Het streven van het kabinet, sociale partners en pensioenuitvoerders is en blijft om per 1 januari 2026 of waar mogelijk zelfs eerder de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel te kunnen maken.
Dat laat minister Koolmees van Sociale Zaken weten. Hij gaat in een Kamerbrief in op de stand van zaken ten aanzien van de hervorming van het pensioenstelsel dat is vastgelegd in het pensioenakkoord.
Wetsvoorstel toekomst pensioenen
Sinds het najaar van 2020 worden de afspraken over het tweedepijlerpensioen uit het pensioenakkoord uitgewerkt in het conceptwetsvoorstel toekomst pensioenen. Het conceptwetsvoorstel is omvangrijk en bevat fundamentele wijzigingsvoorstellen voor het pensioenstelsel.
Duurzaam houdbaar pensioenstelsel
De afspraken die zijn uitgewerkt zorgen voor een duurzaam houdbaar pensioenstelsel dat eerder perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen (het pensioen beweegt directer mee met de ontwikkeling van de economie), pensioen transparanter en persoonlijker maakt en beter aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt.
Een jaar later
De Tweede Kamer heeft aangegeven het wetsvoorstel met alle noodzakelijke zorgvuldigheid te willen behandelen, en daar is de minister het mee eens. Het gaat om grote belangen en complexe materie. Daarvoor is een adequate termijn nodig. De minister acht inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel uiterlijk per 1 januari 2023 realistisch.
In overleg met beide Kamers tijdens het parlementaire proces en met betrokken partijen zal Koolmees in het wetstraject bezien of de wet waar mogelijk en uitvoerbaar op onderdelen eerder dan 1 januari 2023 in werking kan treden. De voorziene inwerkingtreding uiterlijk per 1 januari 2023 is later dan aanvankelijk met 1 januari 2022 verwacht.
Grote stelselverandering
Het past echter bij een gedegen proces van een van de meest grote stelselveranderingen van de afgelopen decennia. Tegelijkertijd acht de bewindsman het van belang dat zo snel mogelijk aan alle betrokkenen duidelijkheid wordt gegeven over de inhoud van de nieuwe wet, zodat zij aan de slag kunnen met de transitie en implementatie. Partijen geven ook aan hier behoefte aan te hebben.
Tijdig inzicht
Voor betrokken partijen – sociale partners, jongeren- en ouderenorganisaties, pensioenfondsen, verzekeraars, uitvoeringorganisaties, toezichthouders – is het van belang om tijdig inzicht te krijgen in de beoogde uiterlijke inwerkingtreding van de wet.
Door hierover duidelijkheid te scheppen kunnen decentrale partijen hun voorbereidende handelingen hierop inrichten c.q. herijken, zodat zij de stelselherziening ordelijk kunnen vormgeven. In overleg met genoemde partijen heeft de minister gekozen om de voorziene uiterlijke inwerkingtreding weliswaar op te schuiven, maar die vertraging zoveel mogelijk te beperken.
De komende periode is de inzet van alle betrokken partijen erop gericht om de wetswijzigingen uiterlijk per 1 januari 2023 in werking te laten treden en hierna de implementatie soepel te laten verlopen.
Einddatum 1 januari 2027
In samenspraak met sociale partners en pensioenuitvoerders heeft de minister bekeken of met de voorziene inwerkingtreding uiterlijk per 1 januari 2023 ook de einddatum van 1 januari 2026 te handhaven is. Het streven van genoemde partijen is en blijft om per 1 januari 2026 of waar mogelijk zelfs eerder de overstap te kunnen maken naar het nieuwe pensioenstelsel, zodat een robuuster, toekomstbestendig stelsel binnen afzienbare tijd bereikt kan worden.
Het uitgangspunt blijft echter een zorgvuldige transitie voor iedereen, de uitvoering is een belangrijk aandachtspunt. Betrokken partijen geven aan dat niet uitgesloten is dat in sommige situaties een transitieperiode van drie jaar niet volstaat. Om deze reden acht Koolmees het verstandig om een maximale eindtermijn op 1 januari 2027 te stellen om ook voor deze situaties een zorgvuldige transitie te kunnen accommoderen.
Partijen kunnen ervoor kiezen om binnen de transitieperiode op een eerder moment de overstap te maken.
Transitie-ftk
De rechtstreekse koppeling tussen het transitie-ftk (financiële toetsingskader) en het nieuwe pensioenstelsel brengt met zich mee dat ook de periode voor het transitie-ftk verschuift naar uiterlijk 1 januari 2023 tot uiterlijk 1 januari 2027. Er kan immers tot inwerkingtreding van de nieuwe regels nog niet met de blik van het nieuwe pensioenstelsel naar de huidige situatie gekeken worden.
In overleg met betrokken partijen wordt bezien of het mogelijk is of het transitie-kader eerder in werking kan treden dan 1 januari 2023, mits het parlementaire proces dan is afgerond. In dat geval kan er bijvoorbeeld al eerder gebruik worden gemaakt van de voorgenomen verlaagde indexatiegrens.
Geen onnodige kortingen
Voor het jaar 2022 zal blijven gelden dat in aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel onnodige kortingen worden voorkomen. De minister is van plan om onder dezelfde voorwaarden als de voorgaande twee jaren in 2022 voor pensioenfondsen het aantal meetmomenten waarna aan het minimaal vereiste vermogen moet worden voldaan te verruimen, evenals de hersteltermijnen van het vereist eigen vermogen. Daarbij zal dus ook in 2022 een minimale dekkingsgraad van 90 procent worden gehanteerd.
Geen korting pensioenen bij dekkingsgraad 90 procent of hoger