Het partnerpensioen is een uitkering die de werknemer ontvangt als zijn/haar partner overlijdt. De partner moet dan wel deelnemer zijn van een pensioenfonds. Meestal gebeurt dit via een werkgever.
Het partnerpensioen wordt in het nieuwe pensioenstelsel vanaf 2022 verplicht op risicobasis. Nu heb je bij het vormgeven van de pensioenregeling nog een keuze uit een partnerpensioen op opbouwbasis of op risicobasis.
Opbouw versus risico
Als je een partnerpensioen op opbouwbasis hebt, bouw je naast je ouderdomspensioen, ook ieder jaar een stukje partnerpensioen op.
Als je een partnerpensioen op risicobasis hebt, bouw je geen waarde op en als jouw deelname aan de pensioenregeling eindigt, vervalt het partnerpensioen zonder waarde.
Nu diensttijdafhankelijk
Het partnerpensioen is nu diensttijdafhankelijk.
De hoogte van het partnerpensioen (zowel opbouw als risico) wordt berekend volgens de formule:
(salaris min franchise) * percentage * diensttijd.
De diensttijd is de periode geleden tussen de datum aanvang deelname en de pensioendatum.
Als je uit dienst gaat, begint bij de nieuwe uitvoerder de diensttijd dus weer opnieuw te tellen.
Dat je bij de nieuwe uitvoerder opnieuw begint is – als je een partnerpensioen op opbouwbasis hebt – in principe geen probleem. Je al opgebouwde partnerpensioen over de verstreken jaren blijft immers bestaan.
Nadeel op risicobasis
Als je een partnerpensioen op risicobasis hebt en je begint na een aantal jaren ergens ander opnieuw, mis je een aantal dienstjaren en krijg je dus een lager partnerpensioen. Dat kun je wel repareren door uitruil op de datum einde deelneming of door waardeoverdracht, maar er blijft altijd een risico dat werknemers een te laag partnerpensioen hebben. Dat is dus een nadeel van een partnerpensioen op risicobasis. Maar het feit dat het partnerpensioen op risicobasis wordt, is niet de enige verandering.
Wisseling van werkgever zorgt niet meer voor lager partnerpensioen
Straks diensttijdonafhankelijk
In de nieuwe wetgeving wordt het partnerpensioen diensttijdonafhankelijk. Het maximumpercentage wordt 50 procent (lager mag ook). Daarmee komt een belangrijk nadeel dus te vervallen. Een wisseling van werkgever zorgt niet meer voor een verlaging van het partnerpensioen.
Geen ANW-hiaat meer
Daarnaast wijzigt de berekening van de hoogte, aangezien het een percentage van het salaris wordt (en dus niet meer salaris min franchise). Je kunt hieruit concluderen dat een ander probleem ook meteen wordt opgelost. Er is geen sprake meer van een ANW-hiaat.
De franchise veronderstelt namelijk een uitkering van de overheid. Door geen rekening meer te houden met een franchise, veronderstel je geen uitkering van de overheid meer. De problematiek rondom het ANW-hiaat is hiermee dus ook opgelost.
Partnerpensioen na pensioendatum
Het enige dat dan nog als mogelijk nadeel overblijft is het partnerpensioen na pensioendatum. Maar door de gewijzigde systematiek speelt ook dat minder een rol. Iedereen krijgt een individuele pensioenpot die op de pensioendatum wordt omgezet in pensioen. Bij die omzetting heb je de keuze uit alleen ouderdomspensioen of een combinatie van ouderdomspensioen en partnerpensioen.
Al opgebouwd partnerpensioen
De al opgebouwde partnerpensioenen blijven bestaan. Hiermee wordt voorkomen dat mensen mogelijk alsnog met een tekort worden geconfronteerd. De mogelijkheid bestaat wel dat je dubbel partnerpensioen hebt. Vooral werknemers die vlak voor de pensioendatum zitten en altijd een partnerpensioen op opbouwbasis hebben gehad, krijgen soms meer dan een dubbel partnerpensioen.
Naast het opgebouwde partnerpensioen – waarbij rekening is gehouden met een franchise – krijgen deze werknemers in de nieuwe systematiek een volledig partnerpensioen op risicobasis van (tot maximaal) 50 procent van het salaris er bovenop.
Beter, eenvoudiger en duidelijker
Het partnerpensioen wordt in het nieuwe pensioenstelsel op risicobasis. Maar daarnaast verandert de hoogte ook. Het partnerpensioen wordt diensttijdonafhankelijk en de franchise komt te vervallen voor het partnerpensioen. Daarnaast blijft opgebouwd partnerpensioen bestaan. De conclusie is dat het voor veel werknemers voorlopig alleen maar beter, eenvoudiger en duidelijker wordt.
Door Jan M. van Harten MPLA CCFP