De rechtbank oordeelt dat de overgelegde rittenregistratie te veel onnauwkeurigheden bevat om te kunnen zeggen dat de werknemer overtuigend heeft aangetoond dat hij de ter beschikking gestelde auto’s voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. Omdat hij van een belastingvoordeel gebruik wilde maken, lag het op zijn weg om zich te verdiepen in de voorwaarden.
Auto van de zaak
De werknemer heeft in de periode van 30 juni 2017 tot en met 29 december 2017 een auto ter beschikking gesteld gekregen van zijn werkgever. Vanaf 22 januari 2018 tot en met 31 augustus 2018 heeft de werknemer een andere auto ter beschikking gesteld gekregen van zijn werkgever. Over de waarde van deze auto’s is door de werkgevers van de werknemer geen loonheffing ingehouden.
Verklaring geen privégebruik auto
De werknemer heeft op 22 december 2017 bij de Belastingdienst een verzoek ingediend voor een Verklaring geen privégebruik auto. Deze verklaring is hem met dagtekening 27 december 2017 toegestuurd. In de begeleidende brief bij deze verklaring staat – voor zover hier van belang – vermeld:
“U moet altijd overtuigend kunnen bewijzen dat u met de auto(‘s) van uw werkgever niet meer dan 500 privékilometers op jaarbasis rijdt. Dat kan bijvoorbeeld met een sluitende rittenregistratie. Kijk hiervoor in de meegestuurde folder Verklaring geen privégebruik auto: wat u moet weten.”
Bij brief van 6 november 2018 heeft de inspecteur ter controle op de afgegeven Verklaring geen privégebruik auto de werknemer verzocht over de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 september 2018 een vragenformulier Loonheffingen Geen privégebruik auto in te vullen en, indien de werknemer daarover beschikt, een rittenregistratie te overleggen.
Rittenregistratie
De werknemer heeft een rittenregistratie en een ingevuld vragenformulier opgestuurd naar de inspecteur (ingekomen 27 november 2018).
Bij brief van 4 december 2018 heeft de inspecteur de werknemer verzocht om de rittenregistratie over de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 juli 2018 alsmede een vragenformulier Loonheffingen Geen privégebruik auto in te vullen over deze periode.
De werknemer heeft de rittenregistratie opgestuurd en het vragenformulier geretourneerd (ingekomen 13 februari 2019). Op het vragenformulier heeft de werknemer bij vraag 5a ‘Heeft u een rittenregistratie’ het antwoord aangekruist ‘Ja, ik heb een volledige rittenregistratie’. Bij vraag 5c ‘Hebt u de rittenregistratie dagelijks bijgehouden’ heeft de werknemer ‘Ja’ aangekruist.
Bij brief van 21 maart 2019 heeft de inspecteur van de Belastingdienst de werknemer verzocht om zijn rittenregistratie aan te passen aan de wettelijke eisen. De werknemer heeft op dit verzoek gereageerd (ingekomen 4 april 2019) en heeft een aangepaste rittenregistratie opgestuurd. De werknemer schrijft in zijn reactie – voor zover hier van belang – het volgende:
“Ik heb zakelijke auto’s nooit privé gebruikt en heb daarnaast altijd eigen vervoer gehad. Sinds mei 2017 hebben mijn vriendin en ik een Mini Cooper en tot november 2017 heb ik motor gereden.”
Meer informatie over ritten
Bij brief van 14 mei 2019 heeft de inspecteur de werknemer verzocht om meer informatie ten aanzien van de rittenregistratie. De inspecteur heeft (onder meer) gevraagd om aan te tonen dat de werknemer op het adres heeft gewoond en in welke periode, om het zakelijk karakter van 27 ritten te verklaren, om de betreffende adressen aan te leveren en om zijn zakelijke agenda op te sturen. De werknemer heeft op dit verzoek gereageerd. In zijn reactie geeft de werknemer het volgende aan:
“Bij terugkomst ben ik ingetrokken op de [adres] te [woonplaats] en heb ik daar gewoond tot 1 maart 2017. In deze gehele periode stond ik ingeschreven op het adres van mijn ouders in [plaats] . (…) Ik zal de voetbalafspraken in 1 keer verklaren; [werkgever] was shirtsponsor van [voetbalclub 1] en van [voetbalclub 2] . Als Algemeen Directeur van de sponsor heb ik frequent beide bedrijven bezocht in het kader van dit sponsorship en de relatie. (…) Ik ben sinds 1 januari 2018 niet meer werkzaam bij [werkgever] en dat is bovendien failliet gegaan in Oktober 2018. (…) Het is niet gebruikelijk dat je een kopie van je agenda meeneemt. Bovendien valt dit vaak onder geheimhoudingsbedingen uit de arbeidsovereenkomst.”
