Moet de werknemer studiekosten terugbetalen? Daarover oordeelt Rechtbank Gelderland in een recente uitspraak.
Voor het oordeel of aan de werkgever een recht op verrekening toekomt, moet allereerst worden beoordeeld of het tussen partijen in de arbeidsovereenkomst opgenomen studiekostenbeding rechtsgeldig is.
Arrest Hoge Raad
Volgens de werknemer voldoet het studiekostenbeding niet aan de eisen zoals geformuleerd in het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1983. De werkgever heeft dit gemotiveerd betwist.
In het arrest heeft de Hoge Raad een aantal voorwaarden gesteld voor de rechtsgeldigheid van een terugbetalingsverplichting voor loon over de periode waarin een opleiding is gevolgd. Volgens vaste rechtspraak kunnen deze door de Hoge Raad geformuleerde criteria ook worden toegepast op bedingen die betrekking hebben op terugbetaling van de aan een opleiding verbonden kosten die door de werkgever zijn betaald. Daarvan is in deze casus sprake.
De kantonrechter stelt vast dat het opgenomen studiekostenbeding een tijdspanne bevat waarbinnen de werkgever wordt geacht baat te hebben van de door de werknemer tijdens de opleiding verworven kennis en vaardigheden, namelijk vier jaar.
Ook bepaalt het beding dat de werknemer, indien de arbeidsovereenkomst tijdens of na afloop van de opleiding wordt beëindigd, de kosten over die periode moet terugbetalen. Tot slot bevat het beding een afbouwregeling waarbij de terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid met het voortduren van de arbeidsovereenkomst na afronding van de opleiding.
Volgens de kantonrechter voldoet het beding daarmee aan de door de Hoge Raad in haar arrest van 10 juni 1983 vastgestelde criteria.
Rechtsgeldig
Dat de afbouwregeling een periode van vier jaar beslaat in plaats van drie jaar, zoals door de werknemer is aangevoerd, doet aan de rechtsgeldigheid van het beding niet af. Dit leidt tot de conclusie dat het tussen partijen gesloten studiekostenbeding rechtsgeldig is overeengekomen.
Studiekosten terugbetalen?
Vervolgens moet worden beoordeeld of de werknemer op grond van het studiekostenbeding de door de werkgever voor de werknemer gemaakte studiekosten terug moet betalen.
Op grond van het studiekostenbeding moet een werknemer zijn medewerking verlenen aan het volgen van opleidingen en cursussen, die door de werkgever noodzakelijk worden geacht voor het goed vervullen van de functie en die voor rekening van de werkgever zullen zijn.
Verder is bepaald dat indien het dienstverband binnen twee, drie of vier jaar na het volgen van de opleiding of cursus eindigt, de kosten hiervan (deels) moeten worden terugbetaald door de werknemer.
De werknemer stelt dat hij de opleidingen op verzoek van de werkgever heeft gevolgd omdat dit gewenst dan wel noodzakelijk was voor de juiste uitoefening van de onderneming.
Bovendien heeft de werknemer erkend dat hij zelf heeft verzocht om de opleiding ODB op kosten van de werkgever te volgen. Dat deze cursus door de werknemer in de avonduren is gevolgd, is voor de terugbetalingsverplichting niet van belang.
In het studiekostenbeding is ten aanzien van het moment waarop de cursus wordt gevolgd geen voorbehoud gemaakt. Ook is niet van belang of de gevolgde opleidingen alleen de werkgever hebben gediend en mogelijk niet de marktwaarde van de werknemer hebben verhoogd, zoals door hem is aangevoerd. Dit is ook niet als voorwaarde voor terugbetaling in het studiekostenbeding opgenomen.
Noodzakelijke cursussen
Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de eerste voorwaarde van het beding dat sprake moet zijn van cursussen die noodzakelijk waren voor het goed vervullen van de functie door de werknemer binnen de onderneming.
Het dienstverband is op verzoek van de werknemer geëindigd op 30 september 2018.
Uit de overgelegde eindafrekening van de werkgever volgt dat de opleidingen respectievelijk zijn afgerond op: 11 maart 2015, 29 juni 2016, 28 oktober 2016, 14 december 2016, 4 april 2016, 8 mei 2017 en 30 mei 2017.
Einde dienstverband
Hiermee is ook voldaan aan de tweede voorwaarde voor terugbetaling van de studiekosten, te weten dat het dienstverband is geëindigd binnen twee, drie of vier jaar na het afronden van de cursus.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de werknemer op grond van het studiekostenbeding gehouden is een deel van de door de werkgever betaalde studiekosten aan de werkgever terug te betalen.
Hierbij geldt dat de door de werkgever gehanteerde berekeningswijze, gelet op de data van afronding van de onderscheidenlijke cursussen, alsmede datum van beëindiging van het dienstverband, in overeenstemming is met het studiekostenbeding.
Voor de opleiding beheerder brandmelding moet de werknemer 50 procent van de opleidingskosten terugbetalen. Voor de ODB-cursus is dit 75 procent en voor de overige gevolgde cursussen 100 procent.
Studiekostensubsidie
De werknemer heeft nog aangevoerd dat aan de werkgever een studiekostensubsidie is toegekend, die volgens de werknemer in mindering moet komen op het bedrag dat terug betaald moet worden.
Uit het studiekostenbeding blijkt echter niet dat op de terugbetalingsverplichting van de werknemer eventuele aan de werkgever toegekende subsidies in mindering strekken. Er bestaat dan ook geen grond voor verrekening van de subsidie.
Dit betekent dat de vordering van de werknemer tot betaling van het restant van de eindafrekening wordt afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 2 september 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4442