De inspanningen van de werkgever moeten ‘redelijk’ zijn. Maar wat houdt dat in en wanneer is de grens bereikt? Een recente uitspraak ging hierover.
Het gaat hier om re-integratie van een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer, die door een oogaandoening geen beeldschermwerk kan verrichten.
Medio 2017 zijn cliëntendossiers bij werkgever gedigitaliseerd. De kantonrechter wijst de vordering ex artikel 7:658a BW tot werkhervatting in functie Verzorgende C in aangepaste vorm, zonder bijbehorende digitale taken, die worden overgenomen door collega’s. In redelijkheid is volgens de kantonrechter niet van de werkgever te vergen dat hij, door een dergelijke aanpassing van de arbeidsverdeling, werknemer daartoe in staat stelt.
Eigen of andere passende arbeid
Artikel 7:658a lid 1 BW bepaalt dat de werkgever, ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf bevordert. Daarbij is de werkgever verplicht zodanige maatregelen te treffen als redelijkerwijs nodig, opdat de werknemer de eigen of andere passende arbeid kan verrichten (artikel 7:658a lid 2 BW). Dit artikel bouwt voort op rechtspraak van de Hoge Raad.
Uitspraak Hoge Raad
In het kader van de vraag wat redelijkerwijs van de werkgever en collega-werknemers verlangd mag worden, oordeelde de Hoge Raad dat het oordeel van de rechtbank dat van een werkgever niet kan worden gevergd dat hij collega’s van een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer blijvend zwaarder belast, alleen dan begrijpelijk zou zijn als de rechtbank ook zou hebben vastgesteld dat de frequentie waarin collega’s te hulp hadden moeten schieten zo hoog zou zijn, dat dit niet gevergd zou kunnen worden.
Digitale handelingen
De kantonrechter stelt voorop dat hij, net als de werkgever, niet twijfelt aan de vaardigheden, inzet en kwaliteiten van de werkneemster in de uitvoering van haar zorgtaken als Verzorgende C. Onder het bedongen werk vallen echter ook digitale handelingen, zoals het elektronisch raadplegen van het cliëntdossier, zorgplan, de planning, richtlijnen en protocollen, en het elektronisch registreren van wijzigingen en bijzonderheden in met name het cliëntdossier.
Bedongen arbeid
Tussen partijen is niet in geschil dat de werkneemster dit digitaal administratief onderdeel van de functie niet kan verrichten, doordat zij om medische redenen niet in staat is van een beeldscherm te lezen en met digitale middelen om te gaan. Niet is gebleken dat er reële mogelijkheden zijn waardoor zij daartoe, met hulpmiddelen, binnen redelijke termijn wél in staat zou zijn. Daarmee moet worden vastgesteld dat de vrouw in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten.
Hulp van collega’s
Om de vrouw in staat te stellen de functie van Verzorgende C uit te voeren is vereist dat met een redelijk grote mate van frequentie een collega, op aangeven van de vrouw, in het digitale systeem gegevens invoert, die de werkneemster gedurende haar dienst op papier noteert. Naar eigen zeggen van de vrouw doen zich ongeveer 8-12 keer per week bijzonderheden voor, die na de dienst geregistreerd moeten worden in het elektronisch patiëntdossier. De werkneemster deed 40-60 cliëntbezoeken per week, verdeeld over vier diensten.
Onvolledig of onjuist
De werkgever voert terecht aan dat het verwerken van informatie voor de werkneemster door tussenkomst van een collega het risico meebrengt van onvolledige of onjuiste informatieverschaffing en interpretatieverschillen, dat niet bestaat wanneer zij als daadwerkelijk zorgverlener direct zelf digitaal registreert en raadpleegt. Een voorziening voor administratieve ondersteuning via UWV kan dit niet ondervangen.
Privacyschending
Verder is van belang dat gegevens over cliënten in papieren vorm, waarop de vrouw is aangewezen, een groter risico meebrengen op privacyschending. Het elektronisch cliëntdossier is immers mede in het leven geroepen om te voorkomen dat gegevens op de verkeerde plek terecht komen.
Een ander relevant aspect is dat de werkneemster door haar beperking niet zelfstandig kan kennisnemen van de meest actuele protocollen en richtlijnen, die de werkgever via digitale weg actueel houdt.
In redelijkheid niet te vergen
De combinatie van deze door de werkgever naar voren gebrachte omstandigheden, in samenhang bezien, brengen naar het oordeel van de kantonrechter met zich mee dat van de werkgever in redelijkheid niet langer kan worden gevergd de vrouw als Verzorgende C te laten werken met hulp en bijstand van collega’s. Dit geldt te meer omdat aannemelijk is dat in deze functie in de toekomst in toenemende mate gebruik gemaakt zal moeten worden van digitale functies en middelen.
Van meet af aan en bij herhaling heeft de werkgever duidelijk gemaakt dat de inzet van collega’s een tijdelijke oplossing was, die geen blijvend en structureel karakter kon hebben.
De conclusie is dat de vordering van de werkneemster tot hervatting van haar de werkzaamheden als Verzorgende C zonder de bijbehorende digitale taken wordt afgewezen.
Loonvordering afgewezen
Aangezien is geoordeeld dat redelijkerwijs van de werkgever niet gevergd kan worden dat zij de werkneemster nog in staat stelt de door haar aangeboden werkzaamheden als Verzorgende C in aangepaste vorm te verrichten, heeft de vrouw ook geen recht op de door haar gevorderde betaling van 98,61 procent van het loon vanaf 28 oktober 2019. Ook deze loonvordering en bijbehorende nevenvorderingen worden afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 5 augustus 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5998