Naheffingsaanslag
Bij brief van 27 juni 2019 heeft de inspecteur aangekondigd aan de werknemer een naheffingsaanslag LB/PVV te zullen gaan opleggen over de periode van 30 juni 2017 tot en met 31 augustus 2018. Ook heeft de inspecteur aangekondigd een verzuimboete te gaan opleggen. In zijn brief schrijft de inspecteur – voor zover van belang – het volgende:
“U hebt mij een rittenregistratie toegestuurd. Uw rittenregistratie en de eventuele aanvullende informatie hebben mij er niet van overtuigd dat u niet meer dan 500 kilometer privé hebt gereden. De door u bijgehouden rittenregistratie is inhoudelijk onjuist. Gezien de afstanden die u in uw rittenregistratie noteert is het aannemelijk dat u voor één of meer veel voorkomende ritten standaardkilometers hanteert in plaats van de werkelijk gereden kilometers. (…) Doordat u niet de juiste gegevens hebt genoteerd kan ik uw rittenregistratie, zoals ik deze van u ontvangen heb, niet als bewijs accepteren. U heeft ook geen tankbescheiden, agenda en dergelijke verstrekt waaruit het zakelijk karakter zou kunnen blijken.”
Bij brief van 17 juli 2019 heeft de de inspecteur aan de werknemer aangekondigde naheffingsaanslagen opgelegd evenals de aangekondigde verzuimboetes.
De werknemer heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes.
De inspecteur heeft bij brief van 22 november 2019 uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren van de werknemer ongegrond verklaard.
Geschil en beoordeling
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd en of de verzuimboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Wat zegt de werknemer?
Volgens de werknemer zijn de naheffingsaanslagen onterecht. De werknemer voert daartoe aan dat hij niet of in ieder geval minder dan 500 kilometer privé heeft gereden met de auto. De werknemer voert verder aan dat hij in privé de beschikking heeft over een andere auto en een motor.
De werknemer erkent dat hij de overgelegde rittenadministratie achteraf heeft gereconstrueerd en dat deze niet sluitend is, maar hij meent dat hij de onvolkomenheden voldoende heeft toegelicht en dat hij daarmee aan zijn bewijslast heeft voldaan. De werknemer heeft ter zitting gesteld dat een rittenregistratie niet altijd noodzakelijk is om aan de bewijslast te voldoen.
Wat zegt de inspecteur?
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes terecht en niet te hoog zijn vastgesteld. Hij voert daartoe aan dat de werknemer niet heeft voldaan aan zijn bewijslast dat er minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gereden. de inspecteur betoogt dat de rittenregistratie dermate veel onvolkomenheden en tekortkomingen bevat dat deze niet als het van de werknemer verlangde bewijs kwalificeert.
Ook de door de werknemer gegeven toelichtingen voor de onvolkomenheden en tekortkomingen zijn volgens de inspecteur ontoereikend. Zo heeft de werknemer het zakelijk karakter van de ritten op de feestdagen niet aangetoond, heeft hij niet per rit de werkelijke begin- en eindstand van de kilometerteller genoteerd en komen de kilometerstanden uit de rittenopgave niet overeen met de kilometertellerstanden van de garages.
Vermoeden
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto’s aan de werknemer ter beschikking zijn gesteld. Daarom geldt het vermoeden dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking stond. Dit vermoeden houdt stand tenzij uit een rittenregistratie of anderszins blijkt – dat wil zeggen: overtuigend wordt aangetoond – dat de auto’s op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden worden gebruikt.
Sluitende registratie
De rechtbank overweegt dat de werknemer vrij is in de keuze voor zijn bewijsmiddelen om te doen blijken dat hij de ter beschikking gestelde auto’s in de genoemde periodes voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat een rittenregistratie niet bij voorbaat moet worden verworpen indien deze niet aan alle vereisten voldoet, maar dat een registratie in combinatie met andere bewijsmiddelen wel ten minste zodanig sluitend moet zijn dat daaruit eenduidig kan worden afgeleid hoeveel kilometers er met de auto’s zakelijk en privé zijn gereden.
Teveel onnauwkeurigheden
De rechtbank is van oordeel dat de door de werknemer overgelegde rittenregistratie te veel onnauwkeurigheden bevat om te kunnen zeggen dat de werknemer overtuigend heeft aangetoond dat hij de hem ter beschikking gestelde auto’s in de genoemde periodes voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt.
De rechtbank neemt daarbij onder meer in aanmerking dat de werknemer ter zitting heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat hij de rittenregistratie precies moest bijhouden en dat hij naderhand – dat wil zeggen nadat de inspecteur om de rittenregistratie had verzocht – heeft geprobeerd de rittenregistratie te reconstrueren.
Zoals volgt uit onder meer de door de werknemer opgegeven kilometerstanden en de door de garages genoteerde kilometerstanden, is het de werknemer niet gelukt om een sluitend overzicht van ritten te maken.
Voor rekening en risico werknemer
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de werknemer voor veel voorkomende ritten steeds een gelijk aantal kilometers heeft opgegeven, terwijl hij zelf heeft verklaard dat de verkeerssituatie niet altijd gelijk is. Dat de werknemer, zoals hij heeft gesteld, niet wist dat hij zo nauwkeurig moest zijn en dat het vrijwel onmogelijk is om achteraf nog precies na te gaan hoeveel kilometers hij heeft gereden, komt voor de werknemers rekening en risico.
Verdiepen in voorwaarden
De werknemer wilde immers gebruik maken van een belastingvoordeel en dan had het ook op zijn weg gelegen om zich te verdiepen in de voorwaarden, zoals het moeten bijhouden van een nauwkeurige rittenadministratie. Verder is de rechtbank van oordeel dat de werknemers stelling dat met de auto niet meer dan 500 kilometer privé is gereden omdat hij in privé beschikt over een auto en een motor hem niet kan baten. Nog daargelaten dat de werknemer de zakelijkheid van de wel met de leaseauto’s gereden ritten, waaronder de ritten naar het voetbalstadion en de ritten op feestdagen, niet heeft aangetoond, sluit de aanwezigheid van andere vervoersmiddelen niet uit dat (ook) met de auto van de zaak meer dan 500 kilometer per jaar in privé wordt gereden.
Naheffingsaanslagen terecht
De rechtbank is van oordeel dat, nu de werknemer niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, er ten onrechte geen loonheffing is ingehouden en afgedragen op basis van het autokostenforfait, de bijtelling. Dat brengt mee dat er te weinig loonheffing is betaald. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank de beroepsgrond van de werknemer.
De werknemer stelt dat bij het berekenen van de naheffingsaanslagen onterecht niet is uitgegaan van de opgaven inkomstenbelasting, maar van de loonstroken. Met aftrekposten zoals de hypotheekrente zouden de naheffingsaanslagen volgens de werknemer op andere bedragen kunnen uitkomen.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de bijtelling privégebruik auto voor werknemers is geregeld in de Wet op de loonbelasting. Het betreft dus een loonbelasting en geen inkomstenbelasting. Dat betekent dat de bijtelling berekend moet worden over het loon en dat de overige inkomensgegevens (zoals aftrekposten in de inkomstenbelasting) daarbij niet worden betrokken.
De werknemer heeft de juistheid van de door de inspecteur aan zijn berekening ten grondslag gelegde loongegevens niet bestreden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de naheffingsaanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn dus niet tot te hoge bedragen opgelegd.
Verzuimboetes
De werknemer stelt zich op het standpunt dat de opgelegde boetes niet zodanig zijn gemotiveerd dat kan worden getoetst in hoeverre er rekening is gehouden met zijn omstandigheden.
De inspecteur betoogt dat de werknemer door zo slordig om te gaan met de rittenregistratie, niet de zorgvuldigheid heeft betracht die verwacht mag worden van iemand die een dergelijke aanzienlijke belastingreductie wenst te realiseren. De verzuimboetes zijn tijdens de beoordeling van de overgelegde informatie gematigd tot 25 procent van de verschuldigde belasting en zijn daarmee terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld.
Slordig met administratieve plichten
Van iemand die een belastingvoordeel wil, mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de daaraan gekoppelde administratieve verplichtingen en dat hij daarmee zorgvuldig omgaat. Nu de werknemer slordig is omgegaan met deze administratieve verplichtingen kan niet worden gezegd dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld. De inspecteur heeft de boetes gematigd tot 25 procent. De werknemer heeft geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat de boetes verder moeten worden gematigd. De rechtbank acht de opgelegde boetes passend en geboden.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente.
De beroepen zijn ongegrond.
Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland, 11 maart 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:867