de werkgever geen rol heeft gespeeld in het werving- en selectieproces en omdat geen sprake is van tijdelijke vraag naar arbeid.
Exclusiviteit
Verder is sprake van exclusiviteit omdat de werkneemster ruim 1,5 jaar exclusief voor het schoonmaakbedrijf heeft gewerkt en uitsluitend het schoonmaakbedrijf in de arbeidsovereenkomst als opdrachtgever staat genoemd. De werkgever vervulde slechts een administratieve rol in deze arbeidsrelatie. Het schoonmaakbedrijf heeft de werkgever opdracht gegeven om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
Ketenregeling van toepassing
Aangezien sprake is van een payrollovereenkomst en geen uitzendovereenkomst is de ketenregeling van 7:668a BW van toepassing.
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst beëindigd tijdens de achtste tijdelijke (stilzwijgend verlengde) arbeidsovereenkomst. Omdat sprake was van meer dan drie elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De opzegging door de werkgever is daarom vernietigbaar. De opzegging was bovendien in strijd met de opzegverboden ziekte en zwangerschap.
Wat oordeelt de rechter?
Het gaat in deze zaak om de vraag of de opzegging van de werkgever moet worden vernietigd en of de werkgever moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon.
De werkgever is opgeroepen, maar niet verschenen. De kantonrechter doet uitspraak.
Volgens de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig.
De kantonrechter volgt de stelling van de werkneemster dat sprake is van een payrollovereenkomst. De werkneemster heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is van exclusiviteit en dat niet voldaan is aan het vereiste van de allocatiefunctie. De ketenregeling is daarom van toepassing.
Vast contract
De werkneemster heeft verder voldoende gesteld en onderbouwd dat partijen meer dan drie (stilzwijgend verlengde) arbeidsovereenkomsten hebben gesloten. Tussen partijen was dan ook sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst kon dan ook slechts met toestemming van het UWV worden opgezegd.
Opzegging niet rechtsgeldig
Dit betekent dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet eenzijdig kon opzeggen. Die opzegging is dus niet rechtsgeldig. Omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, wijst de kantonrechter het verzoek van de werkneemster om vernietiging van die opzegging toe.
Recht op loon
Nu de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft de werkneemster recht op loon. De vordering van de werkneemster tot loonbetaling wijst de kantonrechter ook toe. Ook de gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden toegewezen, omdat de werkgever te laat heeft betaald. Verder wordt ook het verzoek om de werkgever te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten toegewezen.
Het verzoek om de werkgever te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van deze beschikking (een) deugdelijke specificatie(s) te verstrekken wordt daarnaast toegewezen, met dien verstande dat daaraan een dwangsom verbonden wordt van € 100 per dag dat de werkgever in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000.
De proceskosten komen voor rekening van de werkgever, omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van de werkneemster worden vastgesteld op € 720.
De werkgever wordt ook veroordeeld tot betaling van de nakosten, voor zover de werkneemster die kosten daadwerkelijk maakt.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 9 augustus 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6840