De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 12 januari met minister Koolmees van Sociale Zaken over het wetsvoorstel Bedrag ineens, Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) en verlofsparen. Aan het einde van het debat werd het wetsvoorstel zonder stemming aangenomen.
Na kritiek van de Kamer op de uitvoerbaarheid van het onderdeel Bedrag ineens van het voorstel zegde de minister namelijk toe de invoering van dat deel van de wet met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2023.
Over het wetsvoorstel
Het voorstel wijzigt een aantal wetten en bevat maatregelen waarover in het pensioenakkoord afspraken zijn gemaakt om meer maatwerk mogelijk te maken in het arbeidsvoorwaardelijk pensioen.
Mensen krijgen meer keuzevrijheid bij de aanwending van hun pensioen, door mogelijk te maken dat zij een beperkt deel van het pensioenvermogen kunnen opnemen als een bedrag ineens.
Om mensen meer keuzemogelijkheden te bieden om eerder te kunnen stoppen met werken wordt tijdelijk de mogelijkheid gefaciliteerd om in sectoren en ondernemingen uittredingsregelingen te financieren waarmee werknemers de mogelijkheid krijgen om drie jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. Dit wordt gedaan door een versoepeling van de pseudo-eindheffing op regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing).
Daarnaast is afgesproken dat er meer fiscale ruimte wordt geboden om verlof op te sparen, mede om vervroegd uittreden mogelijk te maken.
Liever aparte wetsvoorstellen
Bijna alle woordvoerders van de deelnemende fracties waren van mening dat de drie verschillende regelingen beter als aparte wetsvoorstellen hadden kunnen worden ingediend, in plaats van in een wet.
Met name het voorstel voor de uitkering van het pensioenbedrag ineens hoorde volgens de meeste fracties niet thuis in het wetsvoorstel. Minister Koolmees zei daarover dat hij achteraf bezien de drie apart had willen indienen, gezien de kritiek. Volgens de regering bestond de samenhang wel tussen de drie regelingen.
Over het Bedrag ineens zei de minister dat om mensen te beschermen de standaard is ‘geen bedrag ineens’. Er is veel overleg geweest met de pensioenuitvoerders waarbij ook over alternatieven is gesproken.
Een jaar later
Koolmees zei dat hij bereid was het wetsvoorstel een jaar later in te laten gaan (1 januari 2023 in plaats van 1 januari 2022) zodat ook uitvoerders meer tijd hebben om voorzieningen in te richten. Hij zal de extra tijd ook gebruiken om te kijken welke aanpassingen nodig zijn om uitvoerbaarheid te verbeteren. De minister let daarbij op dat het goed communiceerbaar is naar de deelnemer. Ook zal hij ook oog houden voor juridische mogelijkheden voor gelijke behandeling.
‘Aanpassing van de wetgeving ligt in de rede’, aldus Koolmees.
De vrijstelling van de RVU-heffing en verruiming van het verlofsparen treden met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2021.
Regeling bedrag ineens jaar later ingevoerd
Antwoord op vragen over RVU – terugwerkende kracht tot 1 januari
Volg ook de Online cursus Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen op 30 september met pensioenadviseur Ron Mulder