Bij de behandeling van het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen heeft de Tweede Kamer een motie van de leden Gijs van Dijk en Smeulders aangenomen, waarin de regering verzocht wordt een inventarisatie uit te voeren naar cao-afspraken over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU’s), en voor zover mogelijk de eerste signalen van het gebruik. Met een Kamerbrief geeft minister Koolmees uitvoering aan deze motie.
Naar aanleiding van deze motie heeft de minister onderzoek gedaan naar cao-afspraken over RVU-regelingen. In aanvulling daarop heeft UWV een analyse uitgevoerd op basis van de beschikbare
gegevens in de Polisadministratie om na te gaan wat het huidige gebruik van de RVU-regelingen is.
Op basis van het onderzoek naar de afspraken in de cao’s is duidelijk dat voor een aanzienlijk deel van de werknemers cao-afspraken zijn gemaakt over RVU-regelingen. De analyse van het UWV laat verder zien dat 1.447 werknemers in de eerste 4 maanden van 2021 een RVU-regeling hebben gekregen. Het is nu nog onzeker hoe deze aantallen zich zullen ontwikkelen, en wat het uiteindelijke gebruik van RVU-regelingen zal zijn.
Tijdelijke fiscale versoepeling
In het pensioenakkoord is een tijdelijke fiscale versoepeling afgesproken van 2021 t/m 2025 voor RVU’s. Werkgevers mogen werknemers 36 maanden (3 jaar) voor de AOW-leeftijd een bedrag tot € 22.164 per jaar (bedrag 2021) meegeven, zonder dat zij daarover 52 procent pseudo-eindheffing (RVU-heffing) moeten betalen. Dit is vastgelegd in de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen, waarbij het onderdeel RVU per 1 januari 2021 in werking is getreden.
De maatregel beoogt werknemers die overvallen zijn door de verhoogde AOW-leeftijd, en niet kunnen doorwerken tot de verhoogde AOW-leeftijd – bijvoorbeeld omdat ze zwaar werk doen en er in het verleden onvoldoende is geïnvesteerd in hun duurzame inzetbaarheid – de mogelijkheid te bieden eerder te stoppen met werken.
Sociale partners kunnen afspraken maken over welke werknemers in hun sector in aanmerking komen voor een RVU. Ook op individueel niveau kunnen werkgevers en werknemers hier afspraken over maken.
Uitkomsten cao-onderzoek
Het onderzoek naar de cao-afspraken laat zien dat per eind maart 2021 voor 27 procent van alle werknemers die onder een cao vallen, een afspraak is gemaakt over RVU (ongeveer 1,5 miljoen werknemers).
Voor 28 procent van deze werknemers geldt dat er al een uitgewerkte regeling is. Voor 40 procent geldt dat is afgesproken dat er een regeling komt en dat de regeling op dit moment nader wordt uitgewerkt; voor 16 procent geldt dat de cao-partijen nog in de onderzoeksfase zitten.
Tabel 1. Cao-afspraken over RVU
Afspraak over RVU | Percentage werknemers |
geen afspraak | 73% |
afspraak, waarvan | 27% |
– regeling | 28% |
– voornemen | 40% |
– onderzoek | 16% |
– anders, namelijk | 14% |
– geen afspraak | <1% |
– geen gegevens | 1% |
Eind juni 2021 is nog een aanvullende inventarisatie gemaakt van recente cao-afspraken over RVU. Daaruit volgt dat per eind juni 2021 voor 35 procent van de werknemers een afspraak is gemaakt.
Doelgroepen
Het onderzoek laat onder meer zien dat de betreffende cao-partijen afspraken maken over de beoogde doelgroepen. Voor 60 procent van de werknemers met een RVU-afspraak is de doelgroep omschreven. De overige cao-partijen (30 procent van de werknemers) geven aan dat nog niet bekend is hoe de doelgroep er uitziet, omdat de RVU-afspraak nog nader uitgewerkt en vormgegeven wordt.
Bij afbakening wordt vaak gekozen voor – al dan niet een combinatie – van bepaalde functies en een bepaald aantal dienstjaren waarin de functie is uitgeoefend.
Voorbeeld
De afspraak over RVU in de Timmerindustrie. Werknemers komen in aanmerking voor de regeling:
- indien zij de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;
- zij werken in de bouwmontage of als productiemedewerker; en
- zij tenminste 20 jaar van de afgelopen 25 jaar werkzaam waren bij een werkgever die valt onder de werkingssfeer van de cao Timmerindustrie.
Voorwaarden overnemen
Het onderzoek laat verder zien dat sociale partners de voorwaarden voor de RVU-vrijstelling overnemen: maximaal 3 jaar voor AOW en tot een bedrag van € 22.164 per jaar.
Slechts voor 1 procent van de werknemers met een RVU-afspraak, is gekozen voor een afwijkende hoogte van de RVU-uitkering.
Ook worden vrijwel geen afspraken gemaakt voor RVU-uitkeringen langer dan 3 jaar. Kanttekening hierbij is dat nog niet bij alle onderzochte cao’s deze voorwaarden zijn uitgewerkt.
Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid
Hierbij speelt mogelijk de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) een rol, die net als de fiscale versoepeling van de RVU zijn oorsprong vindt in het pensioenakkoord van 2019 en dit jaar in werking is getreden. Via deze regeling kunnen sectoren onder meer subsidie krijgen voor het verstrekken van RVU’s.
Voor bijna twee derde van de werknemers met een afspraak over RVU (62 procent), geven de cao-partijen aan dat zij van plan zijn om gebruik te maken van deze subsidiemogelijkheid.
Voor slechts 10 procent van de werknemers met een afspraak over RVU geldt dat de cao-partijen aangeven niet van plan te zijn om gebruik te maken van de subsidieregeling. De overige cao-partijen geven aan het nog niet te weten.
Partijen die aangeven (te overwegen om) gebruik te gaan maken van de MDIEU is gevraagd in hoeverre zij bekend zijn met de aanvullende subsidievoorwaarden. Partijen geven vrijwel allemaal aan bekend te zijn met de voorwaarden. Zo komen alleen afspraken in aanmerking voor subsidie die het van RVU-heffing vrijgestelde bedrag en de termijn van drie jaar niet overschrijden, mag een regeling niet generiek zijn en moet de RVU-uitkering maandelijks worden uitbetaald.
Doelgroep en verwacht gebruik
Tot slot is de cao-partijen gevraagd in te schatten hoeveel werknemers gebruik kunnen maken (de doelgroep) en hoeveel werknemers gebruik willen maken (verwacht gebruik). Gemiddeld schatten ze dat rond de 20 procent van de werknemers die in aanmerking komt voor een RVU daar gebruik van zal maken
Uitkomsten analyse Polisadministratie
In de loonaangifte kan vanaf 1 januari 2021 worden aangegeven dat een uitbetaling een RVU betreft. UWV is op basis van de registraties in de Polisadministratie nagegaan hoeveel werknemers in 2021 met RVU zijn gegaan. Het gaat om werknemers van wie de dienstbetrekking is geëindigd, en waarvan de werkgever of uitvoerende instelling heeft aangegeven dat de uitbetalingen na de beëindiging van het dienstverband een RVU betreffen.
Uit de analyse blijkt dat soms niet goed wordt geregistreerd dat een uitbetaling een RVU is. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de RVU een startende regeling is. De verwachting is dat dit na verloop van tijd zal verbeteren. Met deze kanttekening komt het UWV tot de conclusie dat in de eerste 4 maanden van 2021 1.447 werknemers voor het eerst een RVU-betaling hebben ontvangen.
Welke sectoren?
Het UWV heeft daarnaast onderzocht bij welke werkgever een persoon voor wie een RVU wordt uitbetaald voor het laatst heeft gewerkt. Daarbij is ook gekeken naar de cao-code van die werkgever. Dit geeft een beeld van de sectoren waar in 2021 tot nu toe het vaakst werknemers met RVU zijn gegaan.
Hieruit blijkt dat vooral in de sectoren Bouw en Politie aanzienlijke aantallen werknemers met RVU zijn gegaan. Voor de sector Bouw gaat het om ruim 600 werknemers en voor de sector politie gaat het om ruim 400 werknemers. Dat is niet onverwacht omdat deze sectoren al vanaf 1 januari van dit jaar een cao-afspraak over RVU kennen. De regelingen van veel andere sectoren zijn recenter in werking getreden of moeten nog in werking treden. Deze afspraken zullen later in de cijfers naar boven komen.
Kamerbrief onderzoek naar cao-afspraken RVU
Cao-afspraken over regelingen voor vervroegd uittreden (RVU